Theologisch ElftalNiveauverschil
Kan het kwaad te spreken van ‘hoger’ en ‘lager’ onderwijs?
Moeten we af van de termen ‘lager’ en ‘hoger’ onderwijs? Theoloog Matthias Smalbrugge vindt die inderdaad niet meer van deze tijd. Jos Moons vindt dat je niveauverschil wél moet kunnen blijven benoemen.
De gemeente Utrecht rept niet meer van hoger en lager opgeleiden, meldde Trouw zaterdag. De gemeente doet dit soort ‘waardegeladen terminologie’ in de ban. Ook de alternatieven ‘praktisch en theoretisch opgeleid’ vermijdt ze voortaan, net als ‘hoger onderwijs’ (hbo en universiteit). Verdient dat navolging? Moeten we stoppen met de termen ‘lager’ en ‘hoger’ in hetonderwijssysteem?
“Ja”, reageert Matthias Smalbrugge, hoogleraar Europese cultuur en christendom aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. “Ze zijn niet meer van deze tijd. Ze suggereren dat onderwijs een systeem is waarin je rangen hebt, een hiërarchie die bepaalt waar je staat. Vervolgens kun je dan ‘klimmen’. Dat soort termen past bij een beeld van de samenleving als ultieme wedstrijd waarin je kunt slagen of falen. Een concurrentiemaatschappij waarin ieder de ander als rivaal ziet en de een zich voortreffelijker acht dan de ander.”
Geen ladder maar een waaier
“Dit neoliberale beeld is nog steeds dominant, maar heeft zijn langste tijd gehad. Tekenend voor die kentering is hoe onderwijsminister Robbert Dijkgraaf het onderwijssysteem niet meer een ladder, maar een waaier noemt. Een betere benadering. Te vaak worden kinderen aangespoord voor het ‘hoogste’ diploma te gaan.
“Wat we ‘hoger’ onderwijs noemen, trekt veel mensen die daar niet echt thuishoren. Zij zouden meer gebaat zijn bij een vakopleiding. Een deel van de studenten op de universiteit is echt ongelukkig en vraagt zich af: wat doe ik hier in godsnaam? Hun docenten ook, trouwens.
“Ondertussen constateren we dat goede vaklieden steeds vaker ontbreken. Het mbo staat zo laag aangeschreven. Doodzonde. Kijk naar een goede patissier. Daar doe je wel even over voor je dat in de vingers hebt. We waarderen ambachtelijkheid niet meer.”
“Eens”, zegt Jos Moons, jezuïet en onderzoeker aan de faculteit theologie van de KU Leuven. “Rationele en theoretische talenten hebben in onze samenleving een hogere status dan praktische. In die term ‘lager’ schuilt iets van minachting. Maar een timmerman of meubelmaker die heel precies kan maken wat ze wil, dat is iets buitengewoons. En we willen allemaal dat bijvoorbeeld verplegers meer respect krijgen.
“Vanuit mijn christelijke perspectief zou ik stellen: alle talenten zijn ons door God gegeven, het zijn geen eigen verdiensten. Dat alleen al is een reden om voorzichtig te zijn met je te laten voorstaan op de talenten die je hebt.”
Deels waar
“Waar ik wel sceptisch over ben”, vervolgt hij, “is de suggestie dat je door de taal te veranderen ook de houding van de mensen verandert. Dat is maar deels waar. Je kunt ‘hoger onderwijs’ afschaffen, maar de status van academisch geschoolden blijft ondertussen wel hoger dan die van mbo-studenten, net als hun salaris. Er is meer dan woorden nodig.”
Smalbrugge: “Toch moeten we de kracht van taal niet onderschatten. Hoe je iets benoemt, bepaalt hoe je ertegen aan kijkt. En iets op een andere manier benoemen, creëert voor een deel ook echt een andere werkelijkheid. Taal heeft een scheppende kracht. Ik denk dus niet dat taal onschuldig is, bepaald niet.”
Hij denkt na: “Die hiërarchische taal van ‘lager’ en ‘hoger’ heeft oude, deels christelijke wortels, die teruggaan op het scheppingsverhaal uit Genesis. In dat verhaal werd de diversiteit van de schepping gereduceerd tot een rangorde en binnen die rangorde ging het vervolgens om heersen en niet om koesteren, liefhebben, bewaren. We zijn geseculariseerd, maar die oude christelijke concepten over rangorde zijn niet helemaal verdwenen. Ook nu ontlenen mensen hun identiteit aan hun plaats in de hiërarchie, en niet aan menselijke kwaliteiten als koesteren, bewaren, liefhebben.
“Door dat idee over rangorde had handenarbeid vroeger minder aanzien dan hoofdarbeid, omdat dat laatste niet werd geassocieerd met de noodzaak in het eigen levensonderhoud te voorzien. Als je met hoofd werkte, zorgden anderen ervoor dat jij te eten kreeg. Je stond boven hen. Monniken die boeken schreven, huurden mensen in om landarbeid voor hen te verrichten.”
Presteren, beter worden
Moons: “Je kunt in het christendom ook andere perspectieven vinden dan dat beeld van een rangorde. Neem wat Paulus in zijn brief aan de Corinthiërs schrijft. Hij roept het beeld op van een lichaam: elke lichaamsdeel heeft de andere lichaamsdelen nodig. Ik zou zeggen: laten we er zo naar kijken in de samenleving. Vanuit dit perspectief is het doel niet: ‘hogerop’ komen. Maar: het talent dat je hebt gekregen ten dienste stellen van anderen. Het ene talent is niet meer waard dan het andere. Want we kunnen niet zonder elkaar.”
Terug naar het onderwijs: gaat dat niet ook om presteren, om beter worden? En ontkom je dan aan inschalingen van slecht, goed, beter, van laag en hoog? Smalbrugge: “Presteren hoort zeker bij onderwijs. En selectie ook. Maar waarom moet dat leiden tot een beeld van het onderwijs als een ladder, van laag naar hoog? We hebben de extreem goede bioloog nodig, maar ook de extreem goede bakker, timmerman en sportleraar. Ik zie niet in waarom het ene ‘hoger’ zou zijn dan het andere.”
Moons: “Waar ik wel mee blijf zitten: mag je ook niveauverschil niet meer benoemen? Ik heb vorig jaar Spaans geleerd. Daar heb je niveau A, B en C. Logisch dat C ‘hoger’ staat dan B. Dus waarom zou je niet mogen zeggen: hbo is een hogere vorm van beroepsonderwijs dan mbo? Iemand met een hbo-diploma verpleegkunde kan alles wat iemand met een mbo-diploma verpleegkunde ook kan, maar óók nog iets meer.”
De luiheid overwinnen
Hij vervolgt: “Er zit een soort luiheid in de mens, en als je die weet te overwinnen, mag daar best waardering voor zijn. De een werkt harder dan de ander. Er blijft dus wel een spanning bestaan. We zijn verschillend en er is nu eenmaal ongelijkheid tussen mensen. Dat poets je met egalitaire taal niet helemaal weg. En we hebben toch ook woorden nodig om verschillen te kunnen benoemen. Als ‘theoretisch’ en ‘praktisch’ ook niet mogen, hoe moet je de verschillen dan benoemen? Ik zou dat zelf wel goede alternatieven vinden.”
Smalbrugge: “Ik stel voor om een onderscheid te maken tussen ‘toegepast’ en ‘fundamenteel onderwijs’. Dat laatste gaat dan om onderzoek zonder directe toepasbaarheid, zoals dat idealiter aan een universiteit plaatsvindt: onderzoek gericht puur op kennisvergroting. Mijn tweedeling zou overigens dwars door de huidige universiteiten heengaan. Veel van wat daar aan plaatsvindt past eigenlijk óók meer in de toegepaste kant.”
Een gemeenschap als lichaam
In zijn eerste brief aan de door hem gestichte gemeente in Korinthe houdt de apostel Paulus in het Nieuwe Testament zijn lezers een ideale manier van samenleven voor, waarin liefde heerst en niemand zich hoger acht dan de ander. Hij doet dat omdat hij juist berichten had gekregen dat er in de kerk onenigheid, frictie en partijvorming heerste. Rijken aten hun eigen meegebrachte eten op en deelden het niet met de armen, waarmee ze die armen ‘vernederen’, schrijft hij.
Om dat tegen te gaan, roept Paulus zijn lezers op om hun gemeenschap als een lichaam te beschouwen. Die metafoor werkt hij in het twaalfde hoofdstuk (vanaf vers 12) gedetailleerd uit. “Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam. (…) Als de voet zou zeggen: ‘Ik ben geen hand, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort hij er dan werkelijk niet bij? En als het oor zou zeggen: ‘Ik ben geen oog, dus ik hoor niet bij het lichaam,’ hoort het er dan werkelijk niet bij? Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken?”
“En”, vervolgt Paulus iets verderop, “juist die delen van het lichaam die het zwakst lijken zijn het meest noodzakelijk. De delen van ons lichaam waarvoor we ons schamen en die we liever bedekken, behandelen we zorgvuldiger en met meer respect dan die waarvoor we ons niet schamen. (…) Wanneer één lichaamsdeel pijn lijdt, lijden alle andere mee; wanneer één lichaamsdeel met respect behandeld wordt, delen alle andere in die vreugde.”
In het Theologisch Elftal reflecteren twee godgeleerden uit een poule van elf op de actualiteit. Lees hier eerdere afleveringen terug