In memoriamDesmond Tutu (1931-2021)
In zijn strijd tegen apartheid stond God voorop: Desmond Tutu (1931-2021) was altijd meer predikant dan activist
Een kleine man met grijs kroeshaar, gekleed in een paarse toog en dito sokken, een gouden brilletje op de neus, die kraaiend, giechelend en huilend kon dansen. Maar Desmond Tutu zal niet alleen vanwege de clowneske kant van zijn karakter herinnerd worden. Integendeel. Zondag overleed hij op 90-jarige leeftijd.
Tutu gaf op unieke wijze stem aan de monddood gemaakte zwarte volksmassa’s in het Zuid-Afrika van de apartheid. Daar beweerde de overheid met de Bijbel in haar hand dat God het blanke ras op een hoger plan had geplaatst dan zwarten en kleurlingen. Zich baserend op de ubuntu-theologie en op wat hij had geleerd van Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologen sloeg Tutu de blanke machthebbers hun pseudo-religieuze wapens openlijk uit handen: “Dit is een verdraaiing van Gods woord”.
Altijd meer pastoor en predikant dan politiek activist onderstreepte hij de noodzaak om God en godsdienst te betrekken bij de geweldloze bevrijdingsstrijd. Zonder spirituele dimensie – zo belangrijk in de Afrikaanse cultuur – was volgens hem de strijd tegen racisme op drijfzand gebouwd. Anderzijds mochten de kerken nooit vergeten dat bij het systeem van apartheid theologie en praktische politiek niet van elkaar te scheiden waren.
Onder leiding van Tutu en andere voorgangers, Alan Boesak en Beyers Naudé voorop, werden veel Zuid-Afrikaanse kerken haarden van geweldloos verzet en daardoor symbolen van hoop in de strijd tegen de apartheid. En boven het strijdrumoer uit hoorde men de smeekbede van de kleine bisschop: “Oh God, help ons. Voorkom dat op het moment dat de blanken eindelijk de zwarten leren liefhebben, het te laat is, omdat dezen de blanken zijn gaan haten.”
‘Waarom laat U al deze ellende ongestraft gebeuren?!’
Zoals Tutu worstelde met de voorstanders van apartheid, worstelde hij ook met zijn god, als Jacob met de engel. Tegen The Guardian vertelde hij: “Soms was ik boos op Hem, dan zei ik: ‘Verdomme, waarom laat U al deze ellende ongestraft gebeuren?! Bent u soms blank?!’”
Strijdbaarheid had Tutu niet van nature. Op 7 oktober 1931 geboren in een township buiten Klerksdorp in het toenmalige West-Transvaal was hij was aanvankelijk een nogal timide figuur. De wil tot verzet groeide geleidelijk, onder invloed van concrete ervaringen.
Aanvankelijk had deze briljante zoon van een bovenmeester slechts één doel voor ogen: zo goed mogelijk in de voetsporen van zijn vader treden. Toen dit door de discriminerende onderwijspolitiek van het blanke regime mislukte, ging Tutu op pragmatische gronden – zijn eigen woorden – voor (anglicaans) priester studeren.
Na zijn wijding in 1961 – hij was toen dertig – en een daaropvolgende theologiestudie aan de universiteit van Londen, werd Tutu docent Grieks en anglicaanse kerkleer op zijn oude seminarie in de Kaapprovincie. Daarnaast was hij pastor op de zwarte universiteit van Fort Hare. Daar kwam Tutu weliswaar in aanraking met radicale jongeren, maar hun strijdbare ideeën sloten slecht aan bij zijn ideaal van een harmonieus samengaan van blank en zwart. Zijn leven lang zou hij de verwezenlijking van die droom met kracht nastreven.
Tutu’s eerste confrontatie met de bittere realiteit kwam toen de politie in 1968 zwarte Hare-studenten op brute wijze van de campus verdreef, nadat zij geprotesteerd hadden tegen het inhumane bewind van de door de overheid benoemde rector. Het schudde hem op ruwe wijze wakker.
Snel stijgende ster
Tutu mocht dan aanvankelijk wat timide zijn, ambitieus was hij ook. In de jaren die volgden zou hij een spoor achterlaten van teleurgestelde en boze kerkleden die verbitterd waren over het gemak waarmee deze snel stijgende ster aan het kerkelijk firmament de ene functie voor de andere verruilde. Zo aanvaardde hij in 1975 het ambt van deken van Johannesburg – de eerste zwarte die deze cruciale post kreeg. Enkele maanden later vertrok Tutu alweer om bisschop van Lesotho te worden. Na drie maanden was hij echter terug in Johannesburg en kreeg de prestigieuze functie van algemeen secretaris van de Zuid-Afrikaanse raad van kerken. Hij zou de raad tot centrum van verzet tegen de apartheid maken.
Pas toen Tutu, met Johannesburg als episcopaal tussenstation, in 1986 aartsbisschop van Kaapstad was geworden en daarmee leider van de anglicaanse kerk in heel zuidelijk Afrika, kwam er een einde aan deze zelfverkozen odyssee van functies. Intussen had Tutu de gevolgen van het apartheidsregime aan alle kanten gezien en zelf ook aan den lijve ondervonden. Zo moest hij zelfs als aartsbisschop een pasje dragen. In snel tempo werd hij de prominentste vertegenwoordiger van het kerkelijk verzet.
Juist omdat weinig menselijks Tutu vreemd was, konden zovelen zich met hem identificeren en kreeg zijn stem gezag. Hij werd niet moe de blanken in Zuid-Afrika erop te wijzen dat zij nooit echt vrij konden zijn zolang hun zwarte landgenoten in onvrijheid leefden. “Want tot dat moment zult u voortdurend geplaagd worden door angst en vrees.” Het was geen dreigement, maar een constatering.
Hij zocht het compromis en droomde van de Rainbow Nation
Verre van de bloeddorstige duivel te zijn waarvoor het blanke regime hem uitmaakte, was Tutu een man die steeds op zoek was naar het compromis, naar ubuntu (gemeenschapszin). Hij brak geen bruggen af, maar wilde ze juist slaan. In de hoop dat blank en zwart elkaar op den duur zouden bereiken. Zijn droom was de Rainbow Nation, een Zuid-Afrika waar alle bevolkingsgroepen vreedzaam naast elkaar konden leven.
Hij ging daarin zelfs zover dat hij op de begrafenis (september 1977) van Steve Biko, de zwarte activist die door de politie was doodgemarteld, de 30.000 rouwende zwarten vroeg ook voor politie en gevangenisbewaarders te bidden, “opdat ze mogen beseffen dat ook zij mensen zijn die zich kunnen beteren”.
Zijn weigering in zwart-wittermen te denken deed hem op den duur veel invloed onder zwarte jongeren verliezen. In hun ongeduldige streven naar verandering vonden ze hem te gematigd, te weinig revolutionair. En ook daar wist hij begrip voor op te brengen: “Als ik een jonge zwarte was zou ik niet naar Tutu luisteren”.
Mandela kreeg de wind van voren
Toen Nelson Mandela uiteindelijk in 1990 werd vrijgelaten, gingen de beelden van een uit vreugde dansende Tutu de wereld over. Maar toen diezelfde Mandela – als president – in 1994 weigerde de lucratieve wapenexporten stop te zetten en daarnaast de leden van regering en parlement een forse salarisverhoging gaf, kreeg hij van zijn oude vriend Tutu de wind van voren. En net als alle op heterdaad betrapte machthebbers nam Mandela zijn toevlucht tot kleinering: de prelaat moest zich niet met zaken bemoeien waarvan hij geen benul had.
Ook binnen het regerende ANC was menigeen boos op Tutu. Met name omdat hij als voorzitter van de overheidscommissie voor Waarheid en Verzoening (1996-1998) het waagde ook de voormalige zwarte verzetsbeweging ter verantwoording te roepen. Het bracht hem in frontale botsing met de partij. En dus werden prominente ANC’ers als Winnie Mandela en Ronnie Kasrils door hem aan de schandpaal genageld. Toen het ANC kort voor publicatie van het slotrapport van de Waarheidscommissie de inhoud wilde wijzigen, spoog Tutu vuur. De drie jaar als voorzitter van de Waarheidscommissie behoorden tot de zwaarste uit zijn leven: “Ik heb het Beest in de ogen gezien”.
De (ook internationale) kritiek op zijn functioneren kwam bij de lichtgeraakte Tutu vaak hard aan. In een interview met de Zuid-Afrikaanse Sunday Times (maart 1998) legde hij een verband tussen het werk van de commissie en de prostaatkanker waaraan hij een tijd leed: “Het proces van de Waarheidscommissie heeft te maken met sterven, het heeft te maken met genezen. Misschien ben ik in zekere zin een parabel, een symbool van een ernstige, mogelijk terminale ziekte, de ziekte van onrechtvaardigheid en onderdrukking. Maar met de mogelijkheid van definitieve genezing.”
Internationaal geweten
In mei 1998 werd Tutu in Middelburg de Roosevelt Award voor de vrijheid van godsdienst toegekend. Hij had zijn strijd voor de mensenrechten toen al voor een deel buiten de grenzen van Zuid- Afrika verlegd: naar het neonazisme in Duitsland, de godsdiensttwisten in Noord-Ierland, Sri Lanka, Nigeria en de in zijn ogen vaak arrogante supermacht Amerika. In 2005 riep hij de landen van de G8 vlak voor hun top in Schotland op vrije handel met arme landen te promoten en om de belastingen op medicijnen tegen aids te verlagen.
Tutu ontwikkelde zich zo tot zoiets als een internationaal geweten dat van zich liet horen als waar ook ter wereld volkeren of kwetsbare bevolkingsgroepen het moesten ontgelden. Zo schreef hij in 2012 in Trouw een stuk waarin hij zich uitsprak tegen eventuele bezuinigingen op ontwikkelingshulp door het tweede kabinet-Rutte, en ook sprak hij zich eind 2017 uit tegen de beslissing van de Amerikaanse president Trump om de ambassade van zijn land in Israël naar Jeruzalem te verplaatsen. Volgens Tutu ‘huilde’ God vanwege Trumps beslissing.
Bidden voor het vertrek van president Zuma
De relatie met het ANC werd steeds moeilijker en op een gegeven moment bleek de liefde over. In mei 2013 kondigde hij aan niet meer op het ANC te gaan stemmen. “Het ANC was er goed in ons te leiden in de strijd om ons van de onderdrukking te bevrijden. Maar het blijkt nu dat een bevrijdingsbeweging niet gemakkelijk de overgang naar een politieke partij kan maken.” Tutu vond dat de partij te weinig deed tegen de corruptie en het geweld in Zuid-Afrika. Kwade genius in dit hele proces was voor hem president Jacob Zuma, voor veel Zuid-Afrikanen toonbeeld van corruptie en vriendjespolitiek. Tutu zei te bidden voor het vertrek van Zuma. In februari 2018 werd zijn gebed verhoord.
In de anglicaanse kerk bleef hij tot de linkervleugel behoren. Hij was een voorstander van hulp bij zelfdoding – ook als het hem zelf zou betreffen. Toen zijn lesbische dochter Mpho met een Nederlandse vrouw trouwde, zegende Tutu de verbintenis in, ook al was zijn eigen kerk daar tegen.
Ondanks het feit dat hij bekend werd door zijn bemoeienis met de wereld om hem heen was Desmond Tutu toch vooral een gelovig mens. In het vastenboek In Gods Hand, dat in 2016 ook in het Nederlands verscheen, verwoordde hij dat uiteindelijk eenvoudige geloof op indrukwekkende wijze. Misschien komt alles wel samen in die ene zin uit dat boek die dat rijke, drukke leven perfect samenvat: “Wij, die geloven dat we zijn geschapen naar Gods beeld en dat we God in ons dragen, kunnen niet zwijgen of ongeïnteresseerd blijven als andere mensen worden behandeld alsof ze van een minderwaardig soort zijn”.
Lees ook:
Dochter Tutu: ‘Mijn vaders hart was groot genoeg om de hele wereld in liefde vast te houden’
“Mijn vader was een man van gebed en een man van vrede. Zijn hart was groot genoeg om heel de wereld in liefde vast te houden”, reageert de in Nederland woonachtige dochter Mpho Tutu op het overlijden van haar vader.
Bisschop Tutu schrijft Aung San Suu Kyi: ‘Spreek je uit voor de Rohingya’
In 2017 bekritiseerde Desmond Tutu in harde bewoordingen in een open brief het zwijgen van de Burmese leider Aung San Suu Kyi over de behandeling van de Rohingya's. Die werden massaal vervolgd en het land uit gejaagd door het Burmese leger.
Dochter van Tutu mag geen priester meer zijn
De dochter van Desmond Tutu, Mpho, woont in Nederland. Na haar huwelijk met een vrouw, ingezegend door haar vader, moest ze haar priesterschap van de Anglicaanse kerk in Zuid-Afrika beëindigen.