ColumnPepijn Keppel
Hein Otterspeer: de oude man die nooit won
Er bestaat geen schaatstempel, maar als die er zou zijn staat die in Hamar. Aan de oever van het meer Mjøsa verrees in de vorige eeuw een omgekeerd vikingschip in een stad met slechts dertigduizend inwoners, een pronkstuk dat in elke toeristenfolder zou worden vermeld. Maar de thermostaat van die vrieskist stond vanwege de hoge energiekosten afgelopen weekend wat hoger afgesteld. Het ijs was zachter dan voorheen, zo zacht dat zaterdag de linkerschaats onder het bonkige lijf van Hein Otterspeer de toplaag met 60 kilometer per uur doorkliefde en hij weggleed naar de vierde plaats in het klassement.
De enige plek waar hij daarna nog naar kon kijken was het houten geraamte dat het dak droeg, alsof daarboven wat meer te halen viel dan beneden, of hij iets groters de schuld kon geven van zijn wankele tweede 500 meter. Hij gleed op zijn ijzers nog even door, over het rechte stuk, zoekend naar een reden waarom zijn linkerbeen twee dagen achtereen weggleed in de laatste bocht.
Verzuring in zijn oren
Otterspeer zei eens dat het de kunst is om nooit te denken aan de finish. Je moet eroverheen stappen alsof het einde niet bestaat. In het verleden was het hem weleens overkomen dat hij nadacht over de eindstreep voordat die in zicht kwam. Op die momenten liepen zijn schaatsen weg, voelde hij de verzuring in zijn oren, kon hij misslagen niet meer opvangen. Maar dat was afgelopen weekend niet het probleem, dat wist hij zeker, het was de energiecrisis die hem zijn eerste internationale titel ontnam.
Het goud gloorde zo vaak. Vorig jaar nog, toen hij zich had geplaatst voor zijn eerste Olympische Spelen, maar in Peking niet verder kwam dan een tiende plek op de kilometer. Afgelopen weekend was het hoogste podium op een EK sprint opnieuw nabij. Vrijdag, tijdens de eerste 500 meter hielden zijn vingertoppen hem nog overeind, hield de concurrentie hem nog in toom, maar na een magistrale 1000 meter leek zijn eerste internationale prijs eindelijk een kwestie van tijd. Zaterdag doorkomen, op de been blijven, meer was niet nodig – het is haast oneerbiedig om de complexiteit van die taak in zulke eenvoud te vangen.
Van binnen verkruimeld
En toen was daar dus het broze ijs van Hamar, het wankelen, zijn blik op het houten hemeldek. Het besef dat hij weer niet zou winnen kwam pas later die zaterdag, toen Merijn Scheperkamp twee handen in de lucht stak. Otterspeer zat op een bankje langs de ijsbaan, zijn blik naar de grond. Van binnen verkruimeld, van buiten gebroken. Hij wilde nooit denken aan het einde, daaraan voorbijgaan, bleef hopen op een dag dat alles zou lukken. Maar hoe lang nog?
Otterspeer is een modderkruiper, het soort dat door diepe dalen trekt, misschien nooit goed genoeg zal zijn, maar altijd blijft dromen. Inmiddels is hij 34 jaar oud en wacht hij al vijftien jaar op het moment dat alles op zijn plek valt. Sinds een paar jaar neemt hij het liefst zijn zoontje mee naar de speeltuin als het regent, vertelde hij vorig jaar in een interview, daar wordt hij rustig van, vergeet hij even zijn verlangen naar goud. Alleen vanwege die anekdote zou ik hem die vereeuwiging al gunnen.
Oud-hockeyer Pepijn Keppel schrijft wekelijks een column voor Trouw. Lees hier zijn columns terug.