InterviewMarli Huijer

Marli Huijer: ‘Streef niet naar een zo lang mogelijk leven, maar zoek het juiste moment om te sterven’

Marli Huijer.  Beeld Maartje Geels
Marli Huijer.Beeld Maartje Geels

Dinsdag verschijnt De toekomst van het sterven van Marli Huijer. Zoek het geschikte moment om met het einde te beginnen, adviseert de Trouw-columnist, arts en filosoof. Hoe verhoudt zich dat tot hoe Huijer zelf wil doodgaan?

Lodewijk Dros

Sterven kun je maar één keer. En je kunt je erop voorbereiden. Maar hoe doe je dat? Doordat het sterven aan het zicht onttrokken is, zegt Marli Huijer in De toekomst van het sterven, wordt de dood voor ons vreemder.

Alle reden om een voorlichtingsboek over sterven te schrijven, vond Huijer. Ze had er tijd voor, nu ze als hoogleraar publieksfilosofie met pensioen is. Directe aanleiding vormden ideeën die ze tijdens de coronapandemie opdeed. “We zijn twee jaar bezig geweest met overleving van ouderen: bijna 90 procent van de mensen die aan Covid stierven, was boven de 70. Daarvoor zetten we het leven van kinderen en jongeren met lockdowns en gesloten scholen en universiteiten op zijn kop. Een heel slecht besluit. Nu hebben we een ander groot probleem: de zorg voor de oude mensen die we in leven hielden, kunnen we straks helemaal niet meer bieden.”

Het is typisch Huijer. Ook tijdens de coronapandemie nam ze een geheel eigen positie in. Toen zei ze: ‘je hébt geen recht op een zo lang mogelijk leven, je hebt het recht om tegen een vroegtijdige dood te worden beschermd.’ Over wat ze ‘vroegtijdig’ vond, was ze duidelijk: vóór het 70ste, 75ste levensjaar. Zelf is de filosofe en arts nu 67. “Het is cynisch dat we steeds bezig zijn de levensduur te rekken − vanaf de jaren vijftig tien levensjaren erbij − en daar veel in blijven investeren, terwijl we de zorg voor al die oude mensen afbreken. Huisartsen en wijkverpleging kunnen het niet meer aan, twee derde van de 80-plussers is eenzaam. Waarom vragen politici zich niet af welke betekenis dat almaar langer leven heeft?”

In één klap dood

In haar boek formuleert ze het moderne ideaal: gezond doorleven tot je 100 bent ‘en dan in één klap dood’. Waarbij medici doorknutselen tot het ultieme doel is bereikt: onsterfelijkheid. Huijer vindt dat onrealistisch en onwenselijk. Ze voert een specialist ouderengeneeskunde op, die ziet dat geen van de tachtigers in de flat waar hij woont met de dood bezig is, onder het motto ‘pluk de dag’.

Belanden ze in het verpleeghuis, dan protesteren ze als de arts hun oude leventje niet kan repareren. “Het kost hem meerdere gesprekken om patiënten en hun naasten uit te leggen dat de onsterfelijkheidsprofeten het voorlopig niet bij het rechte eind hebben en dat de geneeskunde niets meer te bieden heeft. Dan is er meestal geen tijd meer om te praten over wat voor deze patiënt goed sterven is, en hoe je dat kunt realiseren.”

‘Betekenis’ is een sleutelterm: het begrip duikt meer dan honderd keer op in De toekomst van het sterven. Huijer: “Ik houd niet van het woord zin − dingen hebben geen zin. Betekenis is wat je met elkaar ontwikkelt, je gaat iets voor elkaar betekenen, wordt waardevol voor elkaar. Die betekenis ontstaat tussen mensen, en dat maakt het leven de moeite waard. Het draait om nabije relaties. Vandaar dat heel oude mensen, van wie de vrienden, kinderen soms ook, overleden zijn, er geen zin meer in hebben. De betekenis is weg.”

Huijer ziet dan ook graag dat jongeren en ouderen met elkaar in contact komen en blijven. En dat ouderen niet langs de randen van het land in fraaie bungalows van hun pensioen gaan genieten. “Je kunt er vergif op innemen dat er, als ze zorg nodig hebben, onvoldoende jongeren zijn die hun dat kunnen bieden.” Beter vindt Huijer het om een ‘goede voorouder’ te zijn en als oudere je levensstijl te versoberen. “Alleen al om jongere generaties te laten zien dat het je wel degelijk kan schelen hoe je de aarde achterlaat.”

null Beeld Maartje Geels
Beeld Maartje Geels

Onverteerbaar

Marli Huijer loopt geregeld hard. “Maar aan een hartaanval doodgaan, dat lukt je niet meer,” zegt ze lachend. “Want overal hangen AED’s waarmee ze je zo reanimeren.” Toch is een plotselinge dood niet haar gedroomde einde. Ze citeert de weduwe van een man van 71 die ‘zomaar’ door corona werd geveld. Die stierf “zonder iets te kunnen zeggen, zonder iets te kunnen afmaken. Het was onverteerbaar.”

Huijer heeft zelf ook liever een periode van ziekte en gebreken als voorbereiding op de dood. Of, zoals Trouw-columnist Bert Keizer pleegt te zeggen: doe mij maar kanker. Huijer vindt dat geleidelijk ‘wegsterven’ een meerwaarde heeft. “Maar dan moeten we onze laatste minder gezonde jaren niet wegzetten als betekenisloos.”

Medicalisering

Tot in de zeventiende eeuw, vertelt Huijer, trokken dokters zich terug als het einde nabij kwam. “Ze gaven het leven, het initiatief, terug in handen van de patiënt. Daarna veranderde dat. Dokters gingen zich ermee bemoeien, opdat de dood zo lang mogelijk afwezig zou zijn. Toen werd uitstel van de dood het doel. Nu is de medische macht over het leven zo groot geworden dat je als burger nauwelijks meer zeggenschap over je leven hebt. De medische ethiek is na de Tweede Wereldoorlog de zeggenschap en de zelfbeschikking van de patiënt centraal gaan stellen, maar wat heeft die patiënt eigenlijk nog te zeggen over lichaam, gezondheid en sterven? Waar kun je nog ‘nee’ op zeggen?”

Huijer, zelf arts, zegt ‘nee’ tegen de medicalisering van het leven. “Daar protesteer ik tegen. Als je niet meedoet aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker of darmkanker, is het alsof je met je leven speelt. Nou, ik mis de overtuiging dat de dood overal op ons loert en dat de medische zorg de enige bescherming daartegen is. Bovendien riskeer ik liever een wat minder lang leven dan jarenlang te moeten leven met een ongeneeslijke ziekte met alle behandelingen van dien.”

Voor Huijer is het de moeite waard om te zoeken naar het juiste moment van sterven. Ze verwijst daarbij naar de Amerikaanse bio-ethicus Ezekiel J. Emanuel, die dat jaren geleden fixeerde: vanaf zijn 75ste zou hij alleen nog naar de dokter gaan bij pijn, niet meer voor levensverlengende behandelingen. Dat gaat Huijer te ver. Beter gezegd: het is haar te cijfermatig, want waarom zou dat moment niet later kunnen liggen, of vroeger?

Geschikt moment

Daarbij spelen zaken een rol als de mate van aftakeling, van een nare diagnose, maar ook wat je (niet meer) betekent voor anderen en wat het leven nog betekent voor jezelf. De kunst is, aldus Huijer, om aan te voelen dat het leven een andere kant opgaat, het geschikte moment te bepalen om geleidelijk afscheid te nemen van een betekenisvol leven, en zo ook aan dat einde zelf betekenis te geven.

Huijer haalt Bert Keizer nog eens aan, die vindt dat een weldadige bijwerking van een humaan sterfbed is dat het de omstanders minder bevreesd maakt voor hun eigen dood. “Als ik, zoals Renate Dorrestein, de diagnose slokdarmkanker zou krijgen, dan zou ik denken: ik heb een mooi leven gehad. Dit is de afronding van mijn verhaal, ik ga rustig naar de uitgang. Ik zie mezelf als deel van een lange tijdlijn tussen grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen. Moet ik daar echt drie jaar aan toevoegen? Voor mijn nageslacht dat zegt: blijf bij ons? Het is niet vanzelfsprekend dat je ouders heel oud worden. Mijn ouders gingen relatief jong dood. Ik heb ervaren dat dat ook een opluchting kan zijn, ik kreeg een vrijheid die ik mét hen niet had gehad. Zeg ik met pijn in mijn hart.”

Als het aan Huijer ligt, gaan vooral dertigers en veertigers met hun ouders het gesprek aan over hun sterfelijkheid. Wat heeft het schrijven van haar boek met haarzelf gedaan? “Ik ben er minder bang van geworden om te sterven, ik integreer de dood in mijn leven. Het wordt relaxter. Dat is maatschappelijk van belang, met al die babyboomers zoals ik die straks gaan sterven.”

Het zoeken naar het juiste moment van sterven is in politiek Den Haag vertaald als ‘voltooid leven’, maar Huijer gaat daar niet in mee. Van haar geen warm pleidooi voor een euthanasiepil. Mijmerend beschrijft ze hoe ze zichzelf rustig van iedereen afscheid ziet nemen. En dan de kring aan intimi geleidelijk kleiner maken en omringd door één of meer dierbaren vertrekken. “Dat laatste hoeft voor mij niet met euthanasie. Ik ben te nieuwsgierig hoe het sterven is, ik wil het te graag zelf meemaken om dat aan een dokter over te laten.”

Lees ook:
Doodgaan is geen moment, maar een proces

De wetenschap trekt geen scherpe grens tussen leven en dood. Na het overlijden gaat het leven soms nog door, maar wij zijn er dan niet meer.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden