null Beeld

ColumnMarijn de Vries

Het is maar goed dat ik Dai Dai N’tab niet ben, van binnen zou het me opvreten

Marijn de Vries

Als ik Dai Dai N’tab was, zou ik me netjes uitspreken. Echt heel netjes. Ik zou dingen zeggen als: “Ik heb er een dubbel gevoel bij”. En: “Ik was liever in een andere rol naar de Olympische Spelen gegaan”. Ik zou de vleesgeworden diplomatie zijn. Welbespraakt. Met een uitgestreken gezicht.

Maar van binnen zou het me opvreten. Uithollen. Kapotfikken. Want mee mogen als reserve naar de winterspelen, terwijl je een van de beste sprinters ter wereld bent, is misschien nog wel erger dan helemaal niet mogen gaan. Proeven aan de Olympische sfeer (al is die nog zo coronaproof), zien hoe de andere schaatsers langzaam in hun focus en opwinding komen (al zit je niet met hen in het Olympisch dorp), voelen hoe er naar hét moment van pieken wordt toegeleefd – zonder zelf onderdeel van dat alles te mogen zijn: dat is regelrechte marteling.

Och, ik zou zo netjes blijven. Ik zou zeggen dat ik de kans heel klein acht dat ik daadwerkelijk mag invallen. Ook tegen mezelf zou ik dat blijven herhalen. Om teleurstellingen te voorkomen. De teleurstellingen zijn al zo immens geweest. Die tweede plek op de 500 meter op het OKT, die was echt om van door de grond te zakken. Zo’n miniem verschil, nog geen tiende van een seconde op de winnaar, veroorzaakt door stuntelende tegenstanders. Om je haren van uit je kop te rukken – als je haren op je kop hebt, althans.

Cruciale tienden

Toen heb ik mijn woede er even flink uitgegooid: “Natuurlijk ben ik boos op alles en iedereen. Dit is wel mijn leven, mijn loopbaan en werk waar ik al mijn ziel en zaligheid in gooi.” En dan gaat zo’n Hein Otterspeer erbij liggen, precies voor je neus. Doet-ie niet expres natuurlijk, maar jij verliest er wel cruciale tienden mee. Beseffen mensen eigenlijk wel dat dit niet zomaar een wedstrijdje was? En dat de Olympische Spelen niet gewoon maar een toernooitje zijn? Het is alles. En nog veel meer dan dat.

Je zou het hooguit kunnen zien aan mijn lippen, waar ik zo nu en dan een beetje op bijt. Maar aan mijn gewikte en gewogen woorden zou je niks horen. Ik zou sociaal wenselijk vertellen dat al die jongens er alles aan doen om geen corona op te lopen, en daarom reken ik dus nergens op. Echt niet. Maar wie hou ik nu voor de gek. Iedereen weet inmiddels dat er niks voor nodig is om besmet te raken. Al isoleer je jezelf nog zo, er hoeft maar één verkeerd contact te zijn, en hop.

Voodoopoppetjes in mijn koffer

In het diepst van mijn gedachten is dat precies waarop ik zou hopen. ’s Avonds in mijn bed, voor het slapen gaan. Overdag, op elk onbewaakt ogenblik. Tijdens het trainen. Tijdens het rusten. Schietgebedjes zou ik eraan wijden. Voodoopoppetjes in mijn koffer zelfs, misschien. Krijg toch corona, dat mag je tegen niemand zeggen. Je mag niet eens met die gedachte spelen, stiekem in je achterhoofd.

Het is maar goed dat ik Dai Dai N’tab niet ben. Want ik zou dat dus wel denken, ook al is het de meest onwenselijke wens in dit tijdsgewricht. Ik bedoel: hallo zeg. Ik train hier toch ook al die jaren al voor. Schaatsen is mijn leven, mijn loopbaan, mijn alles. En als rechtgeaard topsporter gun ik mezelf daarin toch echt het allermeest.

Journalist en voormalig profwielrenner Marijn de Vries fietst u elke maandag door het sportweekend. Lees hier eerdere columns terug.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden