Hoogspringen
Hoogspringer Douwe Amels moest eerst zichzelf begrijpen voor hij de Europese titel kon winnen
Verlost van verwachtingen won Douwe Amels goud op de EK indoor. ‘Als je een wedstrijd ingaat met de gedachte dat je de afgelopen zes of zeven jaar moet goedmaken, kun je niet vrij bewegen.’
Met zijn Europese titel heeft hoogspringer Douwe Amels veel mensen verrast, maar niet zichzelf. Toen hij in de nacht van zondag op maandag, na de huldiging en het feestelijk samenzijn met familie, terugkwam in zijn hotelkamer herlas hij in zijn dagboek de woorden ‘goud is mogelijk’. Die had hij een etmaal daarvoor opgeschreven. Dus nee, lacht hij door de telefoon vanuit Istanbul, ‘dan kan ik moeilijk zeggen dat ik mezelf heb verbaasd’.
Bijzonder is het wel. Historisch zelfs. Nooit eerder won een Nederlander goud op dit atletiekonderdeel. Amels is achttienvoudig nationaal kampioen, maar kwam op een EK nooit verder dan de achtste plaats. Toch wist hij dat er op dit indoorkampioenschap medaillekansen lagen. Hij was beter in vorm dan ooit. Zou het nu? Zou het dan eindelijk? Hij werd onrustig van die gedachten. Daarom had hij die voorspelling zwart-op-wit gezet. “Als ik iets opschrijf, is het uit mijn hoofd.”
Een vrije geest is van essentieel belang bij het hoogspringen, dat niet alleen fysiek veeleisend is maar juist ook mentaal. Dat Amels op 31-jarige leeftijd zijn eerste internationale hoogtepunt viert, verraadt hoe lang de aanloop is geweest naar die gouden avond in de Ataköy Arena. Als enige finalist sprong hij zondagavond over 2,31 meter, een evenaring van het 21 jaar oude Nederlands record.
Geen hoogspringcultuur
Tien jaar geleden, op de EK voor talenten onder de 23 jaar, verbeterde hij zijn persoonlijk record met zes centimeter naar 2,28 meter. Amels had het gevoel dat de wereld voor hem open lag. Hij verhuisde naar Duitsland, omdat daar meer kennis voorradig was over wat deze tak van sport nou precies technisch en fysiek vraagt. Nederland kent geen hoogspringcultuur. Amels wilde beter worden, hij had een droom.
Maar twee operaties aan zijn afzetbeen zorgden voor lange revalidaties, in plaats van deelname aan de Olympische Spelen van Rio in 2016. Om het financieel te redden werkte de afgestudeerd jurist ook een tijdje als advocaat. Vijf jaar geleden, inmiddels weer fit, besloot hij er nog één keer vol voor te gaan.
En ja, hij sprong nogmaals over 2,28 meter en kwalificeerde zich voor een WK. Maar de stap naar de 2,30 meter bleef uit. Het missen van de Spelen van Tokio in 2021 bleek achteraf een kantelpunt. Amels ging bij zichzelf te rade en realiseerde zich dat hij al die jaren bezig was geweest met het inlossen van die belofte uit 2013. Hij moest en zou die potentie waarmaken. “Als je een wedstrijd ingaat met de gedachte dat je de afgelopen zes of zeven jaar moet goedmaken, kun je niet vrij bewegen.”
Eigenlijk was hij teleurgesteld in zichzelf, vertelt hij. “Zo zit ik helemaal niet in elkaar. Ik doe aan hoogspringen, omdat ik het leuk vind.” Amels verhuisde terug naar Nederland en ging bij Marlies Larsen in Zoetermeer trainen. “Ik vroeg aan mezelf: wat als ik nu zou stoppen? Dan heb ik misschien niet alles bereikt, toch heb ik plezier gehad. Het besef dat ik vrede kon hebben met een afscheid zonder succes zorgde voor vrijheid in mijn hoofd.”
Eigen dynamiek
Dat was precies wat hij nodig had. Het mooie en het moeilijke van zijn sport liggen in elkaars verlengde, legt Amels uit. Regelmatig gebeuren er onvoorspelbare dingen, zoals ook zijn zege wordt gekwalificeerd. Bij het ontbijt zei zijn coach het treffend: de winnaar is niet degene die het hoogste springt maar degene die de hoogste latten laat liggen. Dat brengt een eigen dynamiek met zich mee. “Mijn eerste sprong over 2,15 meter was zondag een hele goeie, maar voor de uitslag maakt het niet uit of ik daar tien centimeter boven zweefde of één.”
Een wedstrijd is niet te winnen met één goede sprong, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het verspringen waar de exacte afstand wordt gemeten. “Dat vraagt om mentale stabiliteit. Je moet het keer op keer kunnen. Daarbij komt ook nog de visuele component: je ziet de lat op de hoogte liggen waar je overheen moet. Daarom is die vrijheid in je hoofd zo belangrijk.”
Om de achterwaartse vlucht door de lucht goed uit te voeren, moet het hele lichaam in perfecte harmonie zijn en strak worden aangestuurd: het is een even psychologisch spel als technisch en fysiek. De atleet moet een hoge horizontale snelheid abrupt omzetten in een verticale beweging. Dat is best onnatuurlijk en zwaar voor enkels en knieën, weet Amels uit eigen ervaring.
“Met brute kracht of brute snelheid krijg je bij het hoogspringen meestal het deksel op je neus. Er is ook een vorm van ontspanning en controle nodig. De reden dat ik het zo lang heb volgehouden, is dat ik hoogspringen als een moeilijke puzzel zie. Je moet het onderdeel begrijpen, je moet jezelf begrijpen en vervolgens die werelden bij elkaar zien te brengen. Ik heb daar tien jaar over gedaan. Dat is toch machtig?”
Lees ook:
Sporten in een land waar een ramp aan de gang is, vraagt dat om een statement?
De Nederlandse topatleten zijn voor de EK indoor afgereisd naar Istanbul. ‘We kunnen het niet alleen over medailles hebben als zich elders in dat land zo’n tragedie heeft afgespeeld.’