Wat is daar nou erg aan?Leonie Breebaart
Is het wel wenselijk dat jouw chef via zoom je privésfeer binnendringt?
Lukt het u al een beetje, mocht u nog werk hebben, om ordentelijk gekleed achter het bureau te zitten, klaar voor de dagelijkse videobijeenkomst? Of zit u, hooguit van boven presentabel, in pyjamabroek te vergaderen?
Bij de Rotterdamse gemeenteraad gaat het weleens mis, begreep ik. “Er zijn instructies rondgegaan: Kleed je alsof je gewoon in de raadszaal zit”, vertelde CDA-raadslid Christine Eskes aan NRC. “Toch zie je dat niet iedereen zich daaraan houdt.” Terwijl dat juist voor raadsleden van groot belang is, want een raadslid dat het woord krijgt, is op de website van de gemeente te zien – in al haar of zijn huiselijkheid. Dus ook als de baby niet ophoudt met huilen of het raadslid veel rianter woont dan je juist van dit raadslid zou verwachten. We zijn thuis nou eenmaal iets anders: moeder, opa, liefhebber van rieten mandjes of van teckels en het valt nog niet mee al die hoedanigheden buiten beeld te houden.
Moet je dat überhaupt willen, je professioneel presenteren, ook als je géén raadslid bent, maar alleen maar een doodgewone collega die online andere collega’s spreekt? Er zijn al organisatie-adviseurs opgestaan, die vinden van niet, las ik in een column van Ben Tiggelaar. Vroeger kon je tegenover collega’s de schijn ophou- den, terwijl het thuis in feite hopeloos misliep, met je relatie, met je moeilijk opvoedbare kinderen. “Surface acting wordt dat genoemd en het is dodelijk vermoeiend.” Dankzij de corona-crisis weten we dat onze collega’s ook maar mensen zijn, of zoals organisatieadviseur Kit Krug- man in haar blog had geschreven. “Het virus doorbreekt de façade van professionaliteit.” Dat zou een hele opluchting zijn.
Andere ‘levenssferen’
Die gedachte heeft zeker iets sympathieks – we zijn allemaal maar mensen! – maar ook iets problematisch. Was dat niet juist hét probleem van deze tijd, mogelijk gemaakt door onze smartphones, dat we geen idee hebben waar ons privéleven ophoudt en ons professionele zelf begint? Dat we zitten de appen en te mailen als we onze aandacht bij die peuter in de zandbak zouden moeten hebben? Dat we privé en werk niet meer weten te scheiden?
Terwijl dat toch andere ‘levenssferen’ zijn, om met René Gude te spreken. De privésfeer (familie en vrienden) is het domein van het zinnelijke, het belangeloze, het ongedwongene. Het stelt andere eisen dan de private sfeer van collega’s en klanten.
“Wat je niet moet doen, is de gewoontes van de éne sfeer op de andere plakken”, aldus Gude in ‘Het agoramodel’. Wat er dán mis kan gaan, laat zich raden. Als je bij een leidinggevende je hart hebt uitgestort hebt over allerlei privézaken, mag die dan nog zakelijke eisen aan je stellen – wat toch hoort bij de private sfeer van contract, prestatie, plicht, beloning? Of voelt dat als verraad, want: we waren toch vrienden? En hoe wenselijk is het als jouw leidingevende de privé- sfeer van het zinnelijke binnenkomt?
Wat deze tijd ‘dodelijk vermoeiend’ maakt, is juist dat het private leven de privésfeer binnendringt, nóg meer dan daarvoor al het geval was.
Leonie Breebaart is filosoof en redacteur van Trouw.