Verslavende voedselbank
Wat kunnen denkers zeggen over de actualiteit? Tweewekelijks spreekt Trouws Filosofisch Elftal zich uit. Vandaag: Zijn voedselbanken een blamage voor de staat?
Voedselbanken zijn snel opgekomen. En ze worden nog steeds populairder – met dank aan de familie Froger. Staatssecretaris Aboutaleb (Sociale Zaken, PvdA) hoopt dat de voedselbanken net zo snel weer zullen verdwijnen. De staatsecretaris wil bovendien niet dat gemeenten hongerige mensen naar die banken doorverwijzen. De gratis maaltijdservice noemde hij ’een pleister, geen geneesmiddel’.
Volgens Frank Ankersmit geeft de aankomend burgermeester van Rotterdam met zijn ’reactie die nog het meest wegheeft van een reflex’ min of meer onbewust een interessant inkijkje in zijn bestuurlijke en politieke ziel. „Aboutaleb geeft een fraaie illustratie van het maakbaarheidsideaal: een pleister alleen is niet genoeg, de overheid moet iets veranderen, mensen beter maken. Dat verandert overigens niets aan het feit dat pleisters goed verkopen. Er is een markt voor. En daar is niets mis mee. Een goede pleister kan op zijn tijd heel nuttig zijn. Maar de overheid, in de persoon van Aboutaleb, wil niet dat burgers de zorg voor hulpbehoevenden overnemen, dat vindt deze bestuurder een natuurlijke staatstaak.
„We kennen in Nederland een geweldsmonopolie: alleen de staat is gemachtigd geweld te gebruiken. Aboutalebs weerstand tegen de voedselbanken getuigt van de latente wens tot monopolisering van de barmhartigheid.”
Ger Groot: „Als de staatssecretaris deze voedselbank zou willen verbieden, zou ik zeggen: handen af van dit burgerinitiatief – met de onderlinge barmhartigheid heeft de staat niets te maken. Maar gelukkig is er geen sprake van dreiging met een verbod.”
Ankersmit: „Nee, gelukkig niet, maar je merkt aan alles dat Aboutaleb diep in zijn hart niets liever zou willen dan die voedselbanken sluiten. Hij is als een vader die ziet dat zijn kinderen voor zichzelf beginnen te zorgen en dan uitroept: ’Hé, laat dat, kinderen, ík ben hier de opvoeder’.
„Het is vanuit het perspectief van deze bestuurder, vanuit zijn mentale model, zeer te betreuren dat de samenleving is zoals zij is. De samenleving zou anders moeten zijn en de staat zou het veranderingsproces moeten realiseren en controleren. De voedselbank is een element van chaos.”
Groot: „Wat hier dus op het spel staat is de vraag in hoeverre de staat verantwoordelijk is voor wat er in de burgerlijke maatschappij goed gaat en niet goed gaat. Dat is een centrale vraag geworden sinds de staat niet langer een ’nachtwakersstaat’ is, die enkel verantwoordelijk is voor openbare orde, defensie en rechtspraak. De staat moet tegenwoordig ook zorgen dat de maatschappelijke verhoudingen goed geregeld zijn. Daar zijn alle politieke stromingen in Nederland het over eens.
„De vraag is alleen waar de grens ligt. Socialisten zien voor de staat een bredere taak weggelegd dan liberalen, dat zie je terug in deze reactie van de socialist Aboutaleb. Als je zo’n houding aanneemt, dan is het bestaan van voedselbanken eigenlijk impliciete kritiek op de staat, die kennelijk niet de taken vervult die eigenlijk wel de zijne zijn.”
Ankersmit: „Aboutaleb zegt dat het deels om mensen gaat die geen contact willen met de overheid ’omdat ze iets te verbergen hebben’.
Die opmerking onthult de bestuurlijke behoefte aan controle. Mensen die particuliere voedselbanken bezoeken, raken uit het zicht van de overheid. En dat is het laatste wat de staat wil.
„Bovendien: het particuliere initiatief is bij voorbaat verdacht. Heeft het wel het juiste effect? Een burgerinitiatief kan in de ogen van de overheid onmogelijk zo goed zijn als een actie van de overheid zelf.”
Groot: „De vraag naar het effect lijkt me niet onterecht. Vaak betreft het tijdelijke hulp. Daar kan niemand bezwaar tegen hebben, in elk huishoudelijk systeem valt wel eens een gat. Maar hulp kan ook verslavend werken, terwijl ze altijd gericht zou moeten zijn op het einddoel van zelfredzaamheid – autonomie is toch een hogere bestaansvorm dan leven in afhankelijkheid.
„Toen begin jaren tachtig voor het eerst huursubsidie werd uitgekeerd, heette dat een eenmalige tegemoetkoming te zijn, in economisch zware tijden. Het jaar daarop werd de hulp herhaald. Vanaf dat moment is hij nooit meer weggeweest en nu denkt iedereen dat huursubsidie een recht is. Als je geld uitdeelt, zullen mensen nou eenmaal niet gauw tegenstribbelen.”
Ankersmit: „Gelukkig zijn er ook politici die over dit soort zaken wat liberaler denken. Er zal altijd armoede zijn en dan is het maar goed dat er ook altijd dit soort goede burgerinitiatieven zullen zijn.
„Historicus en denker Alexis de Tocqueville maakte rond 1830 een tocht door de Verenigde Staten. Hij zag dat Amerikanen als er ergens een boom op de weg lag, hun buren optrommelden om hem samen weg te slepen. In Frankrijk, schreef hij, zouden de dorpelingen zich melden bij de burgemeester en eisen dat hij die boom opruimde. Met die Franse benadering doorkruis je een aantal sociale mechanismen en werk je het probleemoplossend vermogen van de samenleving tegen.
„In Europa is de kloof tussen arm en rijk minder groot dan in Amerika en hoef je niet in bepaalde wijken met een revolver rond te lopen. Het vervelende is alleen: daar moeten we wel een prijs voor betalen. Mensen worden steeds afhankelijker van de overheid. De Tocqueville noemt dat het despotisme tutélaire, waarin de staat de burger zoveel mogelijk tegemoetkomt, maar wel op de manier waarop de staat dat wil.
Grofweg zijn er twee modellen: een overheid die betrekkelijk veel mensen in de meest abjecte omstandigheden laat zitten, maar waar de burgers wel tamelijk veel initiatief aan de dag leggen, of het Europese model, waarin de dingen veel beter geregeld zijn, maar waar de burger eigenlijk al sterk begint te lijken op ’de laatste mens’, die Fukuyama beschrijft in ’Het einde van de geschiedenis’. Die ’laatste mens’ – die overigens op Nietzsches visioenen is geïnspireerd – is een soort treurige sukkel die je overal kunt krijgen waar je hem wilt hebben, een willoze, apathische kwezel. Daar zijn we hard naar op weg.”