Maand van de FilosofieSabine Wassenberg
Filosoof Sabine Wassenberg: ‘We beschouwen onszelf als de kroon op de schepping, zó arrogant’
Tijdens de Maand van de Filosofie – thema: De natuur was hier – wandelt Trouw buiten. De laatste aflevering, met filosoof Sabine Wassenberg (1981).
Een rijtjeshuis in Groet. Sabine Wassenberg had iets romantischers in het hoofd toen ze Amsterdam uit wilde, waar ze de helft van haar leven woonde. “In de stadsparken hadden we natuurlijk ook bloemen en bomen, je kon er je kind uitlaten. Maar hier hoor je de vogels. Niet de tram, je computer en de koelkast. Je ziet hier niet het volgende gebouw, maar de verte en de wolken.”
We lopen Groet uit, de Schoorlse Duinen in. “Hier ben je in de natuur. Voor mij is het belangrijk dat te voelen, zo word ik herinnerd aan mijn oertoestand. We zijn niet gemaakt om grijze vierkanten te zien.”
Bent u een romantische natuurliefhebber?
“Dat denk ik wel, ja. Ik ga de natuur in om me even op te laden, te ervaren dat ik een lichaam ben. In Japan sturen ze mensen de bossen in, als therapie. Blijkbaar werkt natuur kalmerend of zelfs heilzaam.”
En u, klautert u het Camperduin op als u zich niet lekker voelt?
“Ik ga niet als therapie wandelen. Dan sluit ik me liever op met Netflix en chocola. Da’s eigenlijk niet goed voor me. Netflix leidt af, zo’n duin is confronterend. In de natuur moet je iets durven aangaan, je eigen gedachten, gevoelens, maar ook dat wat daarachter schuilt, bewustzijn van het bestaan of jezelf. In Mijn ego en ik noem ik dit de verslavingen van de geest.”
U bent ervaringsdeskundige?
“Ja. En u ook! Je klampt je vast aan ideeën over jezelf, je construeert je identiteit met dingen die je interessant vindt. Zo houd je jezelf af van de leegte van het gewoon maar zijn. De natuur brengt je daar juist naar terug.”
We staan stil bij een open ruimte tussen de bomen, een glooiend duinweitje met schapen die staan te grazen langs een duinrel. “Dat is geen leegte, het is een pastoraal tafereeltje. Prachtig, het is juist schoonheid en geeft prikkels voor de geest om zich aan vast te houden. Je hebt de neiging om een foto te maken. Het wordt pas moeilijk voor je geest als dat allemaal weg is.”
U zei net dat u de natuurleegte zelf niet vaak opzocht.
“Ik zou het inderdaad vaker moeten doen. Goed idee. Ga ik doen.”
Tussen dennenbomen door loopt de weg omhoog. Bovenaan zien we de Hondsbossche Zeewering liggen. Met haar net verschenen nieuwe Filosofie Doeboek – het is haar derde – verkent Wassenberg ‘de natuur’. Filosofisch, uiteraard, dus associeert ze vrolijk van ‘Zou je terug willen naar de natuurlijke toestand van het paradijs?’ naar ‘Is de natuur slecht?’.
“Tijdens een workshop vroeg ik of vuur ook natuur was. Alle kinderen vonden van wel, maar eentje, een nogal slimme jongen, vond van niet. Het komt wel uit de natuur, zei hij, maar is het zelf niet, het is iets anders.”
Toen zeiden de andere kinderen: wij komen óók uit de natuur en wij zijn zelf wél natuur. En je zag de jongen denken: ik moet het anders aanpakken. Je kunt het in de ogen zien als iemand verwonderd in zijn gedachten aan het graven is. Dat is zó mooi.”
Het polderlandschap achter ons, dat zullen ooit kwelders zijn geweest. Nu noemen we het verkaveld en wel Hollandse natuur. In het Doeboek vraagt u: ‘Waar denk je allemaal aan bij natuur?’. Ik zou het daar niet bij invullen. Maar de polder hoort ook niet bij ‘cultuur’. Eerder zou ik het naast ‘gekweekte tomaatjes’ zetten. Ik raak in verwarring.
“In vergelijking met het stadslandschap is de polder natuurlijk, er staan levende grassprietjes, maar het is gecultiveerd, net als die gekweekte tomaatjes. Er is geen goed antwoord. Als u verward raakt, is dat prima, verwondering is nog mooier. Dan ben je aan het filosoferen geslagen. Filosofie is het zoeken naar waarheid en de diepste vragen, maar het komt in de praktijk neer op steggelen over de marges: wanneer noem je het dit, of dat? Wat bedoel je precies met een bepaald begrip? Dat gebeurt ook op ethisch terrein: wanneer mag iets, wat is de grens, waar zitten de uitzonderingen en waarom? Het gaat bij alle takken van de wijsbegeerte om het zoeken van de grens. Mij inspireert dat, want ik ontdek dat we de woorden die we gebruiken misverstanden veroorzaken, dat de definities niet in de natuur te vinden zijn, dat ze een product van onszelf zijn, maar dat we ze niet kunnen missen. Daar laat ik kinderen graag over nadenken. En u!”
U laat met het Doeboek mij als volwassene nadenken, maar als u me belt, dan verschijnt op mijn telefoon De Kinderfilosoof.
“Ja? Dan moet ik dat veranderen. Alsof ik niet meedoe in de grotemensenwereld. Maar ik train ook studenten van de universiteit en aan een kunstacademie.”
Het paviljoen op de kruin van de duinen is gesloten. “Dat stadse met zo’n strandtent waar je horeca kunt beleven, dat is wel comfortabel hoor, want ik mis het wel een beetje, die koffietentjes met hun caffè latte met havermelk.” We kijken uit over de zee, het strand licht op van de zon die de temperatuur net boven het vriespunt duwt. “Ik ga er graag in”, zegt Wassenberg, “maar erin en eruit, ik ben niet zo’n zwemmer.”
We keren om, terug naar de luwte van de bomen.
In uw boek komt een dozijn filosofen langs, van De Beauvoir en Aristoteles tot Steiner. Wie is uw eigen wijsgerige inspirator?
“Voor het denken over natuur? Dat zal Spinoza zijn. Hij zag in alles het goddelijke. Ook in het kleinste, of waar we het nooit zoeken. Ik neem zo veel mogelijk dat inzicht mee in mijn leven, dat ik overal het wonder van het bestaan in zie. In ieder grassprietje, in ieder atoom.’
En in een inktvis. In de Netflixdocumentaire My Octopus Teacher, die u ook noemt in het Doeboek, krijgt een Zuid-Afrikaanse duiker daar een sterke band mee. De inktvis leert hem veel over het leven.
“Je vraagt je af: wat gaat er in zo’n octopuskoppie om? Heeft het dier een hogere intelligentie dan we dachten, is hij sociaal gevoelig? Is het maar een weekdier dat je gewoon opeet of moeten we onze houding bijstellen?”
Wat betekent dat voor wat er in huize Wassenberg op tafel staat?
“De laatste jaren ben ik anders gaan denken, niet alleen over de bekende voorbeelden van dieren met bewustzijn – olifanten, apen, dolfijnen. We kunnen niet volhouden dat alleen wij bewust wat voelen. We zijn zó arrogant antropocentrisch, we beschouwen onszelf als de kroon op de schepping. Dat heb ik in het boek ook aangestipt, maar wel neutraal.”
Dat laatste is niet helemaal gelukt.
“Haha. Maakt me niet uit. Als docent probeer ik me altijd onpartijdig op te stellen. Maar ik voelde me wel geroepen om in een Doeboek over de natuur deze thema’s op te nemen, van eco-centrisme tot bewustzijn van dieren. Dat is inderdaad op zich al sturend, want ik bepaal zo de agenda: hier ga je over nadenken.”
Hebt u onlangs nog calamares gegeten?
“Twee jaar geleden voor het laatst. En ervan genoten. Maar nu niet meer. Ik eet nog vis en biologische kip. Als we wat ziekig zijn, komt er soms rood vlees op tafel. Dat eet ik wel, het is gezond, maar wel al meer met pijn in het hart. In de morele competitie wil ik stappen zetten op weg naar méér vegetarisch.”
Vlees eten is toch natuurlijk? De gemiddelde consumptie neemt niet af.
“Het is normaal, ja, de gemiddelde mens doet het, in die zin is het natuurlijk. Maar ik denk dat we in een overgangsfase zitten. Als wij dieren meer bewustzijn of gevoelsleven toekennen, eten we ze minder.”
U doet een denkexperiment met dieren in uw boek: welk dier mag niet uitsterven?
“Ja, zo ontdek je of je medelijden hebt met bijvoorbeeld een koe of een rups. Of met de varens en de dennen hier. Waarom niet met het coronavirus? Is het zielig als het uitsterft?”
Het antwoord lijkt me duidelijk: niks zielig, uitroeien!
“Tuurlijk. Maar het is een interessante filosofische oefening om na te gaan waarom je dat zo zeker weet. Door je even te verplaatsen in het perspectief van het virus, onderzoek je de grens aan de soorten waarmee je meeleeft. Waarom wel met een hond en niet met een mier? Er is een grens aan te wijzen die blijkbaar het kaf van het koren scheidt, waarbij je je wel en niet betrokken voelt.”
Aan de voet van de Schoorlse duinen, net voor we de geasfalteerde weg naar het dorp inslaan, wijst Wassenberg op de grens ertussen. “We wandelen hier over een pad met gras. Als je je het leed van al die grassprietjes aantrekt, dan heb je geen leven.”
Lees ook:
De natuur was hier
In eerdere afleveringen in deze reeks sprak Lodewijk Dros met Annelien De Dijn, Eva Meijer, Ewald Engelen en Matthijs van Boxsel.