interviewHans Plets
We zijn nog altijd verdwaald in de kosmos. ‘Hoe meer we over de natuur leren, hoe unheimlicher het wordt’
Wat weten we tot op heden van de kosmos en het allerkleinste? De Vlaamse sterrenkundige en filosoof Hans Plets schreef er een fors boek over. We weten veel – en nog veel meer niet.
Ik dacht: dit is mijn pad voor de komende decennia”, zegt Hans Plets (1968). Maar de Vlaamse sterrenkundige verhuisde van de universiteit naar het Belgische KNMI en is sinds kort CEO van een bedrijf dat luchtverkeersleiders opleidt. “Mijn ouders smaalden: je blik daalt af van de sterren naar de ozonlaag en nu ten langen leste eindelijk naar de grond.”
Ergens onderweg stortte Plets zich op de vraag naar wat we eigenlijk kunnen weten – en bètawetenschappers als hij weten inmiddels veel, van de structuur van het heelal tot aan de kleinste werkelijkheid waaruit we bestaan. In sober, helder proza volgt Plets in zijn boek Verdwaald in de werkelijkheid 25 eeuwen nadenken over wat we weten, en óf we dat wel kunnen weten.
Ik meen tussen de tientallen filosofen die u behandelt, van de Griekse oudheid tot heden, er één aan te treffen die u echt raakt: de Britse verlichtingsfilosoof David Hume.
“Ja, schitterende man! Maar ik ben, toen ik filosofie ging studeren, ontzettend boos geweest op hem, omdat hij alles onderuithaalde van wat ik meende te kunnen weten. Ik had zekere kennis gezocht in de wetenschap. Hoe kun je nu in twijfel trekken dat morgen de zon weer opkomt? Dat weten we toch allemaal? Nee, dat weten we niet. Of toch niet met absolute zekerheid. Hume werd voor mij de spelbreker.”
Het maakte voor Plets het gevoel van verdwaald te zijn er niet minder op. De lezer van zijn boek krijgt dat duizelingwekkende besef gaandeweg het verhaal steeds sterker mee. Zeker wanneer Plets de moderne fysica beschrijft. Voor buitenstaanders is het ontoegankelijk terrein, waar je weinig te zoeken hebt als je niet op de hoogte bent van tensorrekening, complexe getallenleer, Hilbertruimtes, functionaalanalyse, en snaartheorieën. Tussen de werkelijkheid die we dagelijks ervaren, schrijft Plets, de nanorealiteit van het allerkleinste en de kosmos, gaapt een ongekend gat. “Op de schaal van de kosmos gedraagt de natuur zich anders dan wij met onze vijf zintuigen en op onze schaal gewend zijn. Zowel massa als beweging vervormt de kneedbare ruimte en tijd, die je moet samenvoegen tot een ruimtetijd. Er bestaat geen absolute ruimte, geen absolute klok. Je kan van twee gebeurtenissen in de ruimtetijd niet objectief nagaan of ze gelijktijdig plaatsvinden. Massa is een vorm van energie.”
Op het allerkleinste niveau is meten een heikele klus, omdat het meten zelf het meetbare beïnvloedt. Plaatsbepaling maakt er plaats voor statistiek – je kunt het hebben over de kans dat een elektron zich ergens bevindt, maar hoe scherper je wil vaststellen waar dan precies, hoe minder je nog weet over de snelheid ervan. Weg zekerheden.
U bent dus nog altijd verdwaald.
“Ja, hoe meer we over de natuur leren, hoe unheimlicher het wordt. Vroeger woonden we in een gezellig universum, waar God goed voor zorgde, nu hebben we net genoeg verstand om te beseffen dat we een figurant zijn in een kosmos die niet op onze maat gemaakt is. De ontgoocheling door Hume is gebleven, zijn scepsis zit als een steentje in mijn schoen.”
Toch wordt de kennis steeds groter, het is zoeken naar De Theorie die alles verklaart.
“Tot voor kort wilde ik graag dat we vol gas zouden geven in die zoektocht, en dat er weer miljarden gingen naar het Cern, het Geneefse onderzoeksinstituut met een deeltjesversneller. Dat wil nog weer snellere installaties bouwen, zodat we dieper kunnen doordringen in de geheimen van het allerkleinste. Maar de laatste grote doorbraken in de theorievorming daarover laten al tientallen jaren op zich wachten. Langzaam slaat ons ook de angst om het hart dat bepaalde eigenschappen van de natuur zich niet verder laten verklaren. De vertwijfeling in de rangen van de hedendaagse fysici neemt zienderogen toe.
“Ik ben gecharmeerd van het denken van de Duitse natuurkundige Sabine Hossenfelder. Zij zegt: we zijn het spoor bijster. Deeltjesfysici en kosmologen kijken met gekleurde bril, ze verwachten te veel dat de werkelijkheid zich schikt naar wat wij wiskundig ‘te mooi om niet waar te zijn’ vinden, dat er symmetrie in alles schuilgaat. Hossenfelder wil graag even pas op de plaats maken. Ik zeg het haar na, al past dat niet bij mijn ongeduldige aard.”
Voor wie wil weten hoe alles in elkaar zit, is Plets boek een desillusie. “We hebben het raden naar de aard van ongeveer 95 procent van ons heelal, krijgen amper vat op het bewustzijn, weten niet uit hoeveel dimensies de werkelijkheid bestaat, begrijpen niet goed waarom tijd onverbiddelijk vooruitgaat en vatten niet waarom de dingen zijn zoals ze zijn op het fundamenteelste niveau.”
Er valt vooral veel níet te weten, de wetten van de natuur zijn niet op de maat van de mens geschreven, schrijft u. Dat houvast ontbreekt dus. Aan het slot van uw boek hint u naar zingeving.
“Ja, wetenschappers hebben de afgelopen decennia met de sloophamer ingebeukt op de traditionele domeinen van zingeving, godsdienst en metafysica. Stilaan groeit het besef onder wetenschappers dat je daar dan ook maar iets voor in de plaats moet stellen. In die context ja, ik voer daar het poëtisch naturalisme van de Amerikaanse fysicus Sean Carroll op, hij heeft gevoel voor het esthetische, het ethische, maar ook voor ambities en ontgoocheling. Maar alles zonder de inzichten van de wetenschap te weerspreken. Het is wat mij betreft een eerste verdienstelijke poging om met wetenschappelijke bril te kijken naar alles wat ons leven de moeite waard maakt.”
Dat klinkt tamelijk kaal en abstract. Gaat u dat in een volgend boek uitwerken?
“Nou, ik had eigenlijk van de uitgever het verzoek gekregen om over buitenaards leven te schrijven, de kans daarop. Laat ik mij daar eerst maar eens toe zetten.”
Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid. De mens op zoek naar zijn plaats in de kosmos, Sterck&De Vreese; 288 blz. € 25,95.