null Beeld

ColumnStijn Fens

Ik hoorde de aartsvaderlijke stem van Huub Oosterhuis zo graag

Stijn Fens

‘Lieve vader, op 8 juni 1966 was jij mijn eerste uitvaart’, schrijft Huub Oosterhuis in Waar onze doden zijn, een verzameling van zijn overwegingen bij uitvaarten. Negenenveertig doden zijn het, onder wie zijn vader.

Vandaag is zijn eigen uitvaart. Je zal er maar wat moeten zeggen.

De overweging bij de uitvaart van zijn vader, Anton Oosterhuis, begint zo: “Alles stoot en botst op elkaar, in dit uur van gebed en van afscheid, allerlei tegenstrijdige gedachten en gevoelens. Wij zijn hier in de kerk, in deze uitvaartdienst, niet anders dan we de laatste dagen waren: vol van verdriet, een gemis, dat misschien net aan woorden toe is, maar daarmee nog niet verwerkt.”

Dat laatste geldt op dit moment in de eerste plaats voor de naasten van Huub Oosterhuis, maar ook voor al die duizenden verweesde Oosterhuis-zangers en -zangeressen in ons land die naar zijn werk grijpen om zijn dood te verwerken.

Ik vroeg Oosterhuis in 2017 voor een interview naar aanleiding van een nieuwe dichtbundel met – na lange tijd – weer religieuze gedichten of hij zich ervan bewust was dat mensen in tijden van sterven en rouwen bij hem taal vonden die ze zelf niet hadden. “Dat ben ik me ook bewust, of liever gezegd: dat ben ik me bewust geworden”, antwoordde hij.

‘Je hoort bij de mensen voor wie je schrijft’

“Schrijf je het ook voor jezelf? De dood komt ook voor jou steeds dichterbij”, vroeg ik vervolgens. “Natuurlijk”, antwoordde hij met die aartsvaderlijke stem. “Al die teksten zijn inclusief. Je hoort bij de mensen voor wie je schrijft.”

Ik kan me de setting van dat interview voor deze krant nog goed herinneren. Oosterhuis zat in zijn werkkamer in het Amsterdamse debatcentrum De Rode Hoed achter zijn bureau. Hij droeg een donkerblauw pak met een schitterend wit overhemd. Het jasje had hij uitgedaan. De dagen ervoor had het gesneeuwd en hier en daar lagen op de stoepen van de Amsterdamse grachten nog restjes wit. Het maakte de stad hier en daar tot een weerspiegeling van de eeuwigheid.

Die sneeuw kwam terug in dat overhemd en als ik me iets goed herinner van die middag is het dat grenzeloze wit van dat overhemd.

We kwamen te spreken over het eerste gedicht dat hij ooit schreef, op z’n vijftiende. Het ging – wonderlijk genoeg – over sneeuw. Oosterhuis citeerde uit z’n hoofd.

Sneeuw in de bomen

Sneeuw in het haar van mijn ogen

Smelt toch vandaag nog niet

Sneeuw in de schoot van mijn moeder

Sneeuw in de hand van mijn vader

Smelt toch vandaag nog niet.

Gij zijt vandaag onze schoonheid

Sneeuw in het haar van de bomen

Sneeuw in de schoot van de vrouw

Sneeuwwitte sneeuw in mij

Smelt toch vandaag nog niet.

Toen hij klaar was zei hij: “Ik vind het nog altijd een goed gedicht”.

Hij heeft mijn moeder nog gekend

We hebben altijd contact gehouden. Ik hoorde zijn stem zo graag. En, hij heeft mijn moeder nog gekend. Tweeënhalf jaar geleden kreeg ik een brief van Oosterhuis. Er zat een zwart-witfoto in van hem met mijn moeder. ‘Te midden van allerlei papieren vond ik deze foto, uit 1967 (68?) – ik meen op een boekenbeurs. Ik herinner me Leny soms zeer levendig.’

Het is een prachtige foto. Zowel Oosterhuis als mijn moeder hebben een sigaret in hun hand. Mijn moeder kijkt terloops in de camera. Later heeft Oosterhuis mij nog wat meer over die foto en mijn moeder verteld. Dat zal ik nooit vergeten.

Terug naar de overweging bij de uitvaart van zijn vader in juni 1966. “Zijn dood heeft hem ineens voltooid. Zijn trekken zijn verscherpt, het is alsof wij hem nu helderder mogen zien, deze mens”, zei Oosterhuis toen. Hij was toen 32 jaar. ‘Mijn tweede leven moest nog beginnen. Mijn uittocht uit het officiële rooms-katholieke systeem, dat bitterzoete afscheid’, merkt hij terugkijkend op.

Nu is ook zijn leven voltooid.

De dood is als een fragmentatiebom, iedereen in de omgeving wordt geraakt. Zij die het dichtst bij de dode stonden het meest. Ik moet onder meer de man missen die wist hoe het was om in 1967 (of ’68) met mijn moeder op een boekenbeurs een sigaret te roken.

Dat nu niemand mij dat meer kan vertellen, lijkt een kleinigheid, maar is om te huilen zo erg.

Trouw-redacteur Stijn Fens volgt de katholieke kerk al decennia op de voet en schrijft columns over het geloof en zijn persoonlijk leven. Lees ze hier terug.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden