Onmeunig (heel erg) mooi is het in de Tuin van Twente. Truus Wijnen, de ongekroonde wandelkoningin van de streek leidt rond.
Daags voor onze komst kopt regionale krant Tubantia dat dankzij Truus Wijnen de wandelgekte er heeft toegeslagen. De ongekroonde wandelkoningin van de streek heeft onlangs haar derde gids uitgebracht met een twintigtal routes door Twente. Nou loopt daar naar verluidt al een slordige 6000 kilometer aan paden, maar het geheim van Wijnen is, naar eigen zeggen, dat ze waar mogelijk voor de niet gemarkeerde trajecten gaat.
De keuze vandaag is gevallen op haar splinternieuwe tocht door het Springendal, vanwege de niet geringe kwalificaties. De parel in de noordoostkop van Overijssel staat te boek als de Tuin van Twente en wordt zelfs de Tuin van Nederland genoemd, zegt de plaatselijke boswachter. Dat laatste kun je een contradictio in terminis noemen: het grensgebied met Duitsland zou vanwege zijn sterke glooiingen een welhaast buitenlands elan hebben. Ooit – tijdens voorlaatste ijstijd het Saalien – duwden gletsjers het land aan de kant en vormden onder meer de stuwwal van Ootmarsum, waarop het Springendal lieflijk ligt te zijn.
De rondwandeling Springendal De Bronnen vanuit buurtschap Nutter, nabij pittoresk Ootmarsum, is 9 km lang. De routes van Truus Wijnen zijn ook te vinden op wandelzoekpagina.nl. Haar gids Wandelen in Twente kost €16,95, uitgeverij Gegarandeerd Onregelmatig.
Dat je er door het reliëfrijke karakter niet wijd weg kan kijken, wordt als een troef ervaren, leerde Wijnen toen ze na het verschijnen van haar eerste Twentse wandelboekwerk lezers vroeg naar de wandelpotentie van de regio. Ook door het afgebakende, knusse coulissenlandschap wacht achter elke bocht weer een verrassing. Tel daar de nalatenschap van de textielbaronnen bij op – die er begin vorige eeuw zeer gevarieerde landgoederen lieten aanleggen – en de formule voor een wandelwalhalla is compleet.
In het weekend dat ook Noordoost-Twente carnaval aan zijn neus voorbij ziet gaan, worden de veters gestrikt op de camping van Nutter, een buurtschap waarvan het luttele aantal inwoners tijdens het hoogseizoen ongetwijfeld wordt overschaduwd door het aantal toeristen.
Vanwege het uitvallen van het volksfeest, rekenen we op extra concurrentie. En we spotten inderdaad een stel Tukkers met de gloednieuwe gids in de hand. Dat kan irritant zijn: andere wandelaars voortdurend in je kielzog. Maar, eerlijk is eerlijk, ook verdraaid handig wanneer een route nauwkeurig leeswerk vereist, waar het door afleiding, als geleuter onderweg, niet altijd van komt. Dan biedt een soort van noaberschap best uitkomst.
Achter de camping voert het alras naar een topper van het Springendal. Een houten vlonderpad leidt langs een van de drie bronvijvers, een eeuw geleden gecultiveerd door de Enschedese stoffenproducent Jannink, wiens nageslacht tot eind jaren zestig heer en meester was over het gebied. De textielbaron liet het in Engelse landschapsstijl aanleggen, voor de vijvers is gebruikgemaakt van de natuurlijke bronnen. Opborrelend mineraalrijk grondwater dat door de keileem van de stuwwal naar de oppervlakte komt.
Ook zorgden de springaders voor het ontstaan van de idyllische beekjes die het dal doorkruisen. Op de laatste oerwinterse dag van februari kabbelen die vrolijk voort. Ze hebben een constante temperatuur van circa 12 graden en stromen zo snel dat ze nimmer bevriezen. Het water is helder als glas. Geen wonder dat de kieskeurige beekprik – een zeldzame palingachtige – zich er puik voelt.
Onmeunig (heel erg) mooi is het tot dusver, om het op z’n Twents te zeggen. Maar kom vooral eens terug in het voorjaar, adviseert Wijnen. Dan bloeien in de weide naast de bronvijver verschillende soorten orchideeën, waardoor het Springendal ook wel de ‘Tuin van…’ wordt genoemd. En dan is de zeldzame goudveil te zien, die met zijn groengele bloempjes een goudachtige gloed verspreidt.
Toch heeft elk seizoen zijn charme, besluiten we beiden. Zo lijkt het introverte van de winter de in het oor springende stilte van het Springendal extra te accentueren.
Ter hoogte van de Paardenslenkte – een omvangrijk heidegebied – is er relatief veel volk op de been. Gelukkig leidt de gids ons al snel een zijpaadje in. Via gemengd bos en langs agrarisch gebied gaat het naar de zandweg richting sympathiek vakantiepark Hoeve Springendal, met als centrale plek een eeuwenoud erf.
De uitbaters geuren niet alleen met de rust van hun buurtschap Hezingen; ook de donkerte zou er voor Nederlandse begrippen ongeëvenaard zijn. “Diepzwarte nachten met ongekende sterrenpracht.”
Sowieso moet het er straks weer ouderwets genieten zijn. De eigenaren hebben de grond rondom het voormalige landbouwbedrijf in ere hersteld. Denk: wuivende graanvelden, bloemrijke hooilanden en een nabij gelegen beek die, zoals ooit, weer haar grillige gang mag gaan. Staatsbosbeheer, beheerder van het Natura 2000-gebied, doet al het mogelijke om de rest van het Springendal ook zijn oorspronkelijke Twentse schoonheid terug te geven.
Na het passeren van een paar grafheuvels uit de Bronstijd – de stuwwal werd lang voor onze jaartelling bewoond – kuieren we weer over de camping, waar de laatste eigentijdse winterkampeerder lijkt te zijn vertrokken. Het bruine café met bonkige eiken meubelen bij de receptie zou leuk geweest zijn voor wat couleur locale.
Normaliter komen de boeren uit de omtrek er op hun trekkers naartoe om het weekeinde in te luiden, weet Wijnen. Echt gezellig ziet het er van buitenaf niet uit. Maar na maanden van lockdown had je er wat graag aan de bar gehangen.
Op de weblog van Truus Wijnen (Overwandelengesproken) staan allerlei Twentse wandelingen. Daarvan is een aantal wat langer dan die in de nieuwe gids. Zo vind je er een route van 13 kilometer door het Springendal.
Wie echt een flinke tippel wil maken, kan ook kiezen voor het Boswachterspad van Staatsbosbeheer (18 km). Ook is er een Trage Tocht (15 km) en Groene Wissel-wandeling (16 km) in het natuurgebied.