AnalyseOlympisch schaatstoernooi
Als Nederland wil blijven winnen op het ijs moeten er keuzes worden gemaakt
Het wordt Nederland moeilijker gemaakt om olympische schaatspodia geheel te bezetten. Dat sorteert effect. ‘We kunnen niet alles winnen. We moeten kiezen.’
Een geheel oranje podium op de Olympische Spelen wordt steeds lastiger, zo bleek in Peking. Dit weekend zijn er nog kansen op de massastart, maar wat het individuele olympisch toernooi al wel duidelijk maakte is dat ‘alles winnen’ er op de huidige manier niet meer in zit.
Van de twaalf tot nu toe te verdienen gouden medailles waren er vijf voor Nederland: twee voor Irene Schouten, een bijzondere voor Ireen Wüst, een voor Kjeld Nuis en een voor Thomas Krol. De teamonderdelen bleven daar (ver) bij achter.
Nederland mocht vanwege nieuwe regels van schaatsunie ISU maar negen schaatsers en negen schaatssters uitzenden naar Peking. Dat is per sekse een schaatser minder dan naar Zuid-Korea. Het leidde tot krapte in de selectie, zeker omdat bij de mannen ook nog twee schaatsers juist voor de ploegenachtervolging waren aangewezen.
De schaatssport specialiseert steeds meer
Jac Orie maakte daar vrijdag een punt van. “We willen alles maar winnen, toch? De 1500 meter, de achtervolging en ook nog even de 500 meter. Precies die gedachte zorgt ervoor dat de kansen kleiner worden. Wil je dan drie van die negen mensen aanwijzen voor de achtervolging? Wie laat je thuis? Drie medaillekandidaten ten koste van één medaille op de achtervolging?”
Het is geen gekke gedachte in een schaatssport die steeds meer specialiseert. Nederland wordt in een hoek ingedrukt: die van de individuele afstanden. De Noren doen het andersom, en dat betaalde zich uit met goud op de achtervolging.
Wie alles wil, wordt in alles net niet goed genoeg, is het idee. Slechts enkelingen konden in Peking op meerdere fronten uitkomen. Miho Takagi bewees dat een allrounder zilver kan winnen op de 500 meter, goud op de 1000 meter en zilver op de 1500 meter. Ook werd ze zesde op de 3 kilometer. Irene Schouten kan zaterdag haar derde gouden medaille halen.
Document van Nils van der Poel
Tegelijkertijd bewees Peking dat specialisatie kan leiden tot veel snellere tijden. Nils van der Poel verbaasde de schaatswereld deze Spelen; hij vertrok uit Peking met twee keer goud, onder meer na een wereldrecord op de 10 kilometer. Een dag na dat record plaatste hij een document van 62 pagina’s online, waarin onder meer zijn trainingsschema sinds 2019 stond. Patrick Roest kreeg het eerste kopietje, op Medal Plaza.
Het was een intense voorbereiding geweest, stond erin. Een jaar lang reed Van der Poel urenlang rondes op de fiets of op de schaats, om het uithoudingsvermogen maar te verbeteren. Daarna reed hij in trainingen dagenlang 10 kilometers op wedstrijdtempo.
Als het lichaam eenmaal is gewend wat te doen, doet het dat ook op de belangrijke momenten, zo was zijn mening. In Peking verpulverde Van der Poel de concurrentie op de lange afstanden, ook al was de tegenstand matig.
Zijn methodiek riep daarom de vraag op hoeveel rek er nog in het schaatsen zit. Collega-langebaners als Jorrit Bergsma zagen er niet al te veel heil in. “Ik moet vooral slimmer trainen, niet meer”, aldus Bergsma, die met zijn ploeg Zaanlander wel het meest in de buurt komt van de zeer intensieve trainingsweken van Van der Poel.
‘Dit is gewoon roofbouw op je lichaam’
Het meer trainen op wedstrijdsnelheid is een idee dat nog wel wordt overgenomen, als men goed luisterde naar de schaatsers in Peking. “Dat is toch echt het interessantst uit dat document”, zei Krol eerder deze week. “Maar Van der Poel heeft met een kanon op een mug gevuurd. Ik hoor hier in de wandelgangen dat hij echt helemaal kapot is, fysiek in ieder geval. Wat hij heeft gedaan, is niet duurzaam. Dit is gewoon roofbouw op je lichaam.”
Boven alles staat ook gevoel. Wie zich goed voelt, komt ver. Wie zich niet senang voelt, komt sowieso niet uit de verf. Dat bleek bij Antoinette de Jong en bij de vrouwen op de achtervolging.
Datzelfde gevoel zorgde er ook voor dat binnen de ploeg Reggeborgh Wüst en Nuis in Peking konden excelleren. Hoe je op het juiste moment in vorm raakt, dat kwam toch ook voor een belangrijk deel uit de schaatsers zelf, vertelden Michel Mulder en Gerard van Velde na de winst van Nuis. Mulder: “Zij weten wat ze nodig hebben. Het is aan ons om een ploeg daaromheen te bouwen.”
Maar op gevoel is niet te bouwen. Daar is beleid voor nodig. De vraag is of Nederland als schaatsland in staat is om op alles te blijven meedoen, zeker als er minder schaatsers naar de Spelen mogen. Er moet worden gekozen. Maar wat heeft prioriteit? Het is aan de schaatsbond om daar de komende jaren antwoord op te geven.