In Tunesië protesteren imams en andere moskeemedewerkers voor meer loon. Voor imam Karim Cheniba lag de ontslagbrief bij het ministerie voor religieuze zaken al klaar toen hij werd ontboden.
Op een koude, vroege donderdagochtend in februari wurmt imam Karim Cheniba zich tussen de dranghekken, politiebusjes en patrouillerende agenten door het straatje midden in het oude stadscentrum, de kashba, van Tunis. Hij beklimt de trap naar het verhoogde plein en bouwt daar met hulp van collega’s een klein podium, vlak voor het monumentale gebouw van het ministerie van religieuze zaken.
Gaandeweg stroomt het plein vol met imams, gebedsoproepers, koranonderwijzers en moskeeschoonmakers. Sommigen houden protestborden omhoog: ‘Waar zijn onze rechten?’, staat erop.
De organisatie is in handen van de vakbond voor moskeemedewerkers. Imam Cheniba zit in het bestuur van de vakbond. Hij zigzagt het plein over. Hij maakt hier en daar een praatje, geeft aanwijzingen, hij helpt met het gladstrijken van een spandoek.
“Onze situatie is rampzalig”, zegt hij tussen de bedrijven door. “We verdienen per maand 370 dinar, 110 euro. En als vakbond kunnen we ons werk niet meer doen. Het ministerie van religieuze zaken wil van ons een soort regeringswoordvoerders maken.”
Hij vertelt dat binnen een jaar ruim vijfhonderd moskeemedewerkers de wacht is aangezegd. “Allemaal vakbondsleden, die zonder duidelijke redenen zijn ontslagen. Andere imams werden plotseling overgeplaatst of zijn tijdelijk op non-actief gezet.”
De sfeer bij de demonstratie is goed, maar Karim Cheniba is matig tevreden. “Met die 1500 mensen valt de opkomst tegen”, zegt hij onder een flets zonnetje. “Men wordt bang.”
Terug bij af
Tegen zevenen ’s avonds, diezelfde donderdag, hangt een medewerker van het ministerie van religieuze zaken bij Cheniba aan de lijn. Of hij en zijn collega en vakbondsleider Abdelsalem al-Atui de volgende ochtend willen langskomen op het kantoortje van het ministerie in hun woonplaats La Marsa, een badplaatsje net boven Tunis.
Natgeregend en met de tekst voor de vrijdagpreek in hun achterzak treden de twee imams en vakbondsbestuurders die vrijdagmorgen het sobere kantoortje binnen. Op het bureau liggen twee brieven in een dichtgeplakte envelop. Vijf minuten later weten Cheniba en Atui dat ze geen imams meer zijn.
Zulke praktijken zijn, analyseert Karim Cheniba, precies wat president Kais Saied in zijn hoofd had toen hij halverwege de zomer van 2021 alle macht naar zich toe trok om, naar eigen zeggen, de weg vrij te maken voor ‘een ware democratie’.
“Saied is een dictator die geen tussenschakels tussen hem en het volk wil”, zegt Cheniba in café Théâtre, in hartje Tunis. “Na de revolutie van 2011 ging het stukken beter. We mochten preken wat we wilden en werkten nauw samen met de minister van religieuze zaken. Maar we zijn weer terug bij af.”
Hij dwaalt af naar de autocratie van Zine al-Abidine Ben Ali (1987-2011) die imams inzette als een soort geheim agenten. “Imams moesten aan de autoriteiten doorgeven wie er in de moskee was geweest, waarom, wat diegene had gezegd, enzovoorts. Ben Ali wilde gehoorzame imams, geen goed opgeleide imams. Hij verdreef godsdienst uit het dagelijks leven.”
‘Van 110 euro per maand kan niemand leven’
Zo kan het dat in een overwegend islamitisch land als Tunesië geen officiële imamopleiding bestaat en dat, weet Cheniba, minder dan 1 procent van de overheidsuitgaven naar het ministerie van religieuze zaken gaat. “En dus”, concludeert hij, “heeft niemand meer zin om in een moskee te werken. Van die 110 euro per maand kan niemand leven. Officieel zou elke moskee vier medewerkers moeten hebben, maar zo ongeveer alle moskeeën kampen met tekorten.”
Na de machtsgreep merkte Cheniba dat hij in zijn preken ging opletten. “Migratie, criminaliteit, de tekorten in de supermarkten vielen allemaal af als onderwerp. Te politiek, terwijl ik het juist belangrijk vond om de preken concreet en actueel te houden.”
Wie iets verkeerds zegt, ligt er zo uit, vertelt de ex-imam. “In moskeeën lopen een soort spionnen rond. Je weet nooit wie het zijn. Ze maken aantekeningen of opnamen tijdens de preek, en spelen die door naar de autoriteiten. En dan volgt zo’n standaardbrief als ik net heb gekregen. ‘U bent geen imam meer.’” Het ministerie wil, net als altijd, niet reageren.
Plastic verzamelen om rond te komen
Terwijl Cheniba in het vroege ochtendzonnetje het podium tegenover het ministerie van religieuze zaken opbouwde, was gebedsomroeper (mouadhen in het Arabisch) Adel al uren in een taxibusje onderweg om te kunnen demonstreren.
“Ik kom uit de buurt van Sidi Bouzid, Midden-Tunesië”, vertelt hij als we elkaar na de demonstratie nog even bellen. “De rit duurt vijf uur en de reis kost, heen en terug, in totaal 80 dinar, 24 euro. Toch heb ik na de oproep van de vakbond geen seconde getwijfeld. Er moet iets gebeuren.”
De gebedsomroeper wijdt al zijn tijd aan de moskee: “365 dagen per jaar en zeven dagen per week werk ik van 05.00 uur ’s ochtends tot 20.00 uur ’s avonds in de moskee voor 110 euro per maand. Om rond te komen verzamel ik tegenwoordig plastic. Wat wil je? Ik heb drie kinderen te onderhouden.”
Zijn lage inkomen heeft volgens Adel te maken met de wat vage rechtspositie van moskeemedewerkers. “Wij krijgen betaald door het ministerie van religieuze zaken, maar we zijn officieel geen ambtenaren. Het ministerie moet ons in dienst nemen, dan zijn alle problemen in één klap opgelost.”
Een nieuwe strategie
Voor zo’n oplossing strijdt de gebedsomroeper al jaren. Vastbesloten om een doorbraak te forceren, deed hij ook mee toen de vakbond bijna vier jaar geleden twee weken lang een zitstaking voor de deuren van het ministerie organiseerde. Niettemin blijft hij optimistisch. “Moskeeën spelen een heel belangrijke rol in onze samenleving. We helpen de staat in de strijd tegen het extremisme door binnen de moskee waarden als transparantie te verspreiden. Buiten de moskee gaan we met extremisten in discussie. Dat moet de regering alleen nog gaan inzien.”
Koran-onderwijzeres Abir pakte een taxibus in Kasserine, een stad ten westen van Sidi Bouzid om, legt ze telefonisch uit, “een fatsoenlijk leven op te eisen. Een salaris dat genoeg is voor een waardig bestaan. Die 110 euro is belachelijk.” Nu haar man zijn baan in de fabriek kwijtraakte, kan het gezin niet meer rondkomen. “We bezuinigen op andere basisbehoeften om water en elektriciteit te kunnen betalen. En we lenen geld.”
Strijdlustig doktert ex-imam Karim Cheniba ondertussen een nieuwe strategie uit. “We moeten iets bedenken om mensen als Adel en Abir uit de wind te houden. Maar er is geen sprake van dat we ons bij de situatie neerleggen. Dat is het einde.”
De volledige namen van Adir en Adel zijn bekend bij de hoofdredactie.
Lees ook:
Als de nieuwe Tunesische grondwet erdoor komt, gaat bijna alle macht naar de president
De Tunesiërs mogen zich maandag in een referendum uitspreken over een nieuwe grondwet, die veel macht geeft aan de autocratische president Saied.