Als we een klimaatramp willen voorkomen, moeten we onze band met de natuur herstellen, schrijft Karen Armstrong in haar nieuwste boek. Ze raadt aan om meer naar de bomen en de vogels te kijken. ‘Laat de natuur bij je binnen.’
Karen Armstrong is niet iemand die geheimzinnig doet over haar ecologische voetafdruk. “Natuurlijk ben ik met de trein naar Amsterdam gekomen. Ik rijd geen auto en ik haat vliegen. Maar ook ik ontkom er soms niet aan om een vliegtuig te nemen. Naar Amerika kun je niet met de trein, al zou ik dat wel graag willen.”
Armstrong (77) werd in de jaren negentig wereldwijd bekend met haar bestseller Een geschiedenis van God. In haar nieuwe boek De heilige natuur beschrijft ze hoe wij moderne mensen zijn vervreemd van de natuur. Met ons stadse leven en alles observerende technologie. Daar helpen zelfs de films van David Attenborough niet tegen. We lopen tegenwoordig op een plek van extreme schoonheid, terwijl wij in onze telefoons praten of door sociale media scrollen. We zijn aanwezig, maar eigenlijk afwezig. “In plaats van contemplatief aan een rivier te zitten of vol ontzag naar een bergketen te staren, nemen we obsessief de ene na de andere foto van het uitzicht.”
Maar onze veranderde relatie met de natuur is volgens Armstrong niet alleen een esthetisch verlies. Onze manier van leven heeft onze leefomgeving onherstelbaar beschadigd en dat gaat maar door. “We maken ons tegenwoordig allemaal zorgen over het klimaat. De berichten worden steeds alarmerender. Volgens mij voelen mensen zich een beetje verlamd. We krijgen continu te horen hoe gevaarlijk de situatie is, maar we krijgen niet helemaal te horen hoe we het kunnen stoppen.”
Ze is ervan overtuigd dat de oplossing ligt in herstellen van onze oeroude band met de natuur. “In het Westen hebben we op een gegeven moment de natuur eigenlijk de rug toegekeerd en de wetenschap gecreëerd. De wetenschap heeft geweldige dingen opgeleverd, bijvoorbeeld in de geneeskunst. Ik ben dus niet tegen de wetenschap – integendeel – maar we zijn de esthetische gewoontes van de grote wereldreligies die de mensen hielpen om de natuur met gevoel te benaderen, kwijtgeraakt. En dat moeten we herstellen.”
Bent u zelf in uw jeugd in aanraking gekomen met de natuur?
“Ik ben opgegroeid in de jaren veertig. Ons huis stond op wat toen nog platteland was, zo’n twintig kilometer buiten Birmingham. Twintig kilometer was toen een grote afstand. Er was nog maar weinig verkeer in die tijd. Mijn ouders namen mij mee naar de bossen. Prachtige bossen, in de zomer stonden ze vol met boshyacinten. Ik herinner me dat ik daar steeds een bijzonder licht zag. Dan zei ik tegen mijn ouders: ‘Kijk!’ Die zeiden dan: ‘Ja, schat.’ Zoals ouders kunnen zeggen om er vanaf te zijn. Maar het was een vreemd soort licht. Zoals Wordsworth dicht: Er was een tijd dat weide, bos en beek, De aarde, en alles wat ik zag, Mij leek gekleed in hemels licht, De glorie en de frisheid van een droom. Later raakte ik dat gevoel helemaal kwijt.”
Al jong trad u in een streng klooster. Wat leerde u daar over de natuur?
“Niks. Wel ging het over Jezus, bidden en over mijn zonden. Over onze tekortkomingen en de kloosterregel die ons zou veranderen. Maar niets over de natuur. Toen ik eenmaal het klooster uit was, ging ik lezen over andere religies en ontdekte hoe belangrijk de natuur daarin is. Boeddhisten gingen niet naar een yogacentrum in de stad, maar naar de bossen. De bossen in India zijn niet zo lieflijk als die uit mijn jeugd, maar zitten vol met slangen, apen en allerlei andere wilde dieren. Maar zij gingen erheen om te studeren.”
U schrijft dat in die religies van oudsher de natuur als heilig wordt beschouwd en dat mensen geloofden dat God of de goden in de natuur alomtegenwoordig waren. Om dit te bewijzen haalt u denkers aan uit het hindoeïsme, boeddhisme, de islam en het confucianisme. Het christendom komt er bekaaid vanaf. Waarom is dat?
“Andere wereldreligies zagen het goddelijke vooral in de natuur. In het jodendom en het christendom zagen ze het vooral terug in geschiedenis. Bij christenen gaat het dan vooral om het leven van Jezus en bij de joden om de uittocht uit Egypte.”
U noemt het bijbelboek Job, Franciscus van Assisi en de beroemde theoloog Thomas van Aquino. Daar blijft het bij. Is dat toch niet wat karig?
“Thomas van Aquino begreep wat de andere wereldreligies aan het doen waren. Hij zei niet: ‘God is in de hemel’. Hij zei: ‘God is overal’. Het is geen persoon volgens hem, maar alles dat er is. En waar God ook is, daar is Hij heilig. Maar in de zestiende eeuw veranderde dat. Toen keek een filosoof als Francis Bacon naar het bijbelboek Genesis en zei dat God ons heeft gezegd de aarde te onderwerpen en die te veroveren. En dat hebben we sindsdien dan ook uitgebreid gedaan. De christenen beperkten God tot de hemel met deze gevolgen.”
Paus Franciscus schreef een inmiddels beroemde encycliek over het klimaat, Laudato si’. Waarom noemt u die niet in uw boek?
“Het pausschap is een beetje problematisch voor mij. Er gaan überhaupt een heleboel dingen fout in de katholieke kerk. Bijvoorbeeld het misbruiken van vrouwen. Dat verplichte priestercelibaat heeft een giftige uitwerking gehad, denk ik. Zelfs paus Franciscus slaagt er niet in dat misbruik helemaal de kop in te drukken.”
Maar heeft u Laudato si’ gelezen?
“Jazeker.”
Wat vond u ervan?
“Het was oké. Ik kan me alleen niet voorstellen dat iemand er gevolg aangeeft.”
Wat heeft het klimaatstandpunt van de kerk eigenlijk te maken met bijvoorbeeld het celibaat?
“Als je niet verliefd kan worden op een medemens, hoe kun je dan een liefdesband met de natuur opbouwen? Er is een terughoudendheid. Het lichaam is erbij betrokken. Als je celibatair leeft moeten al dit soort gevoelens onderdrukt worden.”
Is het volgens u zo dat de sleutel naar een gezond leven in de natuur te vinden is? Ook op mentaal vlak?
“Ons van de natuur afsluiten is letterlijk onnatuurlijk. Daar zijn we eigenlijk mee bezig, als we onze koptelefoon ophouden terwijl we op een plek vol schoonheid lopen. Ik zie het ook als ik door het British Museum loop, bezoekers nemen vooral foto’s terwijl ze er niet bij stilstaan dat ze daadwerkelijk voor de Steen van Rosetta staan.”
Toch gaat de jongere generatie die zich daar in musea aan schuldig maakt, wel massaal de straat op om te demonstreren tegen klimaatopwarming. Dan geven ze toch wel degelijk om de natuur?
“Natuurlijk, ze zijn boos. Zij zullen straks het meest gaan lijden onder het klimaat. Maar met woede alleen kom je niet ver. Het is niet genoeg. Bovendien vervreemdt het mensen van elkaar. We hebben ontvankelijkheid nodig om ons open te stellen voor de natuur en niet dat we andere mensen aanvallen.”
We dachten dat corona onze relatie met de natuur zou veranderen en dat we minder zouden gaan vliegen. Dat blijkt niet het geval. Waarom is de mens toch zo koppig?
“Het is ons ego. Om dat kwijt te raken en ‘zonder zelf’ te leven, ‘anatta’ zoals de boeddhisten zeggen, is heel moeilijk. We houden ons niet aan de ‘gouden regel’, eerst aan anderen denken en dan pas aan onszelf.”
Wat kunnen mensen concreet doen als ze uw boek hebben gelezen en hun band met de natuur willen herstellen?
“Neem tien minuten per dag de tijd en doe iets wat de Chinezen ‘stil zitten’ noemen. Dus geen yoga, want dat is een gymnastische bezigheid. Nee, gewoon zitten en kijk net als ik dat vaak vanuit mijn werkkamer in Londen doe, naar een boom. Laat de natuur bij je binnen. Kijk naar de eekhoorns, kijk naar hoe de vogels af en aan vliegen. Doe het vaker en zie hoe de boom elke dag van kleur verandert. Bedenk dat al deze vormen van leven iets unieks in zich hebben en niet zonder elkaar kunnen.”
Wat is het toch in u dat zich maar blijft verdiepen in andere religies, in denkers van ver en lang geleden en dat met ons wilt delen?
“Ik ben een religieus persoon. Ik werd non, verliet het klooster en wilde niks meer met religie te maken hebben. Ik wilde wetenschapper worden. Dat was een lange weg vol obstakels. Ik las ooit een prachtige voetnoot in een boek van de grote islamkenner Louis Massignon. Het werd mijn wachtwoord. Massignon schreef dat de moderne wetenschapper zich niet moet beperken tot de westerse rationele manier van denken. Hij moet zichzelf leegmaken om zich open te kunnen stellen voor de tekst. Hij moet zichzelf afvragen wanneer hij iets uit het verleden leest of uit een andere traditie: ‘Waarom?’ En de vraag niet met rust laten voordat je je zelf kunt voorstellen in die omstandigheden hetzelfde te voelen. Zo leer je een diepere waarheid ontdekken en ruimte maken voor de ander in je hoofd en in je hart.”
Hoever bent u zelf in die zoektocht?
“Oh, ik heb nog steeds ego in mij. Al denk ik niet meer dat ik belangrijk ben. Of dat ik meer lijd dan wie dan ook. Of dat ik slimmer ben dan al die anderen. Ik kan niet tot God bidden of met hem praten, maar als ik lees komt er nog vaak een gevoel van verwondering over mij. En verder kan ik naar de boom kijken tegenover mijn huis en naar de vogels die af en aan vliegen.”
Karen Armstrong, De heilige natuur. Het herstel van de relatie met onze natuurlijke omgeving. Querido Facto, 256 blz., € 20,99.
Lees ook:
Een ongekende Karen Armstrong over de heilige natuur
Voor wie wil weten hoe er vanuit verschillende tradities en religies is gedacht en geschreven over de verhouding tot de natuur, is er nauwelijks een beter boek te vinden. Armstrongs kennis is ongekend, haar houding open en haar manier van schrijven toegankelijk.
Karen Armstrong maakt van Paulus een revolutionair
Karen Armstrong schreef een boek over Paulus. Ze maakt van de apostel uit de Bijbel een vechter voor sociale gelijkheid. ‘Hij deed wat later ook Martin Luther King deed.’