InterviewBram Tankink
Bram Tankink: ‘Door de coronacrisis kijken wielrenners nu buiten hun bubbel’
In een sportloze tijd is er meer ruimte voor bezinning. Hoe moet het verder met de sport? In deel 3 van een serie waarin sporters, coaches en experts aan het woord komen: oud-renner Bram Tankink over het wielrennen.
Eigenlijk zou ex-profrenner Bram Tankink (41) afgelopen maand een goed gesprek hebben met Leo van Vliet, directeur van de Amstel Gold Race. Niet over sportieve aspecten van de Nederlandse wielerklassieker, maar over hoe de wedstrijd van ruim 260 kilometer zo duurzaam mogelijk kon worden gemaakt. “Leo had al gekeken of hij in een Tesla de koers kon rijden. Het was alleen kantje boord of ze het met de accu zouden redden.”
Maar zoals zoveel wedstrijden werd de Amstel Gold Race niet verreden. Het coronavirus legde het wielrennen net als bijna alle sporten ter wereld stil. Renners houden zich bezig door op hometrainers vanaf balkons of huiskamers elkaar uit te dagen in online competities. Pas vanaf eind augustus staan weer wedstrijden gepland. En behoorlijk wat. Alle grote wedstrijden in drie maanden.
Tot die tijd is het stil in de sport. Een coronacrisis schudt het wielrennen niet zo een, twee, drie door elkaar, zegt Tankink, hoewel een aantal ploegen en wedstrijden het moeilijk gaan krijgen. Deze tijd kan nuttig worden besteed door na te denken over of en hoe er sprake kan zijn van bezinning in de sport. Dat wordt op het gebied van duurzaamheid nog best lastig. Tankink: “Iedereen is nu eerst bezig de eigen koers te redden. Alle activiteiten daaromheen worden weggelaten. Ook bij de Amstel Gold Race. Gesprekken over duurzaamheid worden een jaar opgeschoven. Daarom is het heel belangrijk dat deze gesprekken na de crisis wel worden voortgezet.”
Tankink weet waar hij over praat. De Twent, die ooit hydrologie studeerde, stopte eind 2018 met wielrennen na achttien profjaren, evenveel als Joop Zoetemelk. Tijdens zijn carrière hield hij aandacht voor het milieu. Met smaak kan Tankink vertellen over die ene keer dat hij en Jos van Emden in de bus op weg naar een koers uitrekenden hoeveel zonnepanelen ze in de woestijn van Algerije moesten neerleggen om de wereld van energie te voorzien. De berekening bleek niet helemaal te kloppen: er waren veel minder panelen nodig dan gedacht.
Duurzame energie
Nog tijdens zijn carrière trok hij op de fiets door Nepal met een groep ondernemers. Tankink zette er een netwerk op om zonne-energieprojecten te financieren. Inmiddels is hij werkzaam op de Brightlands Chemelot Campus in Geleen, waar hij zich bezighoudt met ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie. Een brede term, maar dankzij hem biedt bijvoorbeeld fietsenwinkel Futurumshop eind van het jaar een wielershirt aan met een niet-uitwasbare coating.
Het interview vindt met tussenpozen plaats via de webcam. Tankink heeft zijn kinderen ‘aan het werk’ gezet, maar als iemand pijn heeft, moet er even een kusje op de knie. Een keer verexcuseert hij zich voor vijf minuten: een van de kleine Tankinks heeft een vieze broek.
Het wielrennen, zegt Tankink als de rust in huis weder is gekeerd, is een bubbel waarin de mensen héél erg naar binnen zijn gekeerd. Een conservatieve wereld, waar verandering stroperig verloopt. Wat goed is aan de coronacrisis is dat wielrenners nu ook wat buiten die bubbel kijken. “Dylan Groenewegen bracht mensen eten. Dat is marketingtechnisch heel goed van Jumbo, maar is toch ook heel mooi? In Italië brengen renners medicijnen rond. Mooi.”
Het enige probleem is dat al deze ‘leuke dingen’ meteen verdwijnen als de koersen weer beginnen. “Als commerciële belangen gaan spelen, gaat er nóg harder geroepen worden dat het nóg belangrijker is goed te presteren, omdat er maar weinig races zijn waar meer reclame voor sponsors te maken is. Kijk maar naar een ploegbaas als Patrick Lefevere bij Quickstep. Die zegt: als er niet wordt gepresteerd, ben ik mijn ploeg kwijt. Die gaat heel veel beroepsernst vragen.”
Voor wielrenners zelf was het zeker in het begin van de coronaperiode wel even fijn om thuis te zijn. Dat merkte Tankink zelf, die er altijd al eens van droomde thuis te zijn en niks te hoeven. “Nou, dat is gelukt, haha. Ik zit al bijna acht weken in lockdown. Voor de kinderen hebben we een paard gekocht. Ze hebben nu de tijd om paardrijden te oefenen. Het is wel een echte Arabier, Sarah van acht viel er laatst vanaf. Ze klom er wel snel weer op. (lachend) Papa ging ook door als hij was gevallen.”
Laat een wielrenner maar een wielrenner zijn
Tankink heeft nog veel contact met renners. Zij verlangen inmiddels weer volop naar de koers. “Die jongens gaan nu niet anders denken over wielersport. Als dat zo zou zijn, zijn ze volgend jaar geen wielrenner meer. Je bent renner om te koersen en dat prikkelt nu echt weer. En terecht. Laat een wielrenner maar een wielrenner zijn.”
Een dag na het interview gaat de telefoon. Tankink aan de lijn. Er was nog een punt dat hem niet losliet. “Duurzaamheid stoelt op vier pijlers: innovatie, regelgeving, gedragsverandering en disruptie. Het coronatijdperk is een periode die disruptief, ontwrichtend kan werken. De wereldeconomie is afhankelijk van olie. Zonne- en windenergie is al veel goedkoper. Maar toch wordt dat tegengehouden door het gedragspatroon waar we in vastzitten. Nu moeten we juist daarover nadenken. Het kan positieve gevolgen hebben, deze tijd.”
In het wielrennen kan alleen worden gestuurd op gedrag. “Maar dat is lastig, omdat we hier tegen een groot probleem aanlopen. Wielrenners vliegen veertig keer per jaar, rijden met grote bussen naar wedstrijden toe waar maar zes of zeven man in zitten. Daar komen vrachtwagens achteraan. Dat levert een enorme uitstoot op.”
Van bovenaf kan regelgeving wel gedragsverandering inleiden. “De Uci kan nu wel nadenken over het terugdringen van het aantal motoren in de koers. Veiliger en beter voor de uitstoot. En het is maar een heel kleine oplossing, maar waarom is er nog altijd een bevoorrading halverwege een wedstrijd? Dat is zo ouderwets en ploegen moeten er een extra auto voor inzetten die soms driehonderd kilometer moet omrijden. Dan wordt een hoop plastic in een zakje gegooid, waarvan de helft weer de berm in wordt gegooid door renners. In de Tour wordt dat wel opgeruimd, maar in veel wedstrijden verdwijnt dat de natuur in.”
Verandering gaat langzaam, zeker in een conservatieve sport. Tankink: “Je kunt niet verwachten van renners dat ze meteen van de huidige structuur af willen en eisen dat vanaf morgen elektrische volgauto’s achter hen aan rijden. Daar is de infrastructuur ook nog niet op ingericht.”
Er is een voetafdruk nodig
Toch ziet Tankink, die bijna elke zin met een kwinkslag eindigt, wel verandering, die zich ook voor de coronacrisis al manifesteerde. “Een nieuwe generatie wielrenners is al veel meer bezig met duurzaamheid dan wij. En we mopperen wel dat de Aso (de Franse organisatie van de Tour, red.) alle macht heeft, maar die was wel de eerste die dropzones voor renners inrichtte. Daar worden nu massaal verpakkingen van reepjes weggegooid. De Aso was de eerste die het over het afvalprobleem had.”
Terug naar de Amstel Gold Race. Wil je die koers verduurzamen, dan kun je twee dingen doen, zegt Tankink. “De grootste besparing krijg je als je de koers niet door laat gaan. Als je dat op tienjarige basis bekijkt, heb je een besparing van 10 procent. Maar dat wil je niet, ook niet in deze crisis. Daarom moet je het transport veranderen. Gelukkig ligt er al wel een afspraak om na de crisis in kaart te brengen wat de CO2-voetafdruk van de Amstel Gold Race is. Want elk particulier initiatief is mooi. Als je wilt verduurzamen, is het bepalen van de voetafdruk nodig. En de wil om te veranderen. Gelukkig zei Leo van Vliet tegen mij: ‘Dat duurzaamheid hè, dat vind ik wel leuk’.”
Lees ook:
Oud-voetballer Kenneth Perez: ‘Zodra het fluitje gaat, is het weer ieder voor zich’
In een sportloze tijd is er meer ruimte voor bezinning. Hoe moet het verder met de sport? In het tweede deel van de serie kwam Kenneth Perez aan het woord. Het is een illusie om te denken dat er veel gaat veranderen in het voetbal, stelt hij. “Zodra het fluitje straks gaat, dan is het weer ieder voor zich. Mensen hebben over het algemeen een kort geheugen.”