Sabine Wolsink: ‘Er wordt nog weleens vergeten dat er geen winnaars zouden zijn zonder verliezers’. Beeld Paul Bauer
Sabine Wolsink: ‘Er wordt nog weleens vergeten dat er geen winnaars zouden zijn zonder verliezers’.Beeld Paul Bauer

InterviewSabine Wolsink

Theoloog met zwarte band schiet te hulp bij debat over misstanden in de sport: waarom willen we eigenlijk winnen?

Theoloog en judoka Sabine Wolsink mengt zich in het debat over misstanden in de topsport. Theologie kan volgens de oud-kampioen bij de junioren helpen voorbij het idee te komen dat het alleen om winnen gaat.

Maaike van Houten en Esther Scholten

Je benen mogen blauw zijn, je knokkels gekneusd en je spieren verstijfd, je denkt er niet aan te stoppen. Eigenlijk denk je er sowieso niet veel over na waarom en waarvoor je dit doet.

Sabine Wolsink (25), promovenda in de theologie aan de Universiteit van Wenen, is een fanatiek judoka. Meermaals heeft ze het podium gehaald bij nationale kampioenschappen. Maar is het topsportideaal wel gezond en humaan?

Er is vreugde wanneer een nieuwe techniek slaagt, of toen het me lukte Nederlands kampioen te worden. En toch, iedere keer dat je weer geworpen wordt en een wedstrijd verliest… Al gauw prent je jezelf in dat je alleen meetelt als je presteert. Dat je winnen alleen verdient door te lijden. Sporten is nu eenmaal grenzen opzoeken en grenzen verleggen.

Met een blik in de spiegel heeft Wolsink een theologische reflectie geschreven op sport en de ontsporingen die daarin voorkomen. Omdat we zo voorbij de gedachte kunnen komen dat het alleen maar om winnen gaat, schrijft ze in het artikel, dat is gepubliceerd op de website van Liberaal Christendom. Misstanden in de topsport, de laatste jaren veelvuldig in het nieuws, onderstrepen volgens haar de urgentie. Topsport is voor het hoogst haalbare gaan. No matter what, no questions asked.

Die vragen wil zij dus wel stellen. Want dat onvoorwaardelijk willen winnen intrigeert haar. Misschien wel omdat het een echo uit haar verleden is. Waarom ging zij door met trainen, terwijl haar knokkels gekneusd waren? Hoezo moest die ene wedstrijd nog gejudood worden met beurse benen die om rust schreeuwden? Wat is er zo van ultiem belang dat topsporters er alles voor overhebben?

“Eigenlijk is dat een theologische vraag”, stelt Wolsink, die daarmee een nieuw geluid laat horen in het debat over de nietsontziende medaillejacht. “Juist de theologie houdt zich bezig met de vraag naar het ultieme, wat vind je van ultiem belang en wat zegt dat over de mens? Topsport zegt ook iets over wat wij van ultiem belang vinden en hoe wij ons als mensen verhouden tot dat ultieme. Sport is zoeken naar perfectie, naar het continu verbeteren van jezelf. Dan loop je tegen de menselijke grenzen aan.”

Tegelijkertijd, merkt ze fijntjes op, zijn theologie en religie ook niet vrij van excessiviteit, verafgoding en verabsolutering van zaken die niet heilig zijn. Alle reden dus voor een gesprek over hoe er vanuit de theologie gereflecteerd kan worden op grensoverschrijdend gedrag in de sport.

Als tiener heb jij het leven van een topsporter geleid. Inmiddels ben je een kritische wetenschapper met een getrainde geest. Hoe kijk je terug op een jeugd met oogkleppen op?

“Ik was negen jaar toen ik op judo ging en je kunt wel stellen dat het met de jaren een beetje uit de hand gelopen is. Op mijn elfde mocht ik voor het eerst meedoen aan de nationale kampioenschappen. Ik was heel fanatiek. Andere kinderen kletsten weleens tijdens de training. Ik nooit. Aan mijn kant van de zaal was het stil. Ik was gedreven en serieus met de sport bezig.”

Discipline en toewijding kunnen mooi zijn. Zijn er ook momenten geweest dat jij dacht: ga ik nu niet te ver?

“Op een gegeven moment, ik was al volwassen, kwam de vraag wel op: waar doe je het eigenlijk voor? Zeker als je na een zware training alleen in de auto terugrijdt naar huis en alles pijn doet. Maar op de een of andere manier heb ik die vraag lang onderdrukt. Ook omdat je merkt dat je bij de minste twijfel minder diep kunt gaan op de mat.

“Ergens had ik het gevoel dat je die vraag niet mag stellen. Je zit natuurlijk in een cultuur die om winnen draait en die voorschrijft dat je moet willen winnen. Je voelt ergens dat als je die vraag stelt onherroepelijk de volgende komt: misschien hoor ik hier wel helemaal niet?”

Zeg je daarmee dat nadenken over het waarom – feitelijk de zingeving van topsport – afbreuk doet aan je inzet en dus aan je prestatie?

“Nee, maar die angst is er wel. Ik heb me destijds niet willen afvragen waarom ik deed wat ik deed. De vraag mocht er niet eens zijn. Maar ik denk dat het goed zou zijn als daar wel ruimte voor is. Dat we ons afvragen wat we nou eigenlijk van belang vinden: zijn dat de prestaties, het winnen en de aandacht die daarmee komt? Of willen we de sport verder brengen en daarmee onszelf?

“Als je daarop durft te reflecteren, in alle openheid, dan krijg je volgens mij op de lange termijn juist meer motivatie. Want dan weet je waarom je doet wat je doet en kun je je daar ook meer aan overgeven. Terugkijkend zat er bij mij een onderhuidse twijfel die kan blokkeren.”

Kunnen we zo voorbij de gedachte komen dat het alleen maar om winnen gaat?

“Dat denk ik wel. In het debat over de excessen in de sport mis ik die diepere vraag over wat er eigenlijk aan ten grondslag ligt. Waarom willen we zo nodig winnen? Dan kom ik weer terug bij die vraag wat er van ultiem belang is. Wat maakt al onze opofferingen de moeite waard? Zijn dat wel echt medailles?”

Je bent christelijk opgevoed. Werd die vraag gesteld in jouw kerk?

“Nee. Ik ben opgegroeid in de Achterhoek. We gingen naar de kerk, naar catechisatie, ik deed belijdenis. Onze gemeente, die onderdeel is van de Protestantse Kerk in Nederland, was niet streng. Van enige kritiek op topsport heb ik nooit wat gemerkt, ook niet vanuit ons gezin.”

Waarom is het erg als de diepere vragen niet gesteld worden?

“Ik geloof dat je dan heel snel vervalt in een soort middel-doeldenken: ik gebruik de sport om mijn eigen ego op een podium te zetten. Dat doet afbreuk aan de sport zelf, de schoonheid ervan, het plezier en het onderlinge respect tussen deelnemers. Ik ben bang dat de competitie zonder dit soort vragen steeds heftiger en harder wordt, ten koste van elkaar.”

Maar worden wereldrecords verleden tijd, als die drive er niet is?

“Nee hoor. Reflectie en bewustwording hoeven niet tot relativering te leiden. Het gaat om de balans. Presteren blijft erbij horen. Dat is natuurlijk ook hoe je kunt meten of je beter bent geworden. Maar het moet niet allesoverheersend zijn. Het is uiteindelijk niet het doel, slechts een middel om dat doel te bereiken.”

Wat is dan volgens jou het doel?

“De sport zelf verder brengen en er als mens in kunnen bloeien. Dat is een term die vaker terugkomt in de theologie. Ik bedoel daarmee dat judo ook jezelf op het spel zetten is. Alleen wanneer je het riskeert jezelf te verliezen, kun je jezelf overwinnen.

“Als je het zo bekijkt, gaat sport om menselijke waarden. Pas als het niet meer om de sporters en hun eigen verwachtingen gaat, overstijgt de sport de individualiteit en krijgt het een hoger doel dat ten diepste heilig en de moeite waard is. Dan is er sprake van een competitie die ons samen verder brengt.”

Baal jij dan nooit meer van een tweede plaats of begrijp je tranen om zilver? Je bent altijd blijven judoën, hoewel niet meer op topniveau.

“Ik kan er nog zuur om zijn als ik niet win, zeker, maar ook blij. Dat ligt aan de context: het wedstrijdverloop, de tegenstander. Ik pleit voor een vorm van competitie waarbij je elkaar verder brengt, in plaats van dat je ten koste van anderen verder komt.

“In het judo bijvoorbeeld kun je op strafpunten van de tegenstander winnen. Sommigen trainen op het uitlokken daarvan, omdat ze winnen belangrijker vinden dan judoën. Dat irriteert mij.

“Bij een ware krachtmeting push je elkaar naar nieuwe hoogten. Om te excelleren heb je een tegenstander nodig. Er wordt nog weleens vergeten dat er geen winnaars zouden zijn zonder verliezers. In de publieke opinie zijn het degenen met de gouden medailles die op een voetstuk geplaatst worden. Zij worden als helden gezien, maar is dat wel gezond?”

Verheerlijking kent gevaren. Wat zijn de theologische lessen?

“Voor een christen is God het ultieme. De vraag is wat God precies is, ik denk dat het iets is wat je hele wezen bepaalt, je doen en laten. Dat is zo absoluut dat het zin geeft aan het bestaan. Het zegt wat over het diepste wezen van de mens.

“Gaandeweg zijn ook bepaalde vormen die mensen daaraan gegeven hebben ultiem geworden, bijvoorbeeld kerk of Bijbel. Maar die zijn niet werkelijk ultiem. Je hebt wel een vorm nodig om je te verhouden tot het ultieme, maar het ultieme is groter dan de vorm die we eraan geven. Dat is ook in de topsport gebeurd met winnen. Het is belangrijk dat dat besef doordringt, ook bij trainers die over de grenzen van hun pupillen heen gaan.”

Welke bijdrage kan de theologie leveren aan het debat over de uitwassen van topsport?

“Het belang van theologie zit in het woorden kunnen geven aan het ultieme en het reflecteren op de diepste vragen. Waar doe je het voor? Hoe verhoudt opoffering zich tot de successen, hoeveel lijden kun je als topsporter verdragen, wat zegt het over de mens om zo ver te gaan, of te willen gaan?

“Ik denk dat er ook christelijke begrippen zijn waar je in de sport wat mee kan. Verzoening, met je tegenstander of met je eigen prestaties. Of genade, dat kan een opening zijn om anders naar sport te kijken. Ik denk ook aan overgave, religie is een vorm van overgave. Als je, vanuit het idee van overgave, sport om de sport zelf en niet om prijzen te winnen of je eigen ego groter te maken, dan voorkom je dat sport gekaapt wordt door financiële of politieke belangen.”

Om het concreet te maken: hoe zou een theoloog een voetbalteam coachen? Welke opdrachten krijgen de spelers dan mee?

“Dat heeft natuurlijk met fair play te maken, maar ik vind het lastig om het praktisch te maken. Religie geeft een kader voor een gesprek. Iets van bewustwording zou een theoloog wel bij de spelers kunnen bevorderen. Als je je bewust bent van wat je doet, van je eigen drijfveren en als je je bewust bent dat de ander ook drijfveren heeft, dan ontstaat er misschien wederzijds meer begrip en kun je de angst om te verliezen overwinnen.”

Judo je nu anders dan vroeger?

“Ja. Ik heb die angst om te verliezen gekend. Na mijn Nederlandse juniorentitel ben ik een tijdlang bang geweest om door de tegenstander gegooid te worden, zoals dat heet, om door een worp op mijn rug te belanden. Daardoor stond ik soort van verlamd op de mat. Ik heb steeds meer kunnen accepteren dat vallen erbij hoort en niet erg is. Tegenwoordig kan ik er zelfs van genieten als de ander me verrast en door de lucht laat vliegen. Dat is ook wat sport mooi maakt.”

Lees ook

Twee bondscoaches, twee visies: zijn we doorgeschoten in de vernauwing die topsport vraagt?

Zowel de hockeyers als de hockeysters hebben een nieuwe bondscoach. Jeroen Delmee en Paul van Ass vragen allebei iets anders van hun ploeg.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden