ColumnWelmoed Vlieger
Voor vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid moet je opstaan
Wat geldt voor de relatie tussen politiek en geloof geldt ook voor die tussen geloof en wetenschap, het blijft een beladen thema. Dat merkte ik ook weer aan de reacties die volgden op mijn column van 28 juli, over wat geloof voor mij betekent. Ik ontving ontroerende, verbaasde, openhartige en verdrietige berichten, en ook enkele kritische uiteenzettingen over de irrationaliteit van religie en geloof, iets waar een weldenkend mens zich dan ook niet mee moet inlaten. Des te interessanter was het boekje dat de Nederlandse astronoom Peter Barthel mij toestuurde, getiteld: ‘Professor, bestaat God?’.
Barthel schreef het boekje naar aanleiding van een brief die de zevenjarige Anco in 2014 naar de Rijksuniversiteit Groningen stuurde en die uiteindelijk op zijn bureau belandde. Anco wilde graag weten: bestaat God – kan de universiteit dat uitzoeken? Nu is Barthel de overtuiging toegedaan dat het beantwoorden van de wetenschappelijke vragen naar de feiten van de kosmos vervolgens ook om een antwoord van zingeving vraagt, of op z’n minst de openheid om daarop te reflecteren. En zo geschiedde.
Een ervaring
Ik ga hier geen uitgebreide samenvatting van het boekje geven, het is de moeite waard het zelf te lezen. Kort gezegd is God voor Barthel geen concreet, aanwijsbaar gegeven maar een ervaring – één die leidt tot het verlangen het goede te doen en tot verwondering. Dat laatste is – zoals ook Einstein steeds benadrukte – een belangrijke grondhouding voor de wetenschapper die voorbij de gangbare paradigma’s wil kunnen reiken. En niet alleen voor de wetenschapper, lijkt mij.
Een opmerking die voor mij uit het boekje sprong is deze: ‘Geloven is geroepen worden, geraakt worden, je aangesproken voelen. Ons leven is simpelweg niet onconditioneel.’ Het mooie van deze woorden is dat je ze heel breed kan verstaan, tot op het niveau zelfs van de samenleving, van onze democratische rechtsstaat. Die kan immers onmogelijk bestaan als mensen er niet in geloven, als zij niet meer door haar belangrijkste beginsel van vrijheid en gelijkheid, en het appel dat hiervan uitgaat, worden aangesproken.
Vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid
Na het zien van de vele rellen, intimidaties en verongelijkte ‘Nederland is een dictatuur’-roepers die de afgelopen weken het nieuws en de sociale media overspoelden, denk ik dat het tijd is om ook op dát geloof te reflecteren: het geloof in de kernwaarden die onze voorouders zo zwaar voor ons bevochten hebben en die lang niet zo vanzelfsprekend zijn als soms wordt gedacht. Vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid: het zijn slechts lege begrippen als wij – zowel burgers als overheid – ze niet doorleven, ervoor opstaan en ernaar handelen.
Dat gezegd hebbende sluit ik graag af met een wat uitgebreider citaat van Kierkegaard: ‘Wat zou het mij baten als ik een staatsvorm zou kunnen ontwerpen en de her en der vandaan gehaalde onderdelen tot een eenheid kon samensmelten, een wereld construeren, waarin ik niet leefde, maar die ik alleen aan anderen voorhield? Wat zou het mij baten als ik de betekenis van het christendom uiteen zou kunnen zetten, de talloze geïsoleerde fenomenen zou kunnen verklaren, als die voor mijzelf en voor mijn leven niet van diepere betekenis zouden zijn? Wat zou het mij baten als de waarheid koud en naakt voor mij stond, al dan niet door mij aanvaard, en eerder een bang huiveren zou bewerkstelligen dan een vertrouwensvolle overgave?’
Welmoed Vlieger (1976) studeerde wetenschap van godsdienst en levensbeschouwing, en ook wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Lees haar columns hier terug.