ColumnEva Meijer
Zoek de kinderen, vergeet ze niet
‘Moet je spreken, Siss’, schrijft de elfjarige Unn op een briefje. Siss vindt dat ook. Na schooltijd gaat ze door een bevroren herfstlandschap – het is nog middag, maar het is al donker – op pad naar het huis van Unns tante. Unn is na de dood van haar moeder, niet lang geleden, bij haar tante in het kleine Noorse dorp komen wonen. Siss en Unn vinden elkaar die avond, het is voor allebei het begin van een belangrijke vriendschap. De volgende dag wil Unn niet naar school; ze heeft voor het eerst weer iemand dichtbij laten komen en moet daarvan bijkomen. Ze maakt een wandeling naar het ijspaleis, een bevroren waterval met talloze glanzend koude kamers. Unn komt niet meer terug.
De roman ‘Het ijspaleis’ van de Noorse schrijver Tarjei Vesaas gaat over Siss, die zich na de verdwijning van Unn terugtrekt, over de natuur, die mooi en machtig en onverschillig is, en over de troost van de gemeenschap. Als Unn niet terugkeert, gaat iedereen haar zoeken. En de klasgenoten van Siss blijven zich om haar bekommeren, ook als ze nors en afstandelijk doet.
In handen van mensenhandelaren
Afgelopen week werd bekend dat er regelmatig kinderen uit Nederlandse asielzoekerscentra verdwijnen. In de laatste tien jaar waren dat er meer dan 2500. Een deel vertrekt naar andere Europese landen om zich bij hun familie te voegen, maar de meeste kinderen komen in de handen van mensenhandelaren terecht.
In de jaren negentig verdwenen veel Nigeriaanse meisjes uit Nederlandse opvanglocaties. Zij werden in verschillende Europese landen tot (straat)prostitutie gedwongen. Sindsdien zijn er meerdere netwerken van mensenhandelaren ontdekt, in verschillende Europese landen – in Groot-Brittannië worden bijvoorbeeld veel Vietnamese kinderen gedwongen om in de hennepteelt te werken. ‘Er is weinig aan te doen’, staat in de nieuwsberichten erover.
Weinig mensen bekommeren zich erom
Deze kinderen worden niet gezocht. Ze horen nog niet bij de Nederlandse samenleving en de mensen uit de gemeenschap die ze hebben verlaten, weten misschien niet eens dat ze weg zijn. ‘Er is weinig aan te doen’ – en weinig mensen bekommeren zich erom. Degenen die met de kinderen werken, de politie, een paar schrijvers en kunstenaars – Valeria Luiselli schreef er in ‘Vertel me het einde’ en ‘Archief van verloren kinderen’ bijvoorbeeld over. Maar als samenleving maken we ons er niet zo druk om.
Zouden deze kinderen het recht moeten hebben om gezocht te worden, echt gezocht? De Amerikaanse politiek filosoof John Rawls bedacht een gedachte-experiment om te bepalen wat rechtvaardig is. Stel je voor dat je achter een sluier van onwetendheid plaatsneemt, schrijft hij. Je weet daar niets over je huidskleur, je gender, je klasse, of andere eigenschappen. Bedenk vanuit die positie dan hoe de samenleving ingericht zou moeten worden. Het is namelijk toeval of je geboren wordt op de goede plek, met ouders die voor je opkomen, of ergens waar het onveilig is. Het is toeval of je kwijt raakt.
Unn hoort er ook niet echt bij, ze woont nog niet lang bij haar tante en heeft op Siss na geen vrienden. Maar ze wordt gezocht, steeds opnieuw, ze wordt niet vergeten.
Eva Meijer (1980) is filosoof, schrijver en singer-songwriter. Ze promoveerde op de politieke stem van het dier en in 2011 debuteerde ze met de roman ‘Het schuwste dier’. Voor Trouw schrijft ze tweewekelijks een column. Lees ze hier terug.
Lees ook:
‘Groot aantal asielkinderen verdwijnt uit de opvang’
Een groep van zeker 1080 minderjarige asielzoekers, vooral tieners, is tussen 2013 en 2017 verdwenen uit verschillende locaties van de vreemdelingenopvang, en niemand weet waar de kinderen zijn.