ColumnEva Meijer
Vroeger schreven wetenschappers niet graag over homoseksueel dierengedrag
In DierenPark Amersfoort heeft een homoseksueel zwartvoetpinguïnpaar onlangs een ei overgenomen van een heterostel. Pinguïns hebben net als andere dieren vaak relaties en seks met partners van hetzelfde geslacht. Toch was er tot ver in de jaren tachtig vrijwel niets over terug te vinden in de wetenschappelijke literatuur.
De Belgische psycholoog Vinciane Despret, die dieronderzoekers onderzoekt, laat in ‘What would animals say if we asked the right questions’ zien dat dit geen toeval is. Het hangt samen met een algemene houding naar seksualiteit van dieren – seks wordt bijvoorbeeld vaak niet als seks erkend, maar als zuiver functioneel beschouwd. Apen die elkaar oraal bevredigen, zijn volgens wetenschappers niet aan het vrijen, maar bestendigen hun dominantie of onderdanigheid. Ook vindt seks vaak buiten het zicht van de menselijke onderzoekers plaats. Het maakt de dieren kwetsbaar, dus ze zoeken een plekje achteraf.
Wetenschappers zagen regelmatig queer gedrag bij dieren
Maar het heeft vooral met maatschappelijke ideeën over de juiste of normale vormen van seksualiteit te maken, oftewel met heteronormativiteit. Uit een groot anoniem onderzoek onder pinguïnonderzoekers in de jaren tachtig bleek dat de wetenschappers regelmatig queer gedrag tegenkwamen bij de dieren die ze bestudeerden, maar daar niet graag over schreven omdat ze bang waren om zelf als homoseksueel gezien te worden, of als activistisch.
Onderzoekers hebben vaker last van het projecteren van de normen en waarden uit hun eigen cultuur op die van dieren. Een ander voorbeeld dat Despret bespreekt is de dominantietheorie. Wij denken dat bij veel diersoorten, zoals wolven en bavianen, de mannen dominant zijn.
De opzet van studies lokte vaak conflicten uit
Bavianenonderzoeker Thelma Rowell onderzocht een troep bavianen in het Ishasha bos in Oeganda, waarin helemaal geen dominant mannetje was. Sterker nog, er was niet eens sprake van een hiërarchie tussen man en vrouw. Rowells onderzoeksresultaten werden weggehoond, maar ze liet het er niet bij zitten. Ze onderzocht het dominantieonderzoek dat tot dan toe gedaan was, en kwam erachter dat de opzet van de studies vaak conflicten uitlokte. Zo werden er regelmatig twee individuen die elkaar niet kenden uit hun leefgebied gehaald en bij elkaar in een kooi gezet met te weinig eten en drinken. De ruzies die ontstonden werden in de wetenschappelijke literatuur de basis van opvattingen over de sociale structuur van de bavianen, en hun karakter.
Despret laat zien dat dit soort observaties vervolgens weer als legitimatie gebruikt worden om vooroordelen over de menselijke hiërarchie te bekrachtigen. ‘Zie je wel, bij de dieren gaat het ook zo’. Of: ‘Het is natuurlijk en normaal dat vrouwen onderdanig zijn, en mannen zich manifesteren’.
Van feministische filosofen hebben we geleerd dat wat natuurlijk is, nooit een legitimatie kan zijn voor wat we zouden moeten doen, maar wat als natuurlijk beschouwd wordt, is dus ook een product van culturele normen. Ideeën over dominantie komen bovendien als een boemerang weer terug in hoe we denken over het omgaan met dieren, bijvoorbeeld in het opvoeden van honden. ‘Ze moeten wel weten wie de baas is.’
Ondertussen broeden de Amersfoortse pinguïnmannetjes om en om op het ei. Als het inderdaad bevrucht is, zal het kuiken over een paar weken geboren worden.
Lees ook:
Bij alles in de wereld geldt: de man is de norm, de vrouw de afwijking
Van medicijn tot veiligheidsriem, wc en smartphone: mannen hebben de wereld ingericht. Vrouwen zijn ze daarbij vergeten, betoogt Caroline Criado Perez .