De voormalig denker des vaderlands Hans Achterhuis schreef het boek Geloof in geweld. ‘Hoe meer mensen kiezen, hoe meer ze willen bewijzen tot dat net uitverkozen geloof te behoren – en dan wordt de weg naar geweld sneller ingezet.’
Als jongetje was Hans Achterhuis, afkomstig uit een protestants gezin, verslaafd aan boeken over de strijd van boeren in Zuid-Afrika. Dan las hij over diepgelovige mensen die de meest vreselijke dingen deden, en dat leek niet zo kwalijk, eerder goed. Die slachtoffers vielen voor de goede zaak, bovendien waren ze slecht: de huichelachtige Engelsen dachten alleen maar aan het goud in Witwatersrand. Terwijl die boeren godsvruchtig waren, nuchtere mensen ook, die hun mooie Boerenrepubliek wilden stichten.
Kijk dus maar uit met die godsvruchtige mensen, concludeert Achterhuis lachend, ironisch.
Het interview vindt plaats in de studeerkamer van Hans Achterhuis, emeritus hoogleraar filosofie en in 2011 de eerste Denker des Vaderlands. De koffie op tafel heeft hij net gezet, op een schaaltje liggen speculaasjes, en bonbons die hem zijn toegestuurd uit Brugge. Onlangs verscheen zijn boek ‘Geloof in geweld’. Veel meer dan vroeger, zegt Achterhuis, is het geloof brandstof geworden voor politieke verdeeldheid, strijd en geweld. Of het nu gaat om de evangelicalen, de islamitische staat of de strijd in Myanmar waarin boeddhisten tegenover moslims staan.
Hans Achterhuis (Hengelo, 1 september 1942)
Achterhuis is emeritus hoogleraar filosofie aan de Universiteit Twente. Hij mengde zich al vroeg in het Nederlandse publieke debat, en werd in 2011 de eerste Denker des Vaderlands. In al zijn boeken – over onderwerpen als welzijnswerk, technologie en geweld – analyseert hij de actualiteit. Als er een constante in zijn werk is, is het wel zijn kritiek op het utopische denken dat probeert de hemel op aarde te realiseren. Voor zijn boeken kreeg hij verschillende prijzen, onder meer de Socratesbeker voor het beste filosofische boek. Recent publiceerde hij Geloof in geweld. Hij woont, samen met zijn vrouw Tiny Franckena, in Utrecht.
Hoe dat zo gekomen is, hoe het geloof steeds meer de aanjager van de strijd is geworden? Achterhuis ziet het terug in zijn eigen leven, het geloof is van karakter veranderd: in zijn jeugdjaren werden mensen in een geloof geboren, het was nog niet echt iets waarvoor je kon kiezen, wat steeds meer het geval zou worden in de individualistischer jaren na de oorlog. Kerken zouden steeds meer aan proselitisme doen: de sterk op bekering gerichte pinkstergemeente, die was ontstaan aan het begin van de twintigste eeuw, had aan het begin van de eenentwintigste eeuw zo’n 400 miljoen aanhangers. En hoe meer mensen kiezen, hoe meer ze willen bewijzen tot dat net uitverkozen geloof te behoren – en dan wordt de weg naar geweld sneller ingezet.
Over religieus geweld gesproken. Wat vindt u van het gedrag van kerkbezoekers in Urk en Krimpen aan den IJssel? Is dat het begin van een verharding?
“Misschien moet ik mijn mening later bijstellen, maar ik denk dat dat geweld heel beperkt zal blijven. Het echte gevaar schuilt niet in zo’n groep gelovigen die proberen te verdedigen wat ze al langer hadden, maar in de nieuwe gelovigen, die zich na hun bekering met alle geweld willen manifesteren. Denk aan de evangelicals in de VS: de helft daarvan, wordt gezegd, gaat met een pistool naar de kerk. Diezelfde mensen zijn de Trumpaanhangers en bestormers van het Capitool.”
Wel vreemd dat een politicus die bekend is vanwege schandalen nog steeds zoveel aanhangers heeft onder de gelovigen die juist hechten aan hun strenge moraal.
“Daar kun je een mooie rechtvaardiging voor vinden in de Bijbel: toen het volk van Israël in Babylonische ballingschap zat, zijn ze door de Perzische heerser Cyrus bevrijd. Die Cyrus was daarvoor als een instrument door God gebruikt. Nou, als God Cyrus kan aansturen en wil inzetten voor goede doelen, dan kan hij dat zeker ook met een man als Trump wel doen.”
Opvallend dat we het in een gesprek over religieus geweld nu eens niet over de islam hebben.
“Toch biedt het christendom ook heel wat munitie voor een religieuze strijd hoor. Dat besef ik steeds beter doordat ik me de laatste tijd heb verdiept in de figuur van Jezus. Aan het eind van Jezus’ leven zie je een duidelijke wending naar geweld tegen de Romeinen. Als de discipelen worden uitgestuurd, moeten ze niet alleen een reistas meenemen, maar ook hun zwaard. Dan krijg je ook nog Gethsemane waarin Petrus flink met dat zwaard tekeer zal gaan.
“Toch heeft de islam het wel moeilijker dan het christendom. Jezus mag dan het geweld niet schuwen, maar hij was geen krijgsheer zoals Mohammed. Maar ook de Koran biedt tegenwicht voor het geweld. Religie is geen dwang, zegt Mohammed in Soera 2. En de jihad is ook zeker niet een van de vijf zuilen van de islam, zoals mensen weleens zeggen.”
We moeten ook niet te veel nadruk leggen op die heilige teksten, zegt Achterhuis. “En helaas gebeurt dat tegenwoordig wel. Maar dat belet ons te zien dat geloven veranderlijker zijn dan we tegenwoordig denken. Dat we in de islam die onverzoenlijkheid zien, komt ook doordat nu meer dan vroeger de Koran wordt gebruikt om geweld te motiveren. Het is goed om je te realiseren dat dat nog maar kort geleden heel anders was. Ik heb me nogal verdiept in de Algerijnse bevrijdingsoorlog, en toen was er niemand die meende de Koran erbij te moeten halen om de strijd aan te jagen. Tegenwoordig zou dat in een vergelijkbare situatie wel gebeuren.
“De islam kan eenvoudiger worden ingezet voor de strijd als de sfeer al verziekt is, als het geloof is verhard. De Libanese schrijver Amin Maalouf constateert die verharding van het geloof ook: hij beschrijft vol verdriet hoe de vreedzaamheid en verdraagzaamheid uit zijn jeugd in Libanon en ook Egypte verloren zijn gegaan. Verschillende geloven leefden door elkaar, de felle strijd tussen soennieten en sjiieten was er nog niet. Nasser, de toenmalige president van Egypte, een man van soennitische komaf, was getrouwd met een sjiitische vrouw – zo’n huwelijk zou tegenwoordig ondenkbaar zijn.”
U behandelt in uw boek de grote wereldreligies zoals islam, hindoeïsme en christendom. Maar opvallend is uw aandacht voor het nazisme en het communisme. Die beschouwt u als seculiere religies.
“Ja, ik zie grote politiek bewegingen als het nazisme en communisme als een soort religieuze bewegingen. Daar valt veel voor te zeggen: Hitler had zelfs bijzonder zijn best gedaan om het nazisme alle kenmerken van het geloof te geven. Neem alleen al de partijdagen en manifestaties die als vieringen moesten zijn. Of denk aan het communisme: hoewel die politieke stroming de Russisch-orthodoxe kerk te vuur en te zwaard bestreed, zie je dat de communisten veel elementen van dat geloof hebben opgenomen in hun politiek: het moest een wereldwijde beweging worden, met Moskou als derde Rome. Er was weinig verschil tussen de grote patriarch en Lenin. Of neem de verdeling van de wereld in goed en kwaad. En de overtuiging dat je uit naam van je politieke geloof alles mag doen om de heilstaat te realiseren.
Je ziet ook dat het communisme voor veel mensen in de jaren zestig de rol ging vervullen die het katholieke geloof tot die tijd had ingenomen. Toen de grote kentering kwam, bleken vooral katholieken heel gevoelig voor het communisme. Het was een nieuw geloof.”
Maar kun je werkelijk spreken van politieke religies? Ik mis God.
“Die was niet aanwezig, maar alle andere aspecten van religie wel. En we vergeten het tegenwoordig weleens, maar die andere aspecten zijn samen misschien wel belangrijker voor een geloof dan God.”
Kunnen we iets doen aan die verharding van het geloof, aan dat religieus gemotiveerde geweld?
“De scheiding van kerk en staat is daarvoor van het grootste belang, dat voelden mensen als Thomas Hobbes, John Locke en later Kant al goed aan; zij hebben dat idee theoretisch uitgewerkt. Want als gelovigen de macht krijgen, gaat het mis, dat zie je vanaf het ontstaan van de grote religies: aan het begin van de jaartelling werden de christenen vervolgd, maar vanaf het moment waarop de Romeinse keizer Constantijn zich tot het christendom bekeert, worden de heidenen vervolgd.
“Hoe vreselijk het verhaal van de Joden ook was, toch was het in zekere zin een zegen dat ze verspreid werden in de diaspora. Ze hadden geen macht, en daarmee ook geen mogelijkheid om religieus gemotiveerd geweld uit te oefenen. En je ziet ook hoe het mis kan gaan als die macht er wel is, in de staat Israël.
“Dus ja, een ding wat je kunt doen is dat je ervoor zorgt dat religie altijd ver blijft van de macht, maar ook dat de macht ver weg blijft van alles wat op religie lijkt.”
Dus u pleit wel voor een flinke scheiding tussen kerk en staat, maar niet voor een totale verwerping van het geloof?
“Nee, allesbehalve. Ik denk zelf dan wel dat God dood is en dat we het met elkaar moeten redden, maar ik wil niet treden in het geloof van een ander. Daar komt bij: door het absolute karakter van het geloof kan het bijdragen aan de allerergste uitwassen, maar het kan daardoor mensen juist ook motiveren tot het allerbeste. Ik heb bijvoorbeeld zoveel gelovigen gezien die in de geest van de barmhartige Samaritaan mensen hielpen. Maar het blijft belangrijk om te weten dat die appel al in de worm zit: vanaf het begin draagt het geloof, dat goede geloof, die mogelijkheid tot ontsporing in zich.”
Naschrift, 10 april:
Bovenstaand interview met Hans Achterhuis, dat op 8 april verscheen, leidde op sociale media tot verontwaardiging, met name vanwege de uitspraak van Achterhuis over de joodse diaspora. We vroegen Achterhuis daarom om die uitspraak nader toe te lichten. Die toelichting staat hieronder:
“Wat in een boek van meer dan 400 pagina’s betoogd wordt, kun je moeilijk in een interview proppen. In het interview met Florentijn van Rootselaar dat donderdag 8 april in Trouw verscheen, ontstonden door de kortheid toch enkele misverstanden die ik betreur. Een kleine uitleg en aanvulling lijken gewenst.
Ik wees erop dat waar religies zich met de macht van de staat verbinden, de altijd mogelijke relatie met geweld zich kan manifesteren. Het schoolvoorbeeld hiervan uit de kerkgeschiedenis biedt het vroege, vredelievende christendom, dat na de erkenning door Constantijn in 325 ketters gaat vervolgen en heidenen met geweld gaat bekeren. Onze landgenoot, de Leidse hoogleraar Heering, benoemde dit in een beroemd boek als ‘de zondeval van het christendom’.
Naar analogie hiervan verwees ik naar de joodse religie die in de lange geschiedenis van de diaspora uiterst vreedzaam was geweest, maar na de stichting van de staat Israël aan joodse gelovigen op bijvoorbeeld de bezette Westoever, mogelijkheden bood om gewelddadig op te treden.
Twee misverstanden zijn over mijn korte uitspraak gerezen. In de eerste plaats zou ik de diaspora te positief hebben voorgesteld. De vele vervolgingen van joden die toen ook plaats vonden zouden door mij zijn gebagatelliseerd. Dat is nooit mijn intentie geweest. Om de vergelijking met het christendom maar even door te trekken, Heering ontkende nergens de hardheid van de christenvervolgingen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Alleen op grond van de vreedzaamheid van de vroege kerk kon hij er iets positiefs over zeggen. Dat beoogde ik ook met mijn uitspraak over de diaspora.
Het tweede misverstand is dat ik de legitimiteit van de joodse staat en het zelfbeschikkingsrecht van het joodse volk zou ontkennen door deze zaken met geweld te verbinden. Ieder die mijn werk als filosoof enigszins kent, weet dat deze aantijging absurd is. Elke staat berust op het geweldsmonopolie. Dat geldt ook voor Israël. Dat in de luwte van dit geweldsmonopolie ook onderdanen meer mogelijkheden krijgen om al dan niet religieus gesanctioneerd geweld te gebruiken geldt helaas ook voor Israël. Daar zette ik vraagtekens bij. Op dit punt weet ik mij gesteund door veel joden binnen en buiten Israël.”
Lees ook:
Weinig filosofen geven zo ruiterlijk als Hans Achterhuis toe dat ze fout zaten
Mao aanprijzen, geweld goedpraten, filosoof Hans Achterhuis deed het ook in de jaren zeventig. Nu heeft hij daar spijt van. Maar hoe blijf je kritisch tegenover de tijdgeest?