World Cycling Center

In startplaats Aigle krijgen ook jonge wielrenners uit arme landen een kans om prof te worden

Een fiets in regenboogkleuren, aan het begin van Aigle, de plek waar jonge talenten van over de hele wereld kunnen trainen. Beeld AFP
Een fiets in regenboogkleuren, aan het begin van Aigle, de plek waar jonge talenten van over de hele wereld kunnen trainen.Beeld AFP

Het World Cycling Center in de Zwitserse bergen biedt al vijftien jaar leenfietsen en financiële compensaite aan jonge renners uit minder fietsbedeelde landen.

Kick Hommes

Met groots vertoon vertrekt de Tour de France vandaag uit Aigle. Het is het ‘hart van de wielersport’, zo vindt althans de internationale wielerunie UCI, die het hoofdkantoor heeft in de Zwitserse plaats. En de UCI is er trots op. De letters op de zijkant van de wielerbaan kunnen bijna niet groter.

Al vijftien jaar is er hier, in de Zwitserse bergen, een locatie ingericht waar jonge renners uit minder fietsbedeelde landen kunnen baanwielrennen, bmx’en en wegwielrennen, op zoek naar een mogelijk profbestaan. Dit heet het ‘WCC’, ofwel het World Cycling Center’ Ze worden financieel gecompenseerd en rijden op leenfietsen.

Renners en rensters worden gescout bij satellietafdelingen in verschillende landen, zoals bijvoorbeeld Zuid-Afrika. Is een test bovenmatig goed, dan worden ze uitgenodigd in Aigle. Sinds de start van het programma zijn al zo’n 1500 stagiairs langsgekomen. In 2015 kwam de Ghanese Jeanne d’Arc Girubuntu als duizendste binnen. Zij haalde uiteindelijk de top niet.

Heimwee

Anderen wel. Chris Froome, die werd geboren in Kenia, kwam er bijvoorbeeld in 2007 terecht. Later ook Daniel Teklehaimanot en Merhawi Kudus uit Eritrea. De laatste renner die vanuit het WCC echt doorbrak in het peloton is Biniam Girmay, die onlangs Gent-Wevelgem en een etappe in de Giro won.

Girmay, die vertelde heimwee te hebben in zijn eerste jaren weg uit zijn land, zei ook dat de structuur in het WCC hem hielp om profwielrenner te worden. Hij kwam er als eerstejaars junior twee keer drie maanden (in 2018 en 2019), en ging in 2020 weg voor een kleinere ploeg, Delko-Provence. Sinds vorig jaar rijdt hij onder de vleugels van Aike Visbeek bij Intermarché-Wanty-Gobert.

Geen vijfsterrenhotel

Toch is het niet gezegd dat iedereen die naar Aigle gaat, ook succes behaalt. Niek Kimmann merkte zelf dat het niveauverschil er groot is. De Nederlandse bmx-er trainde vorig jaar enkele maanden in Zwitserland, op zoek naar een eigen prikkel voor zichzelf (hij werd daarna olympisch kampioen). Hij had vooraf wel gevraagd of hij mocht komen en of hij geen plekje voor een talent bezet hield. Vanwege de coronapandemie was er plek zat.

Kimmann zat er tussen mensen uit allerlei culturen. Soms vond hij dat hij zelf niet mocht klagen, als hij hoorde dat er jongens tussen zaten die al een maand niet naar huis konden bellen omdat in hun land een burgeroorlog gaande was. “Ik merkte wel dat al die renners heel nieuwsgierig waren en van mij wilden leren. Kwamen ze naar mij toe met vragen die voor ons heel normaal zijn, omdat wij die als kind al leren.”

Wat jonge renners wel krijgen is in ieder geval een infrastructuur, zegt hij. “Er zitten jongens of meiden bij die in eigen land alleen maar rechtdoor kunnen fietsen en aan het eind bij de grote stad moeten omkeren, omdat het het enige stukje geasfalteerde weg is bij hun in de buurt. Hier in Aigle krijgen ze training, is er een fysio, kunnen ze rondes fietsen. Het is geen vijfsterrenhotel, maar je hebt alles wat je nodig hebt om heel hard te werken.”

Streng op hiërarchie

In Aigle is men streng op hiërarchie, zegt Kimmann. Dat komt vooral tot uiting in de herberg, het slaapgebouw, een grote flat van drie verdiepingen. Zij die net beginnen, moeten op de eerste verdieping in een kamer met een stapelbed. De ‘gearriveerde’ renners mogen verdiepingen opschuiven. Kimmann, wereldkampioen toen hij aankwam, kreeg op de derde etage een kamer voor zichzelf. “Nog steeds niet echt luxe, maar wel wat meer privacy. Het is een simpel leven, maar wel een leven dat je gaat waarderen.”

De eetzaal is zo’n 5 kilometer fietsen. Echt spartaans zoals in de beginjaren is het niet meer, zegt Kimmann. “Toen werd het eten weggehaald als je even niet op tijd kwam. Dat is niet meer zo. Wel zijn er nog steeds etenstijden hoor. Ontbijt tussen 07.00 uur en 09.00. Het avondeten is altijd gezamenlijk. En na afloop is er corveedienst.”

Inmiddels is het waarschijnlijk een stuk drukker in het centrum, zegt Kimmann, die er in oktober voor het laatst was. Vanwege de oorlog zijn 32 Oekraïense renners en coaches opgevangen, evenals 23 Afghaanse rensters, die onder het bewind van de Taliban in hun eigen land niet meer mogen fietsen. UCI-voorzitter David Lappartient vond het niet meer dan logisch dat zij werden opgevangen. “Zij die gevaar lopen in eigen land, moeten een mogelijkheid krijgen om te fietsen. En ik weet zeker dat ze zich op deze plek, tussen alle andere fietsers, wel veilig voelen.”

Kimmann vindt het een mooi idee. “Dat is zeker belangrijk. Maar nu zijn ze ook daarmee bezig, niet alleen meer met ‘high performance’. Het kan namelijk nog beter. Wil je mensen opleiden voor de top, dan heb je al unieke talenten voor nodig, en helemaal als ze uit landen komen waar ze basiskennis over de koers nog niet hebben. Dat moet je jaren trainen. Je kan mensen wel de voorwaarden bieden, maar garanties zijn er nooit.”

Lees ook:
Zijn vitaminen, astmapuffers en paracetamol echt nodig om de Tour te rijden?

Interpol deelde in een dopingonderzoek naar Bahrain Victorious een foto van een bed vol medicijnen. Legale middelen, zo leek het. Maar het roept wel de vraag op wat wielrenners allemaal nemen om door de Tour te komen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden