Zenmeester en vredesactivist Thich Nhat Hanh (1926-2022) haalde het boeddhisme uit de tempel en bracht het de wereld in. Dat we in het Westen nu weten wat mindfulness is, hebben we aan hem te danken.
Het is vroeg in de ochtend als de instructie van de zenmeester komt om aan de rand van de vijver met de lotusbloemen op hem te wachten. Thich Nhat Hanh, dan al in de tachtig, komt vervolgens een half uur te laat aangewandeld. Het is een tengere gestalte in een donkerbruine pij. Wilde je als journalist met een van de invloedrijkste zenmeesters ter wereld spreken, dan moest je op zijn minst een paar dagen meedoen met een retraite. En daar komt, als het moment van het interview bijna daar is, nog een opdracht bovenop, ter voorbereiding op het interview. Een tijdje naar de heilige lotus staren.
Zo kon het dat ik iets meer dan negen jaar geleden in de vroegte van zijn kloostertuin in Frankrijk een dikke, groene knop zag openspringen, en toen nog een, tot de zachtroze bloemen, die van zo’n grote betekenis zijn in het boeddhisme. Thich Nhat Hanh staarde zelf ook nog een poos naar de lotus, om dan pas over te gaan tot een begroeting.
Volkomen stilte
Hij opperde of het geen beter idee was om in plaats van hem de lotusbloemen te interviewen: die zouden ook genoeg te vertellen hebben. Ik zag hem er voor aan dat hij dit meende, en hij het interview ter plekke zou afblazen. Zoiets overkwam een Amerikaanse journalist die hem ooit hoopte te spreken: de zenmeester nam hem doodleuk mee op een wandelmeditatie, in volkomen stilte.
Sinds hij zich had teruggetrokken in het door hem opgerichte klooster Plum Village op het Zuid-Franse platteland gaf de beroemde Vietnamese monnik sowieso nog zelden interviews. Voor zover na te gaan was het laatste interview dat met Oprah Winfrey geweest. Maar Hanh kende die Nederlandse krant Trouw uit de tijd dat hij vredesactivist was in de Vietnamoorlog: een journalist van deze krant schreef destijds al over hem. En dat was de monnik een halve eeuw later nog niet vergeten.
Zelfverbranding
Hij probeerde destijds alles om ervoor te zorgen dat de Verenigde Staten de oorlog zouden stoppen. Toen de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson in 1965 de eerste gevechtstroepen naar Vietnam stuurde, schreef Hanh een brief aan dominee Martin Luther King. In de jaren daarvoor hadden een aantal monniken zichzelf in brand gestoken, Hanh probeerde uit te leggen waarom ze dit deden. Dat Vietnamese burgers zowel te lijden hadden van Amerikaanse bommen als van het geweld van de Vietcong. Dat hun stem anders niet gehoord werd. Dat de zelfverbrandingen daden van wanhoop én compassie waren, zo betoogde Hanh: “Jezus Christus stierf in dezelfde geest, vanuit liefde.”
In 1966 reisde Hanh naar de Chicago, in de Verenigde Staten, waar hij Martin Luther King voor het eerst ontmoette. Nog tijdens die reis kreeg hij te horen dat hij niet meer terug kon: Vietnam had hem de toegang tot het land ontzegd. Het eerste jaar van zijn ballingschap zou Hanh bijna elke nacht dromen over terug naar huis gaan.
Zes maanden na hun eerste ontmoeting nomineerde Martin Luther King hem voor de Nobelprijs voor de Vrede. “Als zijn ideeën over vrede zouden worden toegepast”, meende King, “dan zou dat een monument zijn voor de oecumene, voor broederschap over de hele wereld, en voor de hele mensheid.” Thich Nhat Hanh werd de officiële vertegenwoordiger van de Vietnamese boeddhistische vredesdelegatie bij de Parijse vredesbesprekingen tussen 1968 en 1973.
Band met christenen
King was lang niet de enige christen met wie Hanh zich verbonden voelde. Hij was ook diep onder de indruk van het werk van de Duitse theoloog en verzetsstrijder Dietrich Bonhoeffer, vooral van de brieven die Bonhoeffer schreef vanuit de gevangenis. Hanh was daarnaast bevriend met de Nederlandse protestantse verzetsstrijdster Hebe Kohlbrugge (1914-2016).
Vanuit Europa ontwikkelde hij zich als boeddhistisch leraar, en zo groeide hij uit tot een van de invloedrijkste geestelijk leiders ter wereld. Hanh is lang niet de enige die een westerse vertaalslag aan het boeddhisme heeft gegeven. Ook hebben veel boeddhistische kloosterordes in Azië intussen ook moderniseringen ondergaan onder invloed van globalisering. Maar hij wist de boodschap van het boeddhisme wonderlijk goed af te stemmen op tijd en plaats.
Bloeiende kloostergemeenschappen
Met meer dan vijftig boeken die miljoenen keren verkocht werden sprak hij mensen over de hele wereld aan. In Australië, Duitsland, Thailand, en de Verenigde Staten zijn bloeiende kloostergemeenschappen ontstaan die Hanh als leermeester zien. “Thay”, noemen ze hem, het informele Vietnamese woord voor leraar. Alleen al in Nederland zijn er meer dan 75 sangha’s, meditatiegroepen, die zich door hem laten inspireren.
Als klein jongetje, op zijn zevende of achtste, wist Hanh al dat hij monnik wil worden. Hij groeide op in een druk huishouden in de regio Thua Thien-Hue, in het midden van Vietnam. Zijn roeping begon met een afbeelding van de Boeddha op de cover van een tijdschrift, vertelde hij bij Oprah Winfrey. “Hij zag er heel vredig, glimlachend uit, en ik was onder de indruk. Om me heen zag ik niet zulke mensen, dus ik had de wens om iemand zoals hem te worden.”
Aanvankelijk lagen zijn ouders dwars, omdat ze dachten dat het leven van een monnik hard en moeilijk was. Maar op zijn zestiende lieten zijn ouders hem gaan, naar het tempelcomplex Tu Hieu, in de plaats Hue.
Niet stil zitten op een kussentje
Middenin zijn studententijd - hij deed Franse en Vietnamese literatuur aan de universiteit van Saigon - brak de eerste Indochinese oorlog uit. Hanh las toen al progressieve boeddhistische tijdschriften, waar het idee van een ‘sociaal bewust’ boeddhisme opgang maakte. Hij raakte er al snel van overtuigd dat je als monnik ook buiten de tempel moest zijn. Niet louter stil zitten op een kussentje, om te mediteren en wierook te offeren, maar de sloppenwijken in: weeskinderen en bootvluchtelingen helpen. Daar moest je het boeddhisme praktiseren.
Hanh noemde het later “geëngageerd boeddhisme”. Het was niet alleen de bedoeling je eigen geest te transformeren, maar ook de wereld om je heen, inclusief de economische en politieke oorzaken van armoede, onderdrukking en oorlog. Maatschappelijke actie was in zijn visie een logisch gevolg van het boeddhisme.
Maar het werkte ook andersom. Een van de sociaal werkers in de sloppenwijken van Saigon, de jonge biologiestudente Cao Ngoc Phuon, drong er bij hem op aan om een spirituele beoefening te ontwikkelen die hun zware werk kon ondersteunen. Die studente zou later ook kloosterling worden, en onder de de naam sister Chan Khong de rechterhand van Hanh worden.
Zijn grootste nalatenschap aan de wereld is de term mindfulness: de monnik was, samen met de Amerikaanse wetenschapper Jon Kabat-Zinn, de drijvende kracht achter de popularisering van dit concept. Bij Hanh is mindfulness geen doel in zichzelf: uiteindelijk gaat het om innerlijke vrede. Die kun je in jezelf vinden, door met je volledige aandacht in het moment te zijn, en daarbij verleden en de toekomst te laten voor wat het is.
Briefjes bij de schakelaars
Behalve voor vrede en compassie maakte Hanh zich in zijn werk ook hard voor het klimaat. In het Zuid-Franse Plum Village leven ze duurzaam en eenvoudig: de kloosterlingen eten uit eigen moestuin, men geeft de voorkeur aan fleecevesten boven kachels, en er hangen vriendelijk geformuleerde briefjes bij de schakelaars en kranen die je eraan herinneren dat je zuinig moet zijn met water en stroom.
Monniken en nonnen in de kloostergemeenschappen van Hanh leven volgens een door hem herziene monastieke code, die op punten is aangepast voor een westerse context. Aan die code is vijf jaar gewerkt door hem en een team met andere leraren. Deze veranderingen kwamen hem binnen zijn eigen Vietnamees-boeddhistische traditie op kritiek te staan: wie is hij om zomaar de regels te herzien die ooit door de Boeddha zelf zijn uitgevaardigd? Hanh verdedigde zich door te wijzen op een regel van de Boeddha. Die zou gezegd hebben: Wie reist naar een land waar andere wetten gelden, hoeft zich niet aan de boeddhistische voorschriften te houden, aangezien die voor een andere tijd en plaats gemaakt zijn.
In de traditionele monastieke code mogen monniken niet autorijden, in die van Hanh mag dat wel. Maar het is weer niet toegestaan in een dure auto te rijden, of hard en onvoorzichtig rijden, of geërgerd claxonneren. Op andere punten is hij juist strenger dan de oude boeddhistische regels: zo eet men in Hanhs gemeenschappen geen vlees. De leefwijze is nu ook weer niet zo vooruitstrevend: tien jaar geleden was het in Plum Village nog zo dat de mannen eerst hun eten kregen, en daarna pas de vrouwen.
Oude teksten
Het is niet dat veel andere kloosters in Azië de leefregels niet aanpassen aan deze tijd. Maar zij gaan niet zo ver dat ze de oude tekst herformuleren: eerder werken ze erom heen, bijvoorbeeld door er lokale bepalingen bij te maken. Overigens liet Hanh in ‘zijn’ kloosters ook de oude teksten bestuderen, naast hun eigen, herziene versie.
Op 88-jarige leeftijd kreeg Hanh een ernstige hersenbloeding. Hij heeft sindsdien niet meer kunnen spreken of lopen. Vier jaar later besloot hij terug te keren naar Vietnam om de dagen die hem resten door te brengen in de Tu Hieu tempel in Hue, waar zijn leven als monnik ooit was begonnen. Zo was deze boeddhist toch weer terug in de tempel. Vrijdagavond is hij overleden, op 95-jarige leeftijd.
En waar sloeg het op dat hij me op die ochtend in Zuid-Frankrijk naar de openbloeiende lotus had laten staren? Dat ik die maar moest interviewen? Het bleek een grapje. Wel één met een kern van waarheid. Toen we eenmaal op de grond zaten in een van de kloostergebouwen voor het interview legde hij uit wat de boeddhistische les is van de lotus: die schitterende bloemen groeien niet zonder vieze modder. Het lijden in de wereld, de gruwelen van de Vietnamoorlog incluis, dat is de modder, vertelde hij. En de lotus is geluk. Er is, zo had hij in zijn leven gezien, genoeg modder om gebruik van te maken, zei hij.
Lees ook:
‘Geluk is een gewoonte’
Zenmeester Thich Nhat Hanh (85) bracht het fenomeen mindfulness naar het Westen. Vanuit zijn Franse kloostergemeenschap Plum Village laat hij mensen ervaren dat geluk maakbaar is. ‘Ik probeer een eeuwenoude schat te ontsluiten.’