De ‘gouden turngeneratie’ blikt in een documentaire terug op de misstanden uit de gymnastiekzalen van hun jeugd. Trouw-sportverslaggever Esther Scholten bekijkt haar reportages over de turnsters uit die periode: hadden we andere vragen moeten stellen?
Een extra blik op de routebeschrijving bevestigt dat het kleine, verstopte hotel inderdaad de nieuwe vedettes van de Nederlandse sport huisvest. De deuren piepen en een lobby is er niet, of de vijf gammele stoeltjes voor het raam moeten die benaming verdienen. … Met de haren nog nat van de douche schuifelen de twee grootste sterren van het team, Verona van de Leur en Renske Endel, de trap af. Het zweet van vier slopende wedstrijddagen is weggespoeld. De mooie herinneringen niet.
Zo begint op 5 november 2001 in Trouw een reportage uit Gent, waar de turnsters op de WK iets hadden gepresteerd wat lang voor onmogelijk werd gehouden: Nederland draaide in de gymnastiekzaal aan de mondiale top mee. Endel (toen 18) won op het onderdeel brug een zilveren medaille en onder aanvoering van de pas 15-jarige Van de Leur eindigde het nationale team als vijfde in het landenklassement.
Tijd voor een feestje, toch? De topsporters die de verpersoonlijking van discipline zijn, weten heus wel hoe ze los moeten gaan, zegt Endel. Een half jaar geleden is ze nog uitgeweest. Het is zaterdagavond negen uur. Vanavond gaan ze gezellig met z’n allen bowlen om het ongelooflijke te vieren. Elf uur terug, waarschuwt bondscoach Frank Louter vriendelijk doch serieus.
Psychologisch spel
Het zijn deze zinnen die ruim twintig jaar later knagen en ongemakkelijk maken. In de documentaire De gouden lichting, die de afgelopen dagen als drieluik is uitgezonden door de VPRO, vertellen diezelfde Van de Leur en Endel over hoe hun kinderjaren getekend werden door verbaal en fysiek geweld van trainers als Louter.
Aan de manier waarop hij de lichten ’s ochtends in de trainingshal aandeed, konden de meisjes aflezen hoe zwaar hun dag zou worden. Als knop voor knop werd omgezet, kon het meevallen. Dat gebeurde niet zo vaak. Gingen de lampen in één woeste beweging aan, dan verstijfden ze.
De deur van de gymzaal was altijd op slot. Overgeleverd waren ze, aan het humeur en de grillen van Louter. Van de Leur vertelt hoe hij soms zijn handen expres weghaalde, als hij zag dat een vluchtelement tijdens de brugoefening verkeerd ging. “Dan liet hij je vallen. Dat is zo’n psychologisch spel. Als je iets niet goed had gedaan, dat hij je dan op die manier een soort van pakt.”
Een spiegel voorhouden
Het zijn dit soort details die de subtiliteit van het machtsmisbruik voelbaar maken, net als de dagelijkse angst van de jonge meisjes. Ook teamgenoten van weleer Suzanne Harmes en Gabriella Wammes doen voor de camera hun verhaal. Ze waren met velen, de slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag – zoals het misbruik doorgaans eufemistisch wordt genoemd. Dat weten we sinds de zomer van 2020.
Waarom zou ik mijn oude teksten teruglezen? In eerste instantie uit persoonlijke nieuwsgierigheid. Toen schreef ik als sportverslaggever over turnen, en dat doe ik nu weer. Maar het blijkt dat gedateerde artikelen juist veelzeggend kunnen zijn, omdat ze illustreren hoe het beeld gekanteld is. Zo houdt de momentopname van toen ons nu een spiegel voor.
Eindelijk hebben Verona en Renske het gevoel serieus genomen te worden. “Nu zal men ons toch wel snappen.” Vanaf hun jongste jaren moesten ze zich verdedigen voor hun keuze voor een jeugd in de turnhal. … Ook Louter verwacht dat de prestaties van de afgelopen week ‘een hoop uitleg zullen schelen’. … Volgens hem heeft de goede sfeer in het team ‘de meiden’ boven zichzelf laten uitstijgen.
Meer instrument dan mens
In 2001 werden de turnsters verkozen tot Sportploeg van het Jaar. Nederland applaudisseerde massaal, ook voor de architecten van dat succes – de nu verguisde coaches. Waren we te naïef? Wilden we te graag in sprookjes geloven? Verblindt in sportverband de kleur oranje?
Afgelopen zomer overwoog ze nog met turnen te stoppen. Haar kleine lichaam was moe gestreden. De maanden dat Endel tijdens haar carrière geblesseerd is geweest, zijn inmiddels ‘ontelbaar’. Een klinische opsomming volgt: voet, rug, knieën, enkels en schouders protesteerden in het verleden. De tiener lacht schamper. Dat is het risico van haar vak.
Tussen de regels door was de tragiek al voelbaar, maar in de perceptie van toen leek dwaasheid de boventoon te voeren. Niet dwang. Wie naar de vier inmiddels volwassen vrouwen luistert, hoort hoe zij als meisjes dag in dag uit aan een bijna dictatoriaal regime werden onderworpen. Ze waren meer instrument dan mens. Ruimte voor eigen inbreng was er niet. ‘Ja en amen’ regeerde.
Vier keer per dag wegen
Harmes: “Ik denk dat onderdrukking het juiste woord is voor het gevoel dat ik heb gekregen in de zaal bij Frank”. Wammes: “Eén keer heeft hij me slet genoemd. Meestal bewaarde hij zulke bewoordingen voor Suzanne, als haar bh-bandje bijvoorbeeld buiten haar pakje kwam. Ik was vooral een kutwijf en dikke koe.” Harmes: “Ik had het idee dat hij vaak net zo lang doorging totdat je brak.” Ze staart vooruit, langs de camera. Stil. Het verdriet in de ogen. Sommige pijn slijt nauwelijks met de jaren.
Volgens hem heeft de goede sfeer in het team ‘de meiden’ boven zichzelf laten uitstijgen.
Had ik meer vragen moeten stellen? Andere vragen?
Endel had alleen in het Nederlands team met Louter te maken. Zij trainde bij Gerrit Beltman en woonde zelfs een periode bij hem in huis. Waarom? Omdat haar ouders geen goede invloed op haar topsportcarrière zouden hebben. “Toen ik bij Gerrit woonde, voelde ik me heel alleen. Net of mijn gevoel langzaam wegging en ik een soort zombie of robot werd.”
Vier keer per dag moest ze zich wegen en iedere ochtend haar temperatuur doorgeven. Dat zou een indicatie zijn voor wanneer ze zou gaan menstrueren - iets wat een schrikbeeld was voor de turnsters. Wat zou dat met hun gewicht doen? Uiteindelijk werd ze pas op haar 21ste voor de eerste keer ongesteld, na haar afscheid van de topsport.
Nauwelijks durven praten
In een ander artikel, een portret van Van de Leur dat op 18 juni 2001 werd gepubliceerd, sluipt het ongeluk al door de zinnen heen. De kennis van nu geeft het een extra lading.
Even vlug als vastberaden frommelt Van de Leur haar pas gewonnen medailles in de schoudertas. De opluchting doet het strakke gelaat verzachten. Natuurlijk is ze trots op haar prestaties, maar dat hoeft niet iedereen te weten. Eremetaal om de nek trekt nodeloos de aandacht. “Dan komt iedereen zo naar je toe.”
Op de vloer daagt Van de Leur uit met wulpse bewegingen. Geen sprong is haar te hoog, geen salto haar te gek. Haar blik oogt zelfverzekerd, arrogant bijna, geheel volgens de wetten van een jurysport. Naast de mat lijkt de make up-laag echter plotsklaps op het verkeerde gezicht aangebracht.
Louter verbaast zich niet meer over de metamorfose. Hij kent zijn onopvallend opvallende pupil inmiddels. “Toen ze zo’n zes jaar geleden bij onze club kwam trainen, praatte ze nauwelijks. Ik herinner me nog goed hoe de andere meiden opgewonden de kleedkamer uitkwamen en riepen: ‘Verona heeft wat gezegd’.”
In de documentaire legt Van de Leur uit hoe ze zag dat de oudere meiden niets tegen Louter zeiden, alleen maar knikten. Zo moest het dus, dacht ze. Zo deed ze het. Bij Wammes zakte het lood in de schoenen toen ze van de dokter de opdracht kreeg om het iets rustiger aan te doen. Er was een ruggenwervel verschoven. Hoe moest ze dat aan Louter vertellen? “Ik kreeg de volle laag. Hoe durfde ik dat wel niet te zeggen? Doseren werd gezien als lui en de kantjes ervan af lopen. Terwijl ik toen al momenten van uitval had, dat ik door mijn benen zakte omdat het tegen mijn zenuw aandrukte.”
‘Als ik opgeef, wie ben ik dan nog?’
Het leven van een turnster duurt slechts één olympiade. Dat zal voor Van de Leur tegelijkertijd beangstigend en geruststellend zijn, zoals eigenlijk haar hele professionele bestaan uit contrasten bestaat. Vanaf 2005 keert de rust weder.
Zo eindigde het krantenartikel op 18 juni 2001. Van de Leur in De gouden lichting: “Ik werd door iedereen alleen maar gezien als de turnster. Ook in mijn familie. Altijd moest ik aan bezoek mijn medailles laten zien, de kunstjes voordoen. Je bent de turnster en niks anders. Je hebt geen identiteit zonder het turnen.” Ze heeft momenten gehad dat ze op een perron stond en letterlijk aftelde: “Wat als ik zou springen? Dan ben ik klaar”.
Endel: “Zo hard je best doen en je zo vaak niks voelen. Ik kon niet meer. Maar ik had niet het gevoel dat ik er zomaar uit kon stappen. Ik was ook bang wat ik daarna zou voelen. Er werd gezegd: als je opgeeft, ben je zwak. Als je stopt, word je dik. Wat ben je dan nog waard? Wie ben ik dan nog?”
Turnen als gevangenis
Lang, soms tot op de dag van vandaag, leven de leden van wat de ‘gouden turngeneratie’ wordt genoemd met de gevolgen van hetgeen ze in de sporthal hebben meegemaakt. En de coaches? Die worden via het tuchtrecht vervolgd, maar het Instituut Sportrechtspraak heeft tot op heden nog niet één turntrainer een onvoorwaardelijke straf opgelegd.
Wammes ontwikkelde een eetstoornis. “En als ik eerlijk ben, speelt het nu nog.” Harmes had hechtingsproblemen en moeite met het aangaan van relaties. “Ik dacht: ik ben moeilijk, niemand gaat het met mij volhouden. Want dat was wat ik al die jaren te horen had gekregen.”
Endel worstelde met haar ware ik. “Dat ben ik niet. Iemand heeft mij zo gemaakt, maar dat ben ik niet.” Van de Leur heeft gebroken met haar familie. “Daar is het turnen een grote oorzaak van.” Zij heeft een periode op straat geleefd en belandde zelfs 72 dagen achter de tralies – het gebrek aan vrijheid en de strenge regels kwamen haar bekend voor. “Eigenlijk was het turnen ook een gevangenis.”
De driedelige VPRO-serie De gouden lichting verscheen deze week op tv, en is nu te zien op NPO Start.
Lees ook:
Achter de gesloten deuren van de turnzaal wordt het kind vergeten
Een meerderheid van de turnsters kreeg tijdens de sportcarrière te maken met grensoverschrijdend gedrag. Hoog tijd om een nieuwe visie te ontwikkelen op topsport voor jonge kinderen, vinden de onderzoekers van de misstanden in de gymsport.