InterviewKarim Schelkens
Het levensverhaal van Kardinaal Jo Willebrands: ‘Te Romeins voor Nederland, te Nederlands voor Rome’
Buiten Nederland wordt kardinaal Jo Willebrands gezien als een grootheid in de oecumene, in eigen land blijft de erkenning uit. Nu is er zijn levensverhaal.
Karim Schelkens vindt het ook wel ironisch dat juist hij, een Belgische kerkhistoricus, het levensverhaal van de oer-Nederlandse kardinaal Jo Willebrands heeft geschreven. “Maar steeds meer Vlamingen wagen zich aan jullie geschiedenis”, zegt hij.
“Deze week verschijnt het boek van David Van Reybrouck over de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië die zo belangrijk is in de Nederlandse geschiedenis. Ikzelf ben gepromoveerd op het Tweede Vaticaans Concilie, die wereldwijde vergadering van alle bisschoppen die voor de oecumene veel heeft betekend en dan komt Willebrands vanzelf in beeld.”
Acht jaar werkte Schelkens, die doceert aan Tilburg University, aan de biografie van Willebrands die leefde van 1909 tot 2006. Het resultaat is een doorwrocht, goed gedocumenteerd boek over een bijzonder leven dat raakt aan de grote scharniermomenten van de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog, de Koude Oorlog, de Cubacrisis en de val van de Muur komen allemaal voorbij in een biografie die bij vlagen leest als een spionageroman.
Een jongen uit een klein dorp in West-Friesland wordt priester, gaat studeren in het verre Rome, wordt bisschop en later kardinaal. Zijn naam wordt zelfs genoemd als mogelijke paus en decennialang is hij het gezicht van het Vaticaan als het gaat om de oecumene. Hij wordt wereldwijd bestudeerd, maar zijn landgenoten, ook de katholieken, hebben het belang van Jo Willebrands uit Bovenkarspel voor de kerkgeschiedenis nooit echt ingezien. “Nederlanders herinneren zich hem vooral als de aartsbisschop van Utrecht die gefaald heeft om de verdeeldheid in de Nederlandse katholieke kerk op te lossen. Zijn verdienste op mondiaal vlak blijft een blinde vlek in eigen land.”
Dat de jonge Willebrands zich interesseerde voor de dialoog met andere kerken, lag niet voor de hand. Oecumene was lange tijd verboden. Dat hij zich er toch aan waagde, lag aan zijn fascinatie voor John Henry Newman, een anglicaanse geestelijke die zich in de negentiende eeuw tot het katholicisme bekeerde en een soort voorloper was van de oecumene.
“Willebrands is in 1937 in Rome op Newman gepromoveerd. Je ziet dat hij eigenlijk toen al de bereidheid had om opener te denken dan zijn katholieke omgeving. In de late jaren veertig introduceert hij het denken van kardinaal Newman in de Nederlandse katholieke kerk: wie de leden van de andere kerken echt leert kennen, verandert zelf en dan kunnen er mooie dingen gebeuren. Wat ik aan Willebrands zo boeiend vindt is dat hij niet alleen zichzelf uit het gesloten identiteitsdenken bevrijdde dat de Nederlandse katholieken tot 1960 zo kenmerkte, maar uiteindelijk de wereldkerk daarin heeft meegenomen.”
Scheurmakers en ketters
Nadat hij eerst de Nederlandse katholieke kerk heeft rijp gemaakt voor de oecumene, gaat Willebrands vanaf midden jaren vijftig steeds internationaler werken en wordt hij ook door Rome opgemerkt. In juni 1960 wordt hij secretaris van het dan net door paus Johannes XXIII opgerichte Secretariaat ter Bevordering van de Christelijke Eenheid. Als rechterhand van de befaamde Duitse kardinaal Bea helpt hij het gangbare idee de wereld uit dat andere christenen uitsluitend dwalenden waren, scheurmakers en ketters, die terug moesten keren.
Willebrands is degene die tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, dat tussen 1962 en 1965 werd gehouden, waarnemers van niet-katholieke kerken uitnodigt. Hij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van concilieteksten over de oecumene, de interreligieuze dialoog en de godsdienstvrijheid en bereidt de historische ontmoeting voor tussen paus Paulus VI en patriarch Athenagoras van Constantinopel, die in 1964 in Jeruzalem plaatsvindt. Dit leidt tot de intrekking van de banvloeken tussen Rome en Constantinopel uit 1054.
Het is Willebrands die op 7 december 1965 in een muisstille Sint-Pieter de verklaring voorleest waarin de rooms-katholieke kerk haar banvloek na negen eeuwen herroept. “Hij was een binnenkamerdiplomaat, ook in de oecumene”, zegt Schelkens. “Willebrands liet zich altijd leiden door mensen in zijn omgeving die verder wilden gaan dan hij. Hijzelf was voorzichtiger, maar ging uiteindelijk mee in dezelfde richting. Dat zag je ook in zijn contact met het jodendom.“
Gloriejaren
In 1969 volgt Willebrands Bea op als topman van het Eenheidssecretariaat en wordt hij tot kardinaal verheven. De gloriejaren van de oecumene liggen dan al achter hem. “Het sociaaleconomische engagement doet zijn intrede in de oecumene en daar was Willebrands minder van. Bovendien wilden veel mensen snel vooruit, ook als het ging om intercommunie, terwijl hij juist iemand was van voorzichtige stappen. Van iemand die vooropliep, werd hij iemand die afremde.”
Ondertussen nemen de spanningen onder Nederlandse katholieken toe. Velen van hen willen vernieuwen, maar Rome trapt op de rem en benoemt de bisschoppen Simonis en Gijsen in een poging de opstandige kerkprovincie in het gareel te krijgen. Dit leidt tot grote verdeeldheid in de bisschoppenconferentie. Als kardinaal Alfrink in 1975 terugtreedt als aartsbisschop van Utrecht, benoemt de paus Willebrands als opvolger. Die zou met zijn diplomatieke gaven veel verzoenend werk kunnen doen in zijn vaderland.
Hij moest wel aanblijven als president van het Eenheidssecretariaat. Twee voor de prijs van een. “Het was een slecht idee van Paulus VI en een onmogelijke opdracht. De oecumene wereldwijd, is al enorm veel. Daarnaast moest Willebrands ook nog in Nederland functioneren, terwijl hij bovendien de steun van Paulus VI voor zijn aanpak van de Nederlandse situatie verloor. Misschien was hij wel te Romeins voor Nederland en te Nederlands voor Rome.”
In 1983 wordt Willebrands uit zijn Utrechtse lijden verlost. Johannes Paulus II vraagt hem aan te blijven als Vaticaans topman van de oecumene, maar nu met een opvallend interreligieus en politiek tintje. De dialoog met de joden staat bovenaan de agenda, en tegelijk wordt Willebrands naast kardinaal Casaroli betrokken bij de diplomatieke gesprekken met Moskou, Roemenië en Oekraïne. Pas na de val van de Muur in 1989 krijgt hij zijn ontslag als president voor de Raad van de Eenheid.
In 1997 verhuist hij terug naar Nederland en hij slijt zijn laatste jaren in het franciscanessenklooster van Denekamp. “Als je naar de huidige stand van de oecumene kijkt, moet je constateren dat de klassieke oecumene, waarbinnen Willebrands floreerde, op een zijspoor is beland. Op plaatselijk niveau heerst er vaak onverschilligheid. Dat zou hij vreselijk hebben gevonden, al was het realiseren van christelijke eenheid voor hem ook altijd een ‘ontvangen’, geen zuiver menselijke onderneming. Vanuit dat inzicht zou hij nu de wereld afreizen om aan toenadering tussen Rome en andere kerken te werken. Die droom, het herstel van die ene oorspronkelijke kerk, heeft hij nooit losgelaten.”
Karim Schelkens, Johannes Willebrands (1909-2006), Een leven in gesprek. Boom uitgevers, 640 blz., € 39,90
Lees ook:
In het streven naar oecumene heeft idealisme plaatsgemaakt voor nuchterheid
Maandag viert de Nederlandse Raad van Kerken zijn vijftigste verjaardag. De oecumenische gedachte is nog springlevend, maar de grote verwachtingen van toen zijn veranderd in praktisch samenwerken.
Paus Franciscus zet de oecumene hoog op zijn agenda
Lid van de Wereldraad van Kerken is de rooms-katholieke kerk nog steeds niet. Maar het bezoek van paus Franciscus aan de Wereldraad, donderdag in Genève, laat zien dat de oecumene voor deze paus heel hoog op de agenda staat.