Tien geboden

'Fantasie is altijd mijn grootste overlevingsstrategie geweest'

Marieke Rijneveld: 'Het leven is mooi. En beangstigend tegelijkertijd.' Beeld Mark Kohn
Marieke Rijneveld: 'Het leven is mooi. En beangstigend tegelijkertijd.'Beeld Mark Kohn

Marieke Lucas Rijneveld (Nieuwendijk, 1991) won met haar in 2015 verschenen dichtbundel 'Kalfsvlies' de C. Buddingh'-prijs. Op 31 januari verschijnt bij uitgeverij Atlas-Contact haar romandebuut 'De avond is ongemak'.

Arjan Visser

I Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

"Als ik nét voor een bus ben overgestoken en heelhuids de overkant van de straat heb gehaald, denk ik: God vindt me dus nog steeds lief, ook al ben ik een gebrekkig mens. Dat mijn oudste broer op zijn twaalfde wél werd doodgereden, heeft me destijds niet minder gelovig gemaakt. Ik denk dat ik zelfs méér in God ging geloven. God was niet alleen beschermend, maar ook angstaanjagend; Hij kon je zomaar wegnemen als iets Hem niet beviel.

Ik was drie toen mijn broer verongelukte. Het schijnt dat ik dagenlang bleef vragen wanneer hij weer thuis zou komen. Het gebeurde vlak voor Kerst. De kerstboom werd onmiddellijk weggedaan en het huis vulde zich met huilende mensen. Mijn moeder vertelde later dat ik met het pootje van mijn speelgoedbeer bij iedereen de tranen probeerde te wissen. Ik moest alles goed maken. Er voor zorgen dat mijn vader en moeder niet nóg verdrietiger zouden worden....

Ik ben wel eens jaloers geweest op mijn ouders. Ze hebben zich altijd vastgehouden aan hun geloof. Wat er ook gebeurde: ze bleven naar de kerk gaan. Ik ging mee - ik moest mee - tot mijn achttiende. Iedere zondag. En iedere week naar catechisatie en naar de Gereformeerde jeugdclub. Ik ging me in die kerkgemeenschap steeds minder prettig voelen - zeker na die keer dat er een of andere spreker op zo'n clubavond was langsgekomen om aan duiveluitdrijving te doen - maar ik bleef wel geloven dat God bestond.

Ik heb heel lang gedacht dat Hij bij ons op de vliering woonde en dat mijn moeder Hem elke dag een pannetje melk en wat brood bracht, precies zoals ze de aanloopkatten verzorgde. Het kwam gek genoeg niet in me op eens op de vliering te gaan kijken. Misschien was ik wel bang om mijn fantasie kwijt te raken. Het was heerlijk om te bedenken dat Hij maar één trap van mij verwijderd was.

Ik weet nu dat er in onbruik geraakt speelgoed op die vliering staat, maar daar past Hij op een of andere manier wel goed tussen."

II Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is

"Naast God en mijn vader waren Bert & Ernie de belangrijkste mannen in mijn leven. Op de basisschool had ik een beeld van Bert gemaakt. Netjes getekend, gefiguurzaagd en glad geschuurd. Het stond op mijn kamertje en voor het slapengaan keek ik altijd even naar hem. Ik hoopte dat Bert & Ernie me op een dag zouden adopteren en dat ik dan ook in Sesamstraat mocht wonen. Daar stond zo'n groot bed; de fijnste en veiligste plek die ik me op dat moment kon voorstellen."

III Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

"Op een dag riep mijn broer keihard godverdomme. Hij deed het waarschijnlijk om mijn ouders te provoceren, om de dood uit ons huis te verjagen.... Ik schrok heel erg, dit was zo'n verboden woord.... Zo verwoestend, zo vreselijk. Hoe kon hij God zoiets aandoen? Ik dacht dat de boerderij zou instorten, dat mijn ouders in elkaar zouden zakken. Maar er gebeurde niets. Het enige wat veranderde was dat de andere kinderen vanaf dat moment opstandiger werden. Iedereen begon een beetje te zwalken. Behalve ik. Ik werd alleen maar angstiger."

IV Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

"Eerst bad ik vooral - als ik dit, dan zal God dat - en daarna kwamen de regeltjes, het dwangmatige tellen, dingen aanraken, m'n jas niet uit willen doen: alles om te voorkomen dat ik ziek zou worden. Want als ik ziek werd, kon ik doodgaan en dan zouden mijn ouders nóg een kind verliezen. Ik had een enorme behoefte aan structuur; alles moest hetzelfde zijn. Dat gold ook voor de dagen. De zondag was anders. Het was de saaiste, traagste dag van de week. Op zondag aten we groentesoep die uren had staan trekken. Daar dreven dan van die vetoogjes in. 's Zondags droeg ik ongemakkelijke zondagse kleren. Mijn ouders, die de hele week werkten, zaten 's zondags op de bank en luisterden naar kerkmuziek of naar Boudewijn de Groot. Zittende ouders: ik vond dat zoiets absurds.... Het was erg ongemakkelijk allemaal. Wij, met z'n allen, in dat huis. Eigenlijk hadden we gewoon geen idee hoe we ons tot elkaar moesten verhouden."

V Eer uw vader en uw moeder

"Doordat ik me zo naar de wil van mijn ouders heb gevormd werden mijn eigen behoeftes weggevaagd. Wat wil ik? Wie ben ik? Een kind verliezen is het ergste wat je als ouder kan overkomen - daar is iedereen het wel over eens - maar hoe is het voor een kind als er een broer of een zus wegvalt? Daar spraken we nooit over. Er werd sowieso niet over verdriet gesproken, terwijl het altijd aanwezig was. Onverwerkte rouw is zoiets als de stank van een dagje gieren die overal in gaat zitten. Maar die gierlucht kun je er uit wassen, terwijl... weet je wat het allemaal misschien nog wel moeilijker heeft gemaakt? Dat ik schrijver ben geworden en woorden heb gegeven aan gevoelens die mijn ouders liever niet onder ogen wilden komen. In ons gereformeerde milieu is introspectie iets totaal vreemds, misschien zelfs schaamtevol. Het is niet de bedoeling dat je dingen aan de grote klok gaat hangen. Nee. Bidden om kracht. Doorgaan. Schouders eronder.

Mijn ouders waren heel beschermend. En streng. Ik had vaak het idee dat mijn moeder boos op me was, hoe goed ik ook mijn best deed. 'Ben je boos?' Dat vroeg ik de hele dag door, aan iedereen. 'Ben je boos?' Ik was voortdurend bang om mensen kwijt te raken. De relatie tussen mijn ouders en mij werd steeds problematischer. Zeker toen ik naar de middelbare school ging waar ik tijdens het eerste jaar heel erg werd gepest en waar lange tijd seksueel misbruik plaatsvond door een docent, iets waar ik liever niet meer over uit wil weiden. Op mijn achttiende kreeg ik anorexia en praatte ik niet meer. Ik was fysiek helemaal uitgeput. Toen ik van school af ging, kon ik nog maar één ding bedenken om aan de beknelling te ontsnappen en iets aan mijn leven te veranderen: ik moest op mezelf gaan wonen. Afstand nemen.

Ik verhuisde naar de stad en kwam al snel in de problemen: ik had geen idee hoe ik met leeftijdgenoten moest omgaan. Zij hadden geliefden, ze ondernamen van alles en maakten verre reizen, terwijl ik het liefst achter m'n computer zat om The Sims te spelen. Ik bleef thuis - net als toen, toen ik bang was dat er iets met mijn ouders zou gebeuren - en de angst om er op uit te gaan werd alleen maar groter. Alles wat ik niet kende, vond ik eng. Maar alles wat ik wel kende, vond ik ook eng. Na een jaar stopte ik met mijn studie Nederlands. Ik wilde een tussenjaar gebruiken om naar een andere studie op zoek te gaan, maar stortte me volledig op het schrijven. Ik ben nooit meer teruggegaan naar school. Ik had zo veel te vertellen; het moest er allemaal uit.

'De avond is ongemak' is een mix van waarheid en fantasie. De ouders uit het boek zijn niet mijn ouders. Ik hoop dat ze dat zullen begrijpen. Ik ben nog steeds het angstige kind dat wil voorkomen dat de grote mensen verdrietig zijn. Of boos worden. Het zou misschien beter zijn als ze het niet lezen, maar verbieden kan ik het hen niet."

VI Gij zult niet doodslaan

"Ik heb, net als mijn hoofdpersoon Jas, al van jongs af aan een obsessie voor de dood. Toen iemand me had verteld dat katten sterven als je ze aan hun staart trekt, móest ik het uitproberen, om vervolgens keihard te huilen en te bidden dat onze poes zou mogen blijven leven. Mijn eerste konijn stierf doordat ik haar te veel wortels had gegeven; het was dus mogelijk om een dier met eten te vermoorden. Rond mijn twaalfde drong het tot me dat ik niet alleen over het lot van mijn dieren, maar ook over mijn eigen levenseinde kon beslissen. Eenmaal uit huis werd dat gevoel sterker. Ik wilde de dood onder ogen komen.... Laat ik het zo zeggen: het verlangen om er te zijn is vaak net zo groot als het verlangen om er niet te zijn. Dat is een goede balans. Alleen wordt het verlangen om er niet te zijn soms, heel even, iets groter."

VII Gij zult niet echtbreken

"Ik heb de liefde nog niet gevonden, maar de liefde heeft mij ook nog niet gevonden."

VIII Gij zult niet stelen

"Op de basisschool was ik al een volleerde, kleine dief. Ik herinner me vooral het voorleesboekje van de juffrouw uit groep 2. Het was zo'n prachtig boekje, over muizen. Tijdens de pauze sloop ik de klas binnen en stopte het boekje in mijn broek. De volgende dag vroeg de juffrouw tijdens het kringgesprek of iemand het boekje misschien had meegenomen. Ik hield me van de domme. Tot de juffrouw zei: 'Marieke, ik heb je gezien...'. Ik heb het boekje terug gebracht, maar ben niet gestopt met stelen. Speelgoed, een jas, een muts: ik heb van alles buitgemaakt. We kwamen thuis niets te kort, maar er werden in ons gezin niet veel cadeautjes uitgedeeld. Het was hebzucht, iets doen wat niet mocht, plus een soort gekte om dingen te willen verzamelen. Ik haalde niet alleen jaszakken leeg, maar ik plakte ook konijnenkeutels, plukjes vacht en strootjes in een schrift en schreef daar dan onder wanneer ik het had gevonden en wat er nog meer op die dag was gebeurd.

Een tijdje geleden heb ik nog iets gestolen omdat ik mijn portemonnee was vergeten. Twee mango's. En ze smaakten erg goed. Mijn geweten verlaat me af en toe, maar het komt iedere keer weer terug."

IX Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

"Fantasie is altijd mijn grootste overlevingsstrategie geweest, maar het kan ook heel erg tegen me werken. Soms gaat mijn fantasie zo ver dat ik niet meer weet wat echt is en wat niet. Ik moet oppassen dat ik niet meega in mijn gekte. Voor een deel is het terug te voeren op mijn beladen jeugd, op alles wat ik heb meegemaakt, maar het zit ook in me. Door erover te schrijven, lukt het me om een deel van die gekte kwijt te raken. Het punt is: ik kan niet niet schrijven, snap je? Ik kan niet anders. In dat opzicht is Jan Wolkers mijn grote held. Hij nam geen blad voor de mond, gebruikte heel veel dingen uit zijn jeugd en deed wat hij het liefst deed: schrijven over wat hij meemaakte en over hoe hij de dingen zag. Daar gaat het om. Om de dingen die ik zie. Die hoeven niet per se zo door mijn familie - of door andere mensen - te worden gezien. Als schrijver beleef ik het zo. En daar kan niets aan worden veranderd."

X Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

"Soms ben ik jaloers op jongens. Omdat ze zo mooi jongensachtig zijn. Ik observeer ze, ik kopieer hun gedrag, ik draag hun kleren, maar ik zal nooit een écht jongetje zijn. Vroeger had ik een fantasievriendje, Lucas. Een jaar geleden ben ik ook zijn naam gaan gebruiken. Ik heb zelfs een tijdje als Lucas op Tinder gezeten. Met een foto van mezelf - omdat ik, volgens mij, zowel voor een jongen als een meisje kan doorgaan. Ik kreeg veel berichtjes en likes van homo's, maar ook een paar meisjes bleken me leuk te vinden. Het waren veel meer reacties dan ik had verwacht. Ik ging chatten over van alles en nog wat, maar tot een date is het nooit gekomen. Ook omdat ik dan zou moeten zeggen dat ik geen jongen ben. Ik weet nog steeds niet wat ik wil. Toen ik naar de middelbare school ging, vroegen die pestkoppen me op de eerste dag: 'Wat ben je nou eigenlijk? Een jongen of een meisje?' Ik herinner me nog goed dat ik daar oprecht geen antwoord op wist te geven. Is het niet zo dat een kind ergens voor zijn vijfde levensjaar in de spiegel kijkt en begrijpt: dat ben ik? Dat gevoel ontbrak bij mij volledig. Ik ben... ja, wie ben ik? Mijn dode broer? Mijn fantasievriendje? Wil ik daarom ook een jongetje zijn? Ik weet het niet. Ik voel me allebei, iets er tussenin, misschien net iets meer jongen dan meisje. Op dit moment hou ik me vooral bezig met de vraag hoe ik me staande moet houden in de wereld. Ik voel me een 9-jarig kind dat alles mag gaan ontdekken. Alles ligt open. Het leven is mooi. En beangstigend tegelijkertijd."

Lees ook: Erik Scherder, een eeuwig tobbende optimist

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden