ColumnJohn Graat
Alfred Schreuder bleef als mens waardiger dan Ajax
Alfred Schreuder weet hoe warm menselijk het voetbalwereldje kan zijn. In 2006 zag hij diep geroerd een regen van knuffelbeertjes neerdalen op het gras van de Kuip. Het publiek van Feyenoord wilde hem en zijn familie zo een hart onder de riem steken. Zijn dochtertje Anouk was ernstig ziek. Zes containers met knuffels was de oogst van die dag. Nog dezelfde maand overleed Anouk op haar zesde aan een hersentumor.
We hebben wel meer meegemaakt, zei Schreuder de laatste tijd wel eens minzaam. Iedereen wist wat hij bedoelde. Anouk gaf hem nog elke dag energie, had hij eerder gezegd. Voetbal bleef voor hem de uitlaatklep van een verdriet dat nooit meer over zou gaan. Hij bracht het tot hoofdtrainer van Ajax en dacht een tijdje dat het een droombaan was.
Achter zijn rug was de ontslagbrief al getikt
Donderdagavond zag hij hoe een groot deel van de eigen fans met witte zakdoekjes zwaaide, als symbolisch teken van een wens die massaal door het stadion galmde: Schreuder rot op. Hij deed alsof hij het niet hoorde en bleef stoïcijns staren naar het spel van zijn ploeg, in de hoop dat het op voetbal ging lijken. Achter zijn rug bleek zijn ontslagbrief al getikt.
Hij had het natuurlijk al weken voelen aankomen. Maar opgeven is geen optie, had hij van een klein meisje geleerd. Ergens wist hij dat hij als trainer had gefaald. Een mens maakt net zo lang promotie tot-ie onbekwaam wordt, volgens het ‘peterprincipe’. Misschien was dat nu op hem van toepassing. Hij mocht bij Ajax met veel geld en dure spelers werken maar stapelde fout op fout: tactisch, in het managen van de zogenaamde vedetten en communicatief. In het Rotterdamse stadion waar netten hingen die zelfs knuffelbeertjes zouden tegenhouden oogstte hij zondag nog veel hoongelach toen hij zei dat Ajax ‘groeiende’ was.
In de wanhoop was hij aan alles gaan twijfelen. Twijfel mag volgens filosofen dan het begin van wijsheid zijn, de waakhond van het inzicht, maar in de voetbalwereld is er geen ruimte voor. Daar moet je doen alsof je alles zeker weet. En een groot ego hebben, zoals Steven Bergwijn. Die was heel boos omdat hij werd gewisseld tegen Volendam. Hij maakte een wegwerpgebaar naar zijn trainer, smeet met een flesje water en schopte tegen een stoel.
De spelers pleegden sportieve sabotage
Bergwijn is de verongelijkte international die in Qatar geen bal goed raakte en na een mislukt avontuur in de Premier League in de zomer voor 31 miljoen euro naar Ajax kwam. Dan ga je denken dat je heel goed bent. Zoals al zijn ploeggenoten, die zich tegen Volendam aan sportieve sabotage leken te bezondigen. Wie er ook op de bank had gezeten, van het vissersdorp moet je winnen.
Het was de clubleiding die Bergwijn wilde en het transferbeleid bepaalde. Onder leiding van Edwin van der Sar., de man onder wie een verziekte werkcultuur bij Ajax was ontstaan, zo bleek na de affaire rond Marc Overmars. Terwijl Van der Sar Schreuder liet bungelen, belde de voormalig doelman stiekem al met potentiële opvolgers, zo liet hij in een stuntelend interview op ESPN doorschemeren.
Schreuder kent de warme kant van het wereldje, maar ook de rotte. Niettemin stapte hij na zijn ontslag nog de kleedkamer binnen. Hij bedankte de spelers, ook al hadden ze hem deze avond verraden, en spoorde ze aan kampioen te worden. Schreuder was misschien de enige die deze donderdag in de naar Johan Cruijff genoemde slangenkuil als mens zijn waardigheid had weten te behouden.
John Graat is chef sport bij Trouw en schrijft wekelijks een column. Lees ze hier terug.