Varkens in de bio-industrie. ‘Kiloknallers kunnen niet meer.’ Beeld ANP / Lex Broere Buitenfotografie
Varkens in de bio-industrie. ‘Kiloknallers kunnen niet meer.’Beeld ANP / Lex Broere Buitenfotografie

InterviewBart Gremmen

Filosoof Bart Gremmen: ‘De veehouderij heeft dringend een ethisch kompas nodig’

De huidige veehouderij is immoreel, vindt filosoof Bart Gremmen. In zijn nieuwe boek levert hij een ethisch kompas waarmee boeren verder kunnen. Dat betekent wel dat ze bijna al hun koeien, varkens en kippen moeten opgeven.

Lodewijk Dros

De verhouding tussen veehouders en hun buren is verziekt, stelt Bart Gremmen. De vlees- en zuivelproductie is economisch een succes, maar de prijs voor grootschaligheid is een omgang met dieren die de burger niet meer pikt. De buren zijn ook de stank en de vervuiling zat.

De huidige veehouderij is ‘immoreel’, stelt de Wageningse hoogleraar ethiek in levenswetenschappen onomwonden vast. Dat ligt niet aan de agrariërs, maar aan het veehouderijsysteem waarin ze werken, schrijft Gremmen in de inleiding van zijn nieuwe boek Dierethiek & veehouderij.

Daarmee neemt hij de boeren in bescherming tegen al te makkelijke kritiek, maar verderop in het boek spaart hij ze niet. Integendeel: hij bekritiseert hun ethische benadering, de zogeheten ‘contractethiek’. Het contract is de overeenkomst om voedsel te leveren, goed en goedkoop. Omdat dieren geen contract kunnen sluiten, ‘vallen zij buiten de morele orde’.

Gekke spanning tussen burger en consument

Die contractethiek leeft niet alleen onder boeren, maar onder de hele burgerbevolking. Gremmen: “We zijn burger en consument, en die rollen vallen niet samen. De burger neemt geen genoegen met de contractethiek die het dier als object beschouwt. Hij is begaan met het dierenlot, ervaart sommige dieren als persoon − de huisdieren. Maar als je in zijn boodschappenmandje kijkt, dan is hij consument die op de centen let en niet per se vlees koopt van dieren die een goed leven hebben gehad. Tussen burger en consument zit een gekke spanning.”

De contractethiek is dus niet passé. Dat merkt Gremmen ook tijdens de colleges ethiek die hij in Wageningen geeft. “Mijn studenten komen voor een kwart uit boerengezinnen. Zij zien zichzelf vaak als dierenvriend en vinden dat het dierenwelzijn bij boeren in orde is. Met de veehouderij is weinig mis, zeggen ze.”

Haaks daarop staat wat Gremmen schrijft: in de veehouderij kun je eigenlijk niet om dierenleed heen. Dat lijden wringt met de ‘intrinsieke waarde’ van dieren. Die heeft Nederland als eerste land ter wereld officieel vastgelegd, in 1981. Gremmen: “Het is een waarde die losstaat van het nut voor de mens. Het begrip is trouwens tamelijk vaag, want wat is die waarde dan? Maar meteen is toen wel een uitzondering gemaakt voor vee. Als dat niet was gedaan, had de veehouderij meteen moeten stoppen.”

Varkensflats waar geen boer meer aan te pas hoeft te komen

Een pakkend voorbeeld van wat de gangbare ethische ideeën in de veehouderij teweegbrengen, is de Hy-Care (‘hygiëne en zorg’), een experimenteel varkensfoksysteem dat in 2014 in Bladel werd bedacht. Daarin kunnen de zeugen nauwelijks nog ziek worden. Ze groeien sneller dan andere varkens in de bio-industrie en ook nog eens met minder voer. De kern van Hy-Care waren reinigbare ‘stapelunits’ waar geen boer (besmettingsrisico!) meer aan te pas hoefde te komen.

Hoogleraar ethiek Bart Gremmen: ‘Een dier heeft intrinsieke waarde, ook als het in een megastal zijn dagen slijt.’ Beeld Koen Verheijden
Hoogleraar ethiek Bart Gremmen: ‘Een dier heeft intrinsieke waarde, ook als het in een megastal zijn dagen slijt.’Beeld Koen Verheijden

De toenmalige minister Edith Schippers (VVD) vond het prima als Hy-Care ‘maatschappelijk en ethisch geaccepteerd wordt’. Dat werd het niet, vooral onder invloed van de Partij voor de Dieren.

Gremmen: “Ik ben wezen kijken. Je kon er zo een varkensflat mee bouwen op de derde Maasvlakte, daar heb je geen platteland voor nodig. Het was een puur industrieel proces met robots. Een horrorscenario, maatschappelijk onaanvaardbaar.”

Volgens Gremmen had het ontwerpteam vooral oog voor menselijke belangen en onderschatte het de felle kritiek op dierengezondheid, de verregaande industrialisering en de onnatuurlijkheid.

Minister Schippers ging uiteindelijk toch niet in op de uitnodiging om de proefopstelling van de Hy-Carestal in Bladel te openen. Het project met de varkensflats kwam niet van de grond.

Stalbranden

Hoewel de contractethiek nog volop leeft, is ze niet langer houdbaar, aldus Gremmen. Want een dier heeft wel degelijk intrinsieke waarde, ook als het in een megastal zijn dagen slijt. Op dit moment zijn er drie alternatieven voor de contractethiek voorhanden: de dierenwelzijnsethiek, de dierenrechtenethiek en de eco-ethiek.

Gremmen schetst de gezichtspunten daarvan aan de hand van stalbranden, waarbij jaarlijks honderdduizenden dieren de dood vinden omdat de kosten voor brandpreventie volgens boeren te hoog zijn. “Voor de contractethiek is dat geen moreel probleem. Dieren tellen niet echt mee, er gaan bij een brand ‘productiefactoren’ verloren. Maar als de verzekering betaalt, kan het bedrijf door. Dat vindt Land- en Tuinbouworganisatie LTO ook.”

Vanuit dierenwelzijnsoogpunt zouden mensen bij een stalbrand wel in actie komen: het dier lijdt, dus moet je het helpen. Of, als dat niet kan, euthanaseren. Uitgaand van dierenrechten is er sprake van acute nood: een individu heeft immers een fundamenteel recht op leven.

Voor de eco-ethiek telt meer de soort. Een enkel dier is niet zo van belang; in de natuur sterven dieren ook bij bosbranden. Dus hebben eco-ethici minder de neiging om in te grijpen.

Sentimenteel gedoe

In zijn colleges behandelt Gremmen uitgebreid deze drie alternatieven voor de contractethiek. Die worden met weinig enthousiasme begroet. “Hou toch op, zeggen mijn studenten. Ze vinden het sentimenteel gedoe. Absurd. En vooral onbruikbaar: uiteindelijk stellen die nieuwere ethische benaderingen de mens niet meer centraal en willen ze van de veehouderij af. Dat vinden ze doorslaan.”

Het volledig afschaffen van de veehouderij gaat ook Gremmen overigens te ver. Daarom besloot hij een ethisch kompas op te stellen voor de veehouderij. Zijn rol daarbij is die van ‘ingebed ethicus’: niet een denker die van buitenaf commentaar levert, maar die van binnenuit probeert het leven van boerderijdieren te verbeteren én het denken van boeren over ethische kwesties op een hoger plan te brengen.

Gremmen ontwikkelde daarvoor een ethisch model, waarin hij elementen uit de vier genoemde benaderingen verwerkt. In zijn model staat het menselijk belang voorop: kwalitatief goed eten voor een schappelijke prijs. Maar boeren mogen de ‘productievergunning’ (feitelijk vaak een vergunning tot doden) die de maatschappij hun verleent niet verspelen. Ze zullen dus goed moeten zorgen voor hun kwetsbare landbouwhuisdieren. “Zoals je in de mensgerichte ethiek voor mensen zorgt met wie je niet makkelijk kunt communiceren, zoals baby’s, demente bejaarden en comateuze patiënten, zo hoor je ook je dieren te verzorgen.”

De zorgplicht voor het vee ligt overigens niet alleen bij de veehouder, stelt Gremmen, maar ook bij de consument, die een eerlijke prijs moet betalen voor zijn vlees en zuivel. Op basis van deze zorgethiek kan de veehouderij volgens Gremmen een nieuw verdienmodel ontwikkelen. “De huidige misère is dat boeren te weinig verdienen. Daarom moeten ze maatregelen nemen die ingaan tegen het welzijn en de rechten van dieren.”

Gremmen vindt het problematisch dat boeren in een klein, dichtbevolkt land als Nederland ‘voor 70 procent produceren voor de export’. En ook dat de marktwerking het onhaalbaar maakt om veranderingen door te voeren die boeren wél graag willen, zoals het installeren van sprinklerinstallaties in grote veestallen, ter voorkoming van brand. “De overheid moet ingrijpen om de vleesprijs omhoog te brengen. Dat vraagt om een eerlijke prijs. Kiloknallers kunnen niet meer.”

Vlees voor heel af en toe

Gremmen schrijft dat hij de drie moderne ethische alternatieven voor de praktijk van de veehouderij afkeurt, omdat die het houden van dieren volledig verwerpen. Zelf presenteert hij zich nadrukkelijk als ‘ingebedde ethicus’ die met de laarzen in de stal meedenkt over de toekomst van de boer, die er volgens hem wel degelijk is. Daarmee positioneert hij zich als dierethicus tegenover veel van zijn vakgenoten, die veganisme de enige moreel juiste optie vinden.

Als pragmatisch denker stelt Gremmen de ethische juistheid van veehouderij niet fundamenteel ter discussie. Maar wat voor veehouderij staat hem dan voor ogen om niet meer ‘immoreel’ te zijn? Dierethiek & veehouderij biedt op die vraag weinig concrete antwoorden, het blijft bij algemene richtlijnen.

Hoe stelt Gremmen zich het platteland over twintig jaar voor? “Dat is gevarieerd, met kruiden en klaver, dus geen groene woestijnen vol Engels raaigras meer. En de stankoverlast voor de buren van landbouwbedrijven is voorbij, grote veestallen heb je dan niet meer. Dieren kunnen natuurlijk gedrag vertonen. Ik zie voor me dat in de wei alleen nog koeien lopen à la de wagyu, de Japanse runderen die een superverzorging krijgen.”

Dat dat vlees tegenwoordig tussen de 250 en 500 euro per kilo kost, maakt Gremmen niet uit. ”Het is dan voor de rijken, of als je ervoor gespaard hebt. Dat is een culinaire belevenis voor heel af en toe. Verder is er voor de vleesliefhebber betaalbaar kweekvlees beschikbaar, of imitatievlees op plantaardige basis.”

Decimering van de veestapel

Dat dit vergezicht om een decimering van de veestapel vraagt, erkent Gremmen. Die krimp gaat veel verder dan wat het door veel boeren verfoeide Kamerlid Tjeerd de Groot (D66) voorstelde − die opperde slechts een halvering om de stikstofnormen te halen.

Gremmens toekomstscenario is niet de consequentie van zijn zorgethiek, benadrukt hij, maar het resultaat van een trend die al gaande is. Die nieuwe werkelijkheid vraagt om een andere mindset. Daarvoor schiet volgens de Wageningse ethicus de contractethiek, gecombineerd met wat dierenwelzijn, tekort. “Dat houd ik mijn studenten voor.”

Hebben ze wel in de gaten hoe verstrekkend de veranderingen en de bijbehorende zorgethiek zijn? Dat de veehouderij zoals we die nu kennen, vrijwel verdwijnt? Gremmen: “Ze hebben het nog niet echt door, maar de toekomst is niet dierlijk. Die is plantaardig, laat ik daar helder over zijn. En nee, daar zijn ze niet blij mee. Het is een streep door de rekening van boeren die denken dat ze met wat aanpassing wel door kunnen. Dat wordt dus omschakelen naar plantaardige producten, of een niche opzoeken in de vleessector. Bij de gewone slager zal kweekvlees liggen, dat wordt veel goedkoper. Daar legt de conventionele varkensboer het tegen af.”

Lees ook:

Het moderne denken over dieren die rechten verdienen en de mens die geen vrije wil heeft, verontrust Denker des Vaderlands Paul van Tongeren. “Mens en dier zijn níet gelijk.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden