Pastoor Ed Miedema voor de kerk in Schaesberg, 1978.

ReportageKerksluiting

Met de Michaëlkerk verdwijnt ook de erfenis van de opstandige pastoor Miedema

Pastoor Ed Miedema voor de kerk in Schaesberg, 1978.Beeld Hans van den Bogaard

De Michaëlkerk in Schaesberg wordt dit najaar gesloopt. Ooit was de parochie landelijk bekend, vanwege het optreden van de roemruchte pastoor Ed Miedema en zijn botsing met het gezag.

Katja Kreukels

Eigenlijk moet je een helm dragen als je door de Michaëlkerk in het Limburgse Schaesberg loopt, vanwege afbrokkelend beton. Het zou volgens pastoor Freek Jongen miljoenen hebben gekost om de kerk en toren te laten restaureren. Alle banken zijn er nu uit gesloopt. Het orgel is naar Polen. Het doopvont is bij een inbraak meegenomen. In de sacristie hangen nog een paar kazuifels stof te vangen. Het is een spookkerk geworden. Door de ingegooide ramen komt kou naar binnen.

De kerk die midden in een woonwijk staat, is vorig jaar aan de eredienst onttrokken, maar is al sinds 2012 in onbruik. Eerst maakte parochiaan Jo Bertram, eigenaar van de bakkerszaak tegenover de kerk, de boel nog schoon. “Ik zette muziek aan, rookte een sigaartje en dan ging ik stofzuigen.” Tot er niet meer tegen het verval op te boksen viel.

Twee jongens in een auto

Achter de Michaëlkerk zitten twee jongens in een auto een joint te roken. Ze toeteren. Het is de vraag of ze het gebouw ooit van binnen hebben gezien en of ze weten dat de parochie landelijk bekend was. Dat tv-ploegen van Brandpunt en de NOS op de stoep stonden, met Frits Bom als verslaggever. Zouden hun ouders verteld hebben dat achter deze muren ooit, in de hoogtijdagen van pastoor Ed Miedema, 2500 parochianen per weekend de kerkbanken vulden? En dat onder die kerkgangers veel jongeren waren die gretig de sociale revolutie omarmden, die deze herder ontketende?

Miedema, afkomstig uit het Brabantse Sambeek, zette zich in voor opbouw van onderop, voor zelfbewustheid, gewetensvrijheid en mondige parochianen. Juist de mijnwerkers in het dorp, die gewend waren dat de gegoede burgerij op hen neerkeek, konden wel wat smoel gebruiken. Vooruitlopend op de vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie (1961-1965) gooide pastoor Miedema het roer om en probeerde Gods volk in beweging te krijgen.

Miedema’s eerste benoeming als pastoor

Parochie ’t Eikske was Miedema’s eerste benoeming als pastoor. Hij werkte sinds zijn priesterwijding in 1938 als kapelaan in Ottersum, Gennep, Roermond, Heerlen en Sittard. In de oorlog ging hij bij het verzet en hielp onderduikers, tot hij zelf moest onderduiken. Vormende jaren, bleek achteraf, die zijn sociale richting bepaalden. Het lijkt erop dat zijn eigenzinnige manier van werken en koppige karakter hebben bijgedragen aan de vele overplaatsingen en uitgestelde promotie.

Zelf meende Miedema dat de benoeming in de Michaëlkerk in 1961 ook als straf bedoeld was. Hij zei in het Limburgs Dagblad (1978): “Daar zat geen geld, daar waren alleen handarbeiders, de kerk had een hoge schuld en er was geen orgel. Daar zou mij de lust tot dwarsliggen wel snel vergaan.” Niets bleek minder waar.

Als een van de eerste pastoors in Nederland draaide Ed Miedema zich begin jaren zestig tijdens de vieringen om, en keek de mensen in de Michaëlkerk aan. Hij schafte een ­geluidsinstallatie aan zodat de gelovigen hem goed konden verstaan. Hij vereenvoudigde de liturgie en koos voor Nederlandse liederen. Om zijn parochianen meer bij de kerk te betrekken, kwam er een gekozen ­parochieraad. De mensen gingen ­geloven dat zíj de parochie vormden en mee mochten beslissen.

De Michaëlkerk trok in de jaren zestig landelijk de aandacht. Beeld Laurens Eggen
De Michaëlkerk trok in de jaren zestig landelijk de aandacht.Beeld Laurens Eggen

“Hij was wist precies wat hij wilde”, vertelt Jo Coopmans, die lid is van de sterk gekrompen, maar nog bestaande streekparochie ’t Eikske. “Hij was een herder en een strijder. Ik vond zijn preken geweldig. Zijn zinsbouw, doordringende stem, een kuchje tussendoor. Het feit dat hij alles vrij menselijk bracht. Hij had een serie preken over de Bergrede. Die vond ik zo duidelijk. Dat je goed moet zijn voor de medemens en voor zieken en armen moet zorgen. Het ging ergens over.”

De pastoor demystificeerde de kerk

Miedema’s stellige overtuiging was dat je overal moest zijn waar mensen in een isolement terecht dreigden te komen. Christendom ging om tastbaar helpen, niet om dogma’s, paperassen en geloofsbelijdenissen, waar de christelijke kerken in zijn ogen onder gebukt gingen. Hij zag godsdienst als een typisch menselijke aangelegenheid.

Peter Jongen, ooit misdienaar bij Miedema, vertelt hoe de pastoor de kerk demystificeerde. “Hij zei: bidden kun je overal. God is overal. Je hoeft niet naar de kerk te komen om God te ontmoeten. Wij komen hier bij elkaar, omdat we elkaar wat te zeggen hebben. Laten wij daarom in het vervolg de gebeden beginnen met ‘Laten wij bidden tot elkaar’. Dat ‘tot elkaar’ typeerde Miedema helemaal. De kerk was de gemeenschap en al die mystiek vond hij maar humbug. Kletskoek.”

Voor veel met name jonge mensen was die vereenvoudiging een bevrijding, maar als vernieuwer trapte Miedema ook op de ziel van oudere parochianen die grootgebracht waren met ontzag voor het Goddelijke, de verzoening met het lot en ontelbaar veel gestolde regeltjes. Kon je zomaar de knielbanken uit de kerk zetten, de hostie met de hand ontvangen, of gebeden vereenvoudigen? Als je zelf aan rituelen ging knutselen, verloren ze dan niet hun kracht? En wat vond de bisschop van dit alles, die had er toch voor gestudeerd?

“Het belangrijkste van pastoor zijn, is de kudde bij elkaar houden”, zegt Pierre Brouns. Ook hij was misdienaar bij Miedema. “Een burgemeester is ook burgemeester van alle burgers. Als hij zelf harder wil, moet hij er rekening mee houden dat hij maar zo hard kan als de groep kan. Hij mag de mensen natuurlijk meenemen een bepaalde kant op, maar hij moet niet zó snel vooruit rennen dat een deel verweesd achterblijft.”

Miedema schafte de collectes af

Ondertussen groeide Miedema’s populariteit tot ver over de parochiegrenzen heen en veel andere pastoors zagen dat met lede ogen aan. Het begon pas echt te wringen toen Miedema geen collectes meer wilde in de kerk. Dat gerammel met geld vond hij storend. In navolging van Jezus, die de geldhandelaars uit de tempel van Jeruzalem joeg, schafte Miedema de collecte af en bood alle diensten gratis aan, ook begrafenissen en bruiloften.

Naburige pastoors haalden verhaal bij de bisschop. Miedema bedierf hun markt en ze voelden de druk van hun eigen parochianen die wel te porren waren voor een variant van ’t Eikske in hun eigen buurt.

Zijn gebrek aan collegialiteit keerde zich uiteindelijk tegen de ­rebelse Miedema, die in z’n eentje in een hoog tempo voor de troepen uitliep. Hij zat niet met andere pastoors te kaarten, maar bouwde aan zijn eigen beweging vanaf de basis en met weinig compassie voor ‘de mandarijnen’ die hoog in de katholieke boom zaten.

Steeds vaker werd hij op het matje geroepen bij bisschop Petrus Moors van Roermond. Een man met wie volgens Miedema best te praten viel, maar die steeds meer bezweek onder de druk van adviseurs, jaloerse pastoors en conservatieve kerkbestuurders, die – in Miedema’s woorden – azijn piesten als ze hem zagen. De strijd verhardde: de bisschop hield zich vast aan het kerkelijk wetboek en de losbandige pastoor wilde niet terug in het gareel. In zijn ogen hoefde hij alleen maar verantwoording af te leggen aan zijn parochianen, en zoals hij zelf zei: geen vooruitgang zonder conflict.

De Michaëlkerk is inmiddels rijp voor de sloop.  Beeld Laurens Eggen
De Michaëlkerk is inmiddels rijp voor de sloop.Beeld Laurens Eggen

Gedwongen ontslag

De Zuid-Limburgse kerkstrijd eindigde met het gedwongen ontslag van Miedema als pastoor van de ­Michaëlkerk in 1968, nadat hij geweigerd had zelf ontslag te nemen. Hij brak met het bisdom en de hele parochiegemeenschap werd voor de keuze gesteld: volgt u de pastoor of blijft u trouw aan de bisschop en ­Rome? De meerderheid koos voor Miedema.

De emoties gierden door de parochie. De breuklijn liep dwars door het kerkkoor, de fanfare, families.

In cafés werden verhitte discussies gevoerd. Mensen ontliepen elkaar. De ouders van Leny Wetzels bleven trouw aan de hiërarchische kerk van Rome. Ze herinnert zich de onrust van eind jaren zestig nog goed. Dat mensen elkaar niet meer groetten bij de bakker. “Ik merkte dat mijn ouders bang waren om hun mening te geven. Op verjaardagen werd gezegd: ‘We praten er niet over’. Dan voel je toch een bepaalde emotie. Ik was een beetje bang. Wat ging er gebeuren? Wat mocht je wel of niet zeggen? Terwijl ik maar half begreep waar het over ging. Het kwam ook allemaal tegelijk. De kerk veranderde, de mijnen gingen dicht. De helft van de mensen greep zich vast aan het bestaande, de andere helft wilde niet meer terug.”

Peter Jongen had elke zondag ruzie met zijn vader als hij een mis in de nieuwe streekparochie had bijgewoond. “Wat ik toch moest bij die antichrist, vroeg mijn vader dan. Maar ik was oud genoeg en wilde me niet meer verantwoorden. Toen heb ik een brief geschreven waarin ik zei dat ik niet meer naar huis wilde komen. Ik was die strijd zat.” Dankzij de diplomatieke vaardigheden van Jongens moeder werd de strijdbijl begraven.

Bisschop Gijsen

Tussen Ed Miedema en het bisdom kwam het niet meer goed. Zeker niet toen Jo Gijsen in 1972 werd benoemd als opvolger van bisschop Moors. De eerste jaren hield Gijsen zich nog op de vlakte, maar bij het tienjarige jubileum van de streekparochie in 1978 trok hij nationale aandacht door het ongeldig verklaren van alle huwelijken die Miedema na zijn ontslag nog had gesloten.

De conservatieve Gijsen was mede benoemd om Ed Miedema in toom te houden, zegt theoloog en priester-dichter Huub Oosterhuis, die zelf in 1969 werd geschorst vanwege een conflict over het celibaat. “Miedema was een begrip, een voorbeeld van vrijzinnigheid en eigenzinnigheid. We waren in principe van dezelfde stijl. Miedema was een van de eersten die zijn eigen gang ging. Ik heb verwijzend naar ’t Eikske in 1972 De Populier opgericht in Amsterdam, een centrum voor religie, politiek en cultuur. Ik riep toen: over tien jaar hebben we een heel bos van kritische kerken.”

Het werd een klein bos, waar nu niet meer veel van over is. Zowel de basisgemeenten als de hiërarchische kerk vergrijzen en krimpen.

Het ging ook om rijk en arm, links en rechts

Oosterhuis erkent dat de verschillen tussen progressieve en conservatieve katholieken in die tijd moeilijk te overbruggen waren. “Het waren ook maatschappelijke verschillen. Tussen rijk en arm, links en rechts.” Hij bespeurt nog veel weerstand aan beide kanten om goed te reflecteren op die polarisatie. Zelf denkt Oosterhuis dat de kerk van Rome niet meer zo aanspreekt in Nederland. “Al heb ik groot respect voor deze paus. De zorg voor vluchtelingen, de toegespitste aandacht voor zwakken in de samenleving als kern van het evangelie zal wel in kleine groepen blijven doorgaan.”

Miedema zelf gaf later in interviews aan dat hij naïef was geweest te denken dat er met het Tweede ­Vaticaans Concilie echt iets zou veranderen. Achteraf bleek het onmogelijk te zijn om een autoritaire structuur democratischer te maken. Over zijn nalatenschap zei hij vrij nuchter in het Limburgs Dagblad, bij zijn veertigjarige ambtsjubileum: “Je moet niet proberen eeuwig te zijn. Als het verdwijnt dan verdwijnt het, dan komt er wel weer iets anders. En de mensen zijn er ook nog, want wat wij doen, dat is: mekaar overeind houden, mekaar helpen, net als in de eerste eeuwen.”

Dit verhaal is mede mogelijk gemaakt door het Steunfonds Freelance Journalisten.

Lees ook:

Opstandige katholieken doen het zelf

Fusies en kerksluitingen in het bisdom Den Bosch leidden zes jaar geleden tot weerstand onder gelovigen. Ze kozen hun eigen koers om de hardliners te omzeilen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden