Islam
Zijn musea en universiteiten te voorzichtig met het tonen van afbeeldingen van Mohammed?
Musea en universiteiten zouden meer historische afbeeldingen van de profeet Mohammed mogen tonen, vinden wetenschappers. ‘Als we zo doorgaan, blijft er van islamitisch erfgoed bijna niets over.’
Wellicht is de vraag al door uw hoofd geschoten: is het volgens de islam wel toegestaan om een afbeelding van profeet Mohammed bij dit artikel te plaatsen? Juist de hier afgebeelde illustratie veroorzaakte onlangs grote ophef op de Hamline University in Minnesota. Een docente kunstgeschiedenis werd ontslagen omdat ze deze en een andere afbeelding tijdens een van haar lessen had getoond.
De illustratie betrof een zestiende-eeuws werk van Mustafa ibn Vali, zelf moslim. De islamitische wereld kent vele vrome moslimkunstenaars, die de profeet vereren in verfijnde miniaturen. Deze werken worden al jaren getoond in musea en in boeken. Ondanks aankondigingen van de docente vooraf, beklaagde een moslimstudente zich over deze actie. Het was volgens haar het zoveelste voorval dat symbool stond voor de ongelijkheid en het racisme binnen de universiteit.
Musea verwijderen afbeeldingen
De situatie op de Hamline University staat niet op zichzelf. De afgelopen twintig jaar, met name na de publicatie van Mohammed-cartoons door het satirische weekblad Charlie Hebdo, worstelen academici en musea met het tonen van islamitische kunst die ze voorheen zonder twijfel tentoonstelden.
Conservatieve stromingen binnen de islam tolereren geen afbeeldingen van heiligen. Uit angst voor represailles en islamofobie censureren musea en academici zichzelf, plaatsen een afbeelding in een andere context of ze verwijderen zelfs afbeeldingen uit een tentoonstelling.
Internationale godsdienstwetenschappers, kunsthistorici, antropologen en mediawetenschappers komen dinsdag in Utrecht bij elkaar om de nieuwste inzichten te delen en de balans op te maken tijdens het volgeboekte symposium Islam and contested visual culture.
Een verkeerd idee over beeldgebruik in de islam
Religiewetenschapper Pooyan Tamimi Arab, die het symposium op de Universiteit Utrecht organiseert, maakt zich al langer zorgen over wat hij de ‘herschikking’ noemt van het beeld over de islam. Door alleen maar rekening te houden met conservatieve geluiden, houden experts een verkeerd idee over beeldgebruik in de islam in stand. Volgens hem is wat er in Amerika gebeurde een ‘schandaal’ dat ook in Nederland relevant is.
Zelf maakte hij van dichtbij mee dat het Tropenmuseum in 2019 een afbeelding van de profeet Mohammed verwijderde uit de permanente tentoonstelling Things That Matter. Ook liet het museum een miniatuurschilderij in de tentoonstelling Verlangen Naar Mekka bedekken met een zwart, doorzichtig gaas.
Tamimi Arab vindt dat de presentatie van de afbeeldingen te weinig duidelijk maakte over de kunstwerken. “Bijvoorbeeld omdat de tentoonstelling niet exclusief gericht was op islamitische visuele cultuur, of omdat de begeleidende teksten kort en eenvoudig moesten zijn. Dan werd een afbeelding in een frame geplaatst dat relatief onschuldig is, ook om rekening te houden met gevoelige ideologieën van moslims die het beeldverbod hoog in vaandel dragen.”
Zelfcensuur
Ook het Britse Victoria and Albert Museum doet aan zelfcensuur. Op advies van de veiligheidsafdeling verwijderde het museum kort na de aanslag op Charlie Hebdo een (in Iran populaire) afbeelding van de jonge Mohammed uit haar digitale database.
Tamimi Arab ziet in de museumwereld verschillende strategieën voor de omgang met beelden van de profeet. De eerste is het gebruiken van beelden als kosmopolitisch erfgoed. “Die moeten de veelzijdigheid in de islamitische kunst tonen. Zo van: zie je, het kan wel.”
Musea willen daarnaast inclusief zijn en rekening houden met alle groepen en hun gevoeligheden, zegt Tamimi Arab. “In de eerste strategie worden beelden als oplossing gezien, in de tweede als een probleem.”
Historische afbeeldingen versus spotprenten
Die invloed heeft inmiddels ook de collegezalen bereikt. Het eerder genoemde incident in Minnesota valt op door het resolute besluit van de directie om de docente de deur te wijzen. De Amerikaanse hoogleraar Christiane Gruber, internationaal bekend als dé expert op het gebied van islamitische beeldkunst, ook aanwezig op het Utrechtse symposium, bracht de zaak naar buiten.
Onder haar aanvoering zorgde het voorval op de Hamline University voor verbijsterde reacties onder academici in de VS en daarbuiten. Zij beklagen zich over gebrek aan academische vrijheid. Inmiddels onderzoekt de gezaghebbende American Association of University Professors de zaak, zegt Gruber aan de telefoon.
In Utrecht houdt de hoogleraar een lezing over de omgang met islamitische beelden in de virtuele wereld. Mag je bijvoorbeeld als moslim via een VR-bril op bedevaart naar Mekka, zonder dat je er fysiek bent geweest? “De spanning tussen echt en kunstmatig in de religie staat altijd ter discussie en is altijd in verandering.”
‘Censuur van islamitisch erfgoed is een vorm van vernietiging’
Gruber zal ook ingaan op de groeiende sensitiviteit die ze opmerkt rond afbeeldingen in de islam. Die verkrampte omgang is een gevolg van de spotprenten over de profeet Mohammed, licht ze toe. “Dat is een probleem. De historische afbeeldingen zijn in de categorie ‘cartoons’ geduwd, waar ze niet thuishoren. We moeten met terugwerkende kracht de schade beperken die de cartoons hebben veroorzaakt.”
Zelf doceert Gruber al twintig jaar over historische afbeeldingen van de profeet. Zonder aarzeling toont ze die aan haar studenten. Nooit heeft ze overwogen om dit niet te doen. Ze vindt het vooral heel onverstandig voor academici om zichzelf te censureren. “Want daarmee censureren ze het islamitische historische en culturele erfgoed en dat is een vorm van vernietiging.”
Dat geldt ook voor musea. “Een museum heeft als taak wereldculturen te presenteren zonder angst en zonder voorkeur. Zonder een specifieke ideologie te koesteren.” Als we zo doorgaan, waarschuwt Gruber, dan blijft er van islamitisch erfgoed niets over behalve wat kalligrafieën.
De klant is koning
De discussie in westerse landen over wat wel en niet is toegestaan, is een verkeerde, zegt ook Jamal Elias, directeur van het Wolf Humanities Center van University of Pennsylvania. Hij is gespecialiseerd in islamitisch denken, literatuur en geschiedenis in West-, Centraal- en Zuid-Azië, en focust zich op soefisme en beeldcultuur.
Het incident op de Hamline universiteit gaat volgens hem niet zozeer over academische vrijheid, maar is exemplarisch voor de ongelijkheid in de Amerikaanse samenleving. In het geprivatiseerde onderwijssysteem leven veel docenten onder de armoedegrens en zitten studenten vast aan dure leningen om een diploma te bemachtigen. “De samenleving vertelt hen dat ze zonder een bachelor geen baan zullen vinden. Een universiteit ziet de student als klant, en de klant is koning. Daarom werd de docent zo makkelijk aan de kant gezet na de klacht van de student. Er was geen ruimte voor een ideologische discussie.”
De focus op wat wel niet mag worden afgebeeld is misleidend, vervolgt Elias. Volgens hem is de discussie aangezet en wordt die gevoerd door een christelijke, westerse lens. Binnen het christendom is het tonen van afbeeldingen van religieuze figuren de norm, met name binnen de katholieke kerk. “Een religie die daar niet mee vertrouwd is, zou raar zijn. Maar dat de meerderheid van moslims nooit de noodzaak heeft gezien om religieuze portretten te hebben, betekent niet dat ze afbeeldingen haten. Het is gewoon nooit een groot debat geweest in de islamitische geschiedenis. Het is een debat vandaag de dag. En het komt steeds terug.”
‘De vraag is: wat wilde dat beeld zeggen?’
Elias vindt het interessanter om de afwezigheid van beelden te bestuderen, want de dwingende beeldvorming over moslims en hun ‘beeldverbod’ zal niet verdwijnen, denkt hij. “Wanneer je een beeld weghaalt, creëert het ruimte voor verbeelding en gesprek. We nemen het vaak te letterlijk en komen niet verder dan de vraag of het tonen van een afbeelding goed of fout is. Maar de vraag is: wat wilde dat beeld zeggen?”
Dat beaamt ook Christiane Gruber. Zelfcensuur uit angst om moslims te beledigen, daar moeten experts van af, zegt zij. “Het is tijd om de focus terug te brengen naar de intentie van de maker. We moeten ons niet afvragen wat het kunstwerk ons aandoet, maar stilstaan bij de vraag: wat wil het kunstwerk van ons? En als het kunstwerk kon praten, wat zou het antwoorden?”
Nieuw boek
Of het nu gaat om memes, tv-series, schilderijen of posters in bushokjes: visuele beelden spelen een belangrijke rol in de manier waarop moslims hun geloof beleven, zeggen de makers van het boek Provocative Images in Contemporary Islam, dat tijdens het symposium ‘Islam and contested visual culture’ in Utrecht wordt gepresenteerd.
Het boek bestaat uit essays die de wisselwerking tussen tekst en (onbewerkte) beelden in hun context duiden en analyseren. De wetenschappers onderzoeken daarbij vooral de gevoelens die de beelden oproepen – in sommige gevallen ook bij zichzelf.
“Zowel moslims als niet-moslims worden continu gebombardeerd met een veelheid aan beelden over wat de islam is en doet”, zegt onderzoeker en antropoloog David Kloos, een van de redacteuren van het boek. “Er zijn veel aannames over hoe moslims omgaan met beeld, maar eigenlijk wordt dat maar weinig onderzocht. Provocatie is een belangrijk fenomeen omdat het mensen helpt om zich ergens van af te wenden of zich juist ergens toe te verhouden. Het brengt debat op gang.”
Hoe om te gaan met religieuze afbeeldingen in de les? Promovendus Joël Valk gaat hier dieper op in tijdens een lezing op 21 februari. Meer informatie zie hier.
Lees ook:
Prenten van vrome moslimkunstenaars gaan plots voor blasfemie door
Arabist Eildert Mulder hekelt het ontslag van de docent die op de Hamline University afbeeldingen van de profeet Mohammed toonde. ‘Deze universiteit met slappe knieën houdt er een hoogsteigen blasfemiebeleid op na, in een tijd waarin sterke knieën juist nodig zijn.’