ColumnMarijn de Vries
Ik ben anders gaan denken over dikke mensen op een racefiets
Je ziet bijna nooit dikke mensen op een racefiets. Ja tuurlijk, je hebt de oudere mannen met de knietjes naar buiten. Als je ze achterop komt zie je een smalle kont en schouders – enkel de stand van de knieën verraadt dat er een buikje naar beneden hangt. Maar écht dikke mensen op een racefiets… Nee.
Ik ga meteen maar met de billen bloot. Jarenlang heb ik flinke afkeer gevoeld als ik er eentje zag, een wielrenner met fors overgewicht. Oef, dacht ik dan. Geen gezicht. In zo’n strak pakje, nee, doe maar niet, hè. Het zijn dingen die je niet hardop zegt, natuurlijk, zoveel fatsoen heb je wel. Maar stiekem gniffelde ik echt wel met mijn afgetrainde fietsmaten. Jemig. Kijk dat dan.
Dat je bijna nooit dikke mensen op een racefiets ziet, besprak ik dit weekend met een goede vriendin. Ze is een paar jaar geleden begonnen met fietsen. Ze was nooit sportief, dacht zelfs dat sporten niks voor haar was. Zweten, spierpijn, hijgen, afzien: nee. Maar toen ze eenmaal op een racefiets stapte, was ze verkocht.
Ze wil weer beginnen. Maar ze is zwaarder geworden. Door medicijngebruik, maar ook door gewoon lekker eten en leven. Je ziet echt bijna nooit dikke mensen op een racefiets, hè, zei ze tegen me. Ze vindt het ontmoedigend. Net als de zoektocht naar leuke fietskleding voor de forsere vrouw: die is bijna niet te vinden.
Door de jaren heen ben ik anders gaan denken over dikke mensen op een racefiets. Ik kwam ze tegen in de clinics en de reisjes die ik organiseer. Ik hoorde hun verhalen. Over hoe ze zich bekeken voelen. Over hoe ze niet automatisch welkom zijn als ze zich bij een groep willen aansluiten. Over hoe je je door alle vooroordelen heen moet worstelen, als dik mens op een fiets.
Als je wielrent, hoor je afgetraind te zijn
Het klopt. Kijk maar naar de folders en de reclames: als je wielrent, hoor je afgetraind te zijn. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor fietsen, maar voor alle sporten. In ons hoofd hebben we een plaatje. Voldoe je daar niet aan, dan is het verduiveld moeilijk je welkom te voelen als je wilt beginnen met een sport.
En dat terwijl juist wij, sporters, zouden willen dat iedereen meedoet. Omdat we weten hoe goed het voor je is. Omdat we zelf ervaren wat het doet voor je lichaam en je geest. Omdat we stuk voor stuk ervaren hebben dat het fijn is om wat kilo’s kwijt te raken door actief te zijn.
We nemen ons petje af voor de wielrenner die de Mont Ventoux in anderhalf uur beklimt, terwijl we grinniken om de fietser die er drie uur over doet. Maar hallo. Drie uur afzien is, als je erover nadenkt, vele malen knapper dan anderhalf uur lijden. Eigenlijk is ons geschamper ronduit bizar. Sporten is veel zwaarder als je dik bent. Je zeult zoveel extra mee.
Mijn goede vriendin stapt binnenkort weer op. Ondanks dat strakke pakje waar ze in moet. Ondanks de extra kilo’s die ze meetorst. Omdat ze weet dat het goed voor haar is, en omdat ze het leuk vindt. Het is een utopie dat ze bewonderende blikken krijgt. Maar wat zou het fijn zijn als het gegniffel eens wat minder wordt. Als we oprecht willen dat mensen meer gaan sporten, dan zullen we vanuit de sportwereld toch echt een heel stuk verwelkomender moeten zijn.
Journalist en voormalig profwielrenner Marijn de Vries fietst u elke maandag door het sportweekend. Lees hier eerdere columns terug.