ColumnStijn Fens
Meneer Fens komt regelmatig typetjes van Koot en Bie tegen
Afgelopen dinsdag gebeurde er iets moois in het leven van meneer Fens. Zoals gebruikelijk nam hij om 8 uur ’s ochtends de sprinter naar Almere Centrum om vervolgens in Naarden-Bussum over te stappen op de sprinter die als eindbestemming Leiden Centraal had. Daar zou meneer Fens niet geraken, want hij zou op Amsterdam Muiderpoort uitstappen om vervolgens naar kantoor te lopen.
Meneer Fens stelde zich altijd aan het eind van het perron op, zodat hij voorin de trein kon instappen. Daar was het rustig en was het gemakkelijk een zitplaats te vinden. Heel soms stapte hij op de gok midden in de trein in. Vaak vond iedereen van het groepje instappers dan nog wel een zitplaats, op één iemand na. En dat was meneer Fens.
Ook nu stapte hij voor in. Het was druk. Alle zitplaatsen waren bezet, op één na. Dat maakte meneer Fens zenuwachtig. Hij had geen andere keus dan daar plaats te nemen. Maar het was gelukkig een plek aan het raam. Het was mooi weer en meneer Fens hield ervan om naar buiten te kijken. Hij ging zitten en zette zijn aktetas tussen zijn benen.
Een woede-uitval tegen de lente
Tegenover hem zat een man met een ouderwetse visgraat jas aan en op zijn neus een montuur waarvan meneer Fens zeker wist dat het al een flink aantal jaren niet meer bij de Nederlandse opticiens verkrijgbaar was. De man las een boek met de titel Alle vogels in en om de tuin.
Meneer Fens keek nog eens goed en pas toen viel bij hem het kwartje. De man tegenover hem leek sprekend op O. den Beste, oud-leraar Duits, een typetje van Wim de Bie die net de dag ervoor was overleden. Alleen de boodschappentas met daarin een halfje bruin, een halve liter karnemelk en een half ons spruitjes ontbrak. Op het Achtuurjournaal hadden ze nog een stukje van de leraar Duits laten zien.
De man tegenover hem had dezelfde gelaatsuitdrukking als de oud-leraar Duits en waarschijnlijk ook dezelfde boosheid over de wereld om hem heen waar dingen altijd maar doorgingen zonder dat hem iets werd gevraagd. Het kon niet anders of de man zou over niet al te lange tijd uitbarsten in een woede-uitval tegen de lente. Dat het een obsceen jaargetijde was met die bloemen die maar schaamteloos opengingen zodat je in die kelken kon kijken. En dat je dan die vieze meeldraden en stampers open en bloot zag hangen.
De doden werden steeds groter
Meneer Fens kon om veel komieken smakelijk lachen. André van Duin, bijvoorbeeld, of John Cleese. Maar hij kwam hun typetjes nooit op straat tegen. Dat was wel anders met die van Van Kooten en de Bie. Het overkwam hem geregeld dat hij in een museum geconcentreerd naar een schilderij keek en naast hem de zusjes Jet en Koosje Veenendaal bleken te staan. Hoeveel Cor van der Laaks was hij in zijn leven niet tegengekomen?
De dood van Wim de Bie was groot nieuws geweest op radio, televisie en in de krant. De doden werden steeds groter in Nederland. Op maandag waren dat de ex-perschef van voetbalclub PSV Thijs Slegers en oud-nieuwslezer Donald de Marcas. En Wim de Bie dus.
Toen meneer Fens op de radio hoorde dat De Bie was overleden, zei hij pardoes hardop: ‘Ach’. Wim de Bie was een beetje van hem. Het was zijn jeugd. Koot en Bie hadden mede zijn woordenschat gevormd. Elke zondagavond zat meneer Fens met zijn hele familie bij de televisie en keken ze Koot en Bie. Dan moest iedereen stil zijn, maar er mocht wel worden gelachen.
Zijn kinderen konden er niet om lachen
Hij had zijn kinderen, van wie hij zielsveel hield, ooit weleens een sketch laten zien van Koot en Bie. Misschien wel die van de Vieze Man die met zijn auto door een plas heen rijdt waardoor meneer Foppe, die langs de kant van de weg loopt, kletsnat wordt? Zijn kinderen konden er niet echt hard om lachen. Dat vond meneer Fens enigszins jammer. Met Laurel en Hardy was het ook al niet gelukt.
Deze week zag hij op televisie een interview met Wim de Bie terug. De Bie vertelde daarin dat hij in een winkel stond. De eigenaar zei zeer vereerd te zijn hem als klant te mogen begroeten en vroeg aan het meisje of de jongen die naast hem stond of die wel wist wie De Bie was. Geen idee. De Bie: “En zo hoort het.”
Dat troostte meneer Fens dan wel weer. Een beetje.
Trouw-redacteur Stijn Fens volgt de katholieke kerk al decennia op de voet en schrijft columns over het geloof en zijn persoonlijk leven. Lees ze hier terug.