Hulpverlening bij kerken
Van voedselhulp tot taalles en huiswerkbegeleiding: dit doen de Nederlandse kerken voor de armen
In Musselkanaal zijn ze actief voor de Voedselbank, in Helmond zorgen ze voor gratis maaltijden, in Den Haag runnen ze een buurthuis. Kerken rekenen het van oudsher tot hun taak, mensen in nood te helpen.
Kerken krimpen maar de kerkleden die overblijven zijn actiever in de hulp aan armen. Elke drie jaar brengen katholieke en protestantse kerken in kaart wat ze doen om mensen in armoede binnen en buiten de kerk te helpen en elke keer blijkt weer hetzelfde: ze doen alleen maar meer.
Vorig jaar gaven kerkgemeenschappen voor meer dan 40 miljoen euro aan hulp, drie jaar eerder was dat 32 miljoen. Dat geld wordt besteed aan individuele, financiële hulp en aan tal van activiteiten, varïerend van inzamelingsacties voor Voedselbanken en gratis maaltijden, tot taalles en huiswerkbegeleiding. En ook al hebben de kerken steeds minder leden, het leeuwendeel van het sociale werk wordt gedaan door vrijwilligers. Hieronder drie voorbeelden.
‘Er klopten steeds meer mensen aan met honger’
Caritas 0492 in Helmond
‘Wij stellen geen vragen, wij geven gewoon hulp’. Vanuit dat idee kunnen inwoners van Helmond drie keer in de week een gratis maaltijd afhalen bij lokale katholieke kerken. Bij grote nood krijgen ze een dubbele portie mee: dan hebben ze ook de dag erna weer iets gezonds te eten.
Helmond is in de woorden van pastoor Erik Seidel ‘niet zo’n rijke stad’. Er is veel werkloosheid, en mensen zijn veelal laag opgeleid. Drie van de vier kerken van zijn parochie staan in een wijk met veel problemen. Ze hebben hun diaconie ondergebracht in Caritas0492.
“Er klopten steeds meer mensen aan met honger. Zij wilden eten”, zegt Seidel. Zo’n zes jaar geleden begonnen parochianen daarom te koken. Eén van de kerken had al een professionele keuken, in een andere kerk werd dankzij giften een keuken geplaatst. En een derde kon terecht in het wijkcentrum.
Op maandag, woensdag en vrijdag werd er sindsdien in een van de kerkzalen samen gegeten, zonder dat mensen de beurs hoefden te trekken. In coronatijd zijn dat afhaalmaaltijden geworden, en dat is zo gebleven. Op de drie locaties komen er wekelijks zo’n zestig mensen.
Kerkgangers zitten er niet veel onder de clientèle, als de pastoor er vier of vijf wel eens bij de mis ziet, dan is het veel. Dat doet er voor hem in het geheel niet toe: “Ze komen als mens aan de deur. Omdat ze honger hebben, niet omdat ze lid zijn van de parochie.”
“De kracht van de kerk is dat iedereen welkom is”, zegt de pastoor. Met één maar: “Drugs en alcohol accepteren we niet. Als iemand zich hier om vijf uur straalbezopen meldt, dan zeggen we: kom maar terug als je nuchter bent.”
Een groep van zo’n vijftien tot twintig vrijwilligers maakt een gezonde maaltijd, van voedsel dat overblijft bij de plaatselijke winkels. “Dat is een kwestie van: met je verhaal de boer op, met de manager van de supermarkt praten en dan komt er heel wat los”, zegt de pastoor.
De vrijwilligers zijn allemaal mensen uit de kerk, die in Helmond betrekkelijk multicultureel is. Dit vrijwilligerswerk spreekt ze aan, weet de pastoor: “Niet iedereen heeft steeds zin om over Jezus te praten. Deze mensen zijn meer praktisch. Ze doen het vanuit hun hart. Het is de liefde voor Jezus Christus die ons drijft.”
Zelf zit Seidel in het plaatselijke platform armoedebestrijding, waarin de kerk samenwerkt met professionele hulpverlening en met de overheid. Dat samenspel waardeert hij: armoedebestrijding vindt hij geen exclusieve taak voor de overheid. “We klagen allemaal dat we te veel belasting moeten betalen en dat de overheid veel voor ons bedisselt. Maar we schuiven de overheid wel veel toe. De overheid doet al veel aan bestrijding van armoede. Maar het is ook de taak voor de kerk om naar armen om te kijken. Vanuit ons christelijk geloof doen we wat nodig is. Dit is wat God van ons vraagt.”
De maaltijdvoorziening heeft een vaste plek in de kerk en in de gemeente. Hoe lang dat zo blijft, dat kan Seidel niet zeggen. “Je moet niet te ver vooruit willen kijken, we maken geen beleidsplannen. We doen het zolang het kan.”
‘Als kerk hoor je in de maatschappij te staan, vanuit naastenliefde’
Diaconie van de Protestantse Gemeente De Ontmoeting in Musselkanaal
Vorig jaar nog kreeg de protestantse kerk in het Groningse Musselkanaal een mooi cadeau: een schenking van zesduizend euro, voor de diaconie. De sociale poot van deze PKN-kerk kon daarvan mooi de praktische, incidentele hulp betalen die ze geeft aan mensen binnen, maar veel meer nog aan mensen buiten de kerk.
De voorzitter van de diaconie, Siep Schoenmaker (71) was vorige week druk met de flyer voor de nieuwe inzamelingsactie voor vluchtelingen. Die kregen eerder al kleding die zijn kerk had verzameld samen met andere kerken in de gemeente Stadskanaal. Dit keer gaat het om houdbaar voedsel.
Bij het avondmaal in de kerk, vijf keer per jaar, kunnen kerkleden ook eten in blikken en potten kwijt in de hal van de kerk. Dat is dan bestemd voor de Voedselbank. Die zit dichtbij; de kerk is uitgiftepunt, vrijwilligers uit de kerk helpen die draaiend te houden.
De diaconie wil er zijn voor mensen die, zoals Schoenmaker het zegt, tussen wal en schip raken. Hij noemt een gescheiden man of vrouw die nieuwe woonruimte nodig heeft, maar bijvoorbeeld nog geen huursubsidie krijgt. De kerk zorgt dan voor een renteloze lening, die ze later terug kunnen betalen als de toeslag er wel is.
“Dat doen we voor iedereen die erom vraagt”, zegt Schoenmaker, die wel ziet dat mensen zich schamen om hulp van de kerk in te roepen. “Maar dan zeg ik: dat hoeft helemaal niet, iedereen kan dit overkomen.”
Voor mensen aan de onderkant van de samenleving – die er in Stadskanaal veel zijn – is er een ruilwinkel, die voor deze groep gratis kleren heeft. Die worden vooraf gewassen, en de Protestantse Gemeente heeft daar waspoeder voor gegeven. Ze doet ook wel eens boodschappen voor mensen die dat zelf even niet kunnen.
Probleem is wel, zegt Schoenmaker, om in de kerk genoeg mensen te vinden die dit willen doen. De gemeente is vergrijsd, ouderen willen of kunnen dit niet meer. “Het is altijd dezelfde vijver waarin je vist”, zegt Schoenmaker.
Ook daarom vindt hij het belangrijk om samen te werken. Met andere kerken, maar ook met de gemeente en met welzijnsinstellingen. Via de plaatselijke stichting Welstand krijgt de kerk ook wel namen door van mensen die hulp nodig hebben. “Zij zien daar dan de mogelijkheid niet voor, en wij kijken dan of wij wat kunnen”, zegt Schoenmaker.
Of hij het de taak van de kerk vindt? “Tja, ik zou graag zien dat het de overheid zou lukken om alle armen te helpen, maar daar vallen gaten. Daar moet je als kerk inspringen. Als kerk hoor je in de maatschappij te staan, vanuit naastenliefde.”
‘Mensen hoeven bij ons niet van het ene naar het andere loket’
Buurt-en-kerkhuis Shalom in Den Haag
In de winkel in buurt-en-kerkhuis Shalom kunnen klanten van de Voedselbank boodschappen doen die niet voor ze klaar staan, maar die ze zelf uitkiezen. Dertig vrijwilligers zorgen ervoor dat die Voedselbankwinkel goed draait.
Die vrijwilligers komen deels uit de Shalomkerk, er helpen ook mensen uit de buurt die geen, of een andere religieuze achtergrond hebben. Verder zijn er nog ex-klanten van de Voedselbank die zich nu onbetaald inzetten voor de winkel.
Het is een mix die opbouwwerker Heleen Joziasse graag ziet. De kerk heeft het buurthuis vier jaar geleden opgezet met als doel, dat de kerkelijke gemeenschap verbonden wordt met die in de buurt. Het moet, zegt Joziasse een geheel worden.
Dat is niet perse gemakkelijk. De Protestantse Gemeente in deze Haagse jarenvijftigwijk is wit, vergrijsd en over het algemeen hebben de kerkgangers het vrij goed. Daarmee verschillen ze nogal van de gemiddelde buurtbewoner. Ruim de helft van de wijk Vrederust/Bouwlust heeft een niet-westerse achtergrond, in de sociale woningbouw wonen mensen met weinig geld, er zijn veel alleenstaande ouders, er is psychiatrische problematiek.
“Het is een heel proces, maar het gaat best goed”, zegt Joziasse. “Ik vind het bijzonder hoe de mensen uit de kerk, die de hele wijk hebben zien veranderen, openstaan voor mensen met een andere taal, een andere cultuur.”
Wekelijks komen honderden wijkbewoners naar Shalom. De Voedselbankwinkel heeft 160 klanten, er zijn vijf taalcursussen met zo’n tien deelnemers, de naaigroep heeft 20 vrouwen, bij het inloophuis voor Afrikaanse vrouwen zijn elke woensdag 15 mensen, 45 mensen komen maandelijks naar de maaltijd. Verder zijn er activiteiten als fietsles, moestuinieren, inloopspreekuren, avondinloop voor vrouwen, huiswerkbegeleiding en veel meer.
Dat wordt allemaal georganiseerd door 75 vrijwilligers én twee beroepskrachten. Heleen Joziasse is er een van. Zij is in dienst van Stek, de stichting voor Stad en kerk. In deze organisatie hebben de Haagse PKN-kerken hun diaconale werk gebundeld. Met 45 professionals en 900 vrijwilligers is het een van de grootste kerkelijke hulpverleningsorganisaties in het land. In Den Haag werkt Stek samen met andere welzijnsinstellingen en de gemeente.
“Wij proberen aandacht te geven die binnen veel instanties moeilijk is”, zegt Joziasse. “Wij zijn niet gebonden aan tijd, en aan protocollen.”
Het buurt-en-kerkhuis doet eigenlijk alles wat níet gedaan wordt door de overheid, vat Joziasse samen. “Maar we doen het onder protest. Alles is zo bureaucratisch en complex, er zijn zo veel regels, alles wordt uitgedrukt in geld. We proberen als buurt-en-kerkhuis tijd te maken, ons uit te strekken naar medemensen, met ze te praten, met ze te lachen. Ze hoeven bij ons niet van het ene naar het andere loket. We proberen de hele mens te zien.”
Lees ook:
In de keuken van de kerk moet vooral voor eenzamen, vluchtelingen en armen worden gekookt
Kerkleden verwachten van hun kerk dat zij eenzamen, vluchtelingen en armen helpen. Een manier om dat te doen: voor hen koken.