ColumnVeroordeeld tot succes
Jongeren lachen om de krappe arbeidsmarkt
Hoe weten we wat we willen? En hoe worden we daar zo goed in dat we van ‘succes’ kunnen spreken? Die vragen bespreekt filosofieredacteur Peter Henk Steenhuis in zijn column. In deze aflevering: jongeren laten zich het deeltijdparadijs niet uitjagen.
‘Ik ga lekker drie dagen werken, en verder genieten van het deeltijdparadijs.’
De laatste jaren was ik gewend geraakt over jongeren te lezen als op succes gericht, stressgevoelig en daardoor kwetsbaar. Ze maken zich zorgen of ze wel zullen slagen in deze prestatiemaatschappij en lijden onder de druk van eindeloze selecties. Dat beeld van jongeren klopt ook wel: naar aanleiding van de coronacrisis liet het kabinet onderzoek naar doen naar prestatiedruk en stress bij studenten. Van de 28.000 studenten die meededen, ervoer 62 procent veel stress. Met als gevolg ook veel depressiviteit, zelfs zo erg dat bij bijna negen procent een risico aanwezig is op het plegen van zelfmoord.
‘Rot op met je auto’
Maar afgelopen weken sprak ik jongeren die prettig anders in het leven staan. Zij lachen om de krappe arbeidsmarkt. “Ik ben er de schuld van dat de vacatures niet opgevuld worden”, zei een student Planologie. “Omdat ik niet meer dan drie dagen wil werken. En dan worden ze nog boos ook. Want dan kan ik geen auto kopen. Rot op, met je auto.”
Geen auto kan ik me net voorstellen. Maar niet meer sparen voor een eigen huis? Op het moment dat ik de vraag naar dat eigen huis stelde, voelde ik me hopeloos ouderwets, pratend vanuit een achterhaald narratief – zoals dat de laatste tijd heet. Preciezer: het kapitalistisch narratief.
‘Een huis kost nu negen jaarinkomens’
De student aan wie ik de vraag stelde, begon te lachen: “Een eigen huis kost nu negen jaarinkomens, dat was ooit vier. Dit voorjaar bleek bijvoorbeeld al dat liefst 91 procent van alle koophuizen in Nederland buiten bereik van een modaal inkomen ligt. En met mijn driedaagse werkweek kom ik zeker niet aan modaal.”
Een ander vulde hem aan: “Sinds Piketty weten we toch dat werken niet meer loont. Ik moet gewoon wachten tot mijn ouders de pijp uit gaan.”
De studenten – jongens waren het, aardige jongens – deden me even denken aan anarchisten uit de jaren tachtig, maar ze waren alles behalve negatief of werkloos. Ze waren vrolijk en genoten van het idee dat het werk voor het oprapen ligt.
Hup, het paradijs uit
In geen ander ontwikkeld land ter wereld werken mensen gemiddeld zo weinig uur in betaalde arbeid als in Nederland. Heel lang zagen we die deeltijdcultuur als een verworvenheid. Zo konden veel vrouwen met zorgtaken blijven werken (en konden mannen het houden bij een papadag, die met een beetje mazzel nog een papamiddag werd, want het was toch wel erg druk.)
Maar nu moeten al die parttimers aan het werk, anders gaan de restaurants dicht, stroomt Schiphol over, hebben we te weinig onderdelen voor nieuwe computers of racefietsen, en krijgen onze kinderen geen les meer op school. Hup, het paradijs uit.
Maar ze gaan niet. Ze zijn behoren tot de 51 procent die niet meer gelovig is in Nederland, dus God krijgt ze er met geen stok meer uit. Ik vond het eigenlijk wel mooi, die studenten die niet te verleiden zijn door het grote geld – ‘Ik eet ook geen vlees dus kom maar op met je vleestaks’.
Ze hebben geen burn-out, overwegen geen zelfmoord, blazen de economie op en zetten de oudere generatie met hun kapitalistische frasen voor schut. Met als bijkomend voordeel: als het milieu nog te redden is – als – dan hebben we dat aan hen te danken.
Peter Henk Steenhuis is filosofieredacteur bij Trouw. Hij schrijft wekelijks een column over succes.