In de nieuwe roman van Eva Meijer zinkt Nederland weg in de zee. Maar haar boek, zegt ze, is zeker niet alleen maar somber.
Een kilometer per dag: zo snel rukt de Noordzee op in de roman Zee nu van filosoof en schrijver Eva Meijer (1980). Van de ene op de andere dag overspoelt de zee Nederland. Ze beschrijft hoe politici, burgers en activisten reageren, hoe mensen vluchten voor het water.
Kenmerkend voor Meijer is dat ze ook aandacht schenkt aan dieren. Meeuwen, konijnen die massaal uit de duinen komen gevlucht. Zoals ook de zee in het boek een stem krijgt. Meijer houdt zich al jaren bezig met ecologie en klimaatverandering en met de plek van de natuur in ons denken en onze samenleving.
Is uw boek bedoeld als een waarschuwing?
“Nou, ik zie geen enkel realistisch toekomstscenario waarin Nederland in de huidige vorm kan blijven bestaan. Wij zullen dit niet meer meemaken, hoor. Maar zoals het er nu naar uitziet, zal de zee op den duur delen van ons land overspoelen. Ik ben geen klimaatwetenschapper, ik weet niet hoelang het zal duren, of hoe hoog de zee precies zal komen. Er zijn elders landen en gebieden die nu al onder water lopen, zoals Bangladesh en eilandengroepen in de Stille Zuidzee. Er zíjn al klimaatvluchtelingen.
“Omdat wij nu nog even goed zitten in Nederland blijft de klimaatcrisis voor veel Nederlanders abstract. Fictie kan aanknopingspunten bieden om er als samenleving toch over te praten. En dat is nodig, anders veranderen we niets. Als ik in de trein zit, denk ik vaak: het zou zonde zijn als dit straks allemaal onder water staat.”
In het boek reageren de politici traag. Ze blijven lang geloven dat de zee wel weer terug zal vloeien.
“Hun reactie is vergelijkbaar met hoe het bij de coronapandemie ging. Eerst de ontkenning, dan slappe maatregelen en dan blijkt het toch ineens serieus te zijn. De klimaatcrisis lijkt in veel opzichten op de pandemie. Ze is grensoverschrijdend, gaat ons allemaal aan.
“En ze is iets volstrekt nieuws, iets waarop onze samenleving niet is ingesteld. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid had veel kritiek op hoe instanties en politici in Nederland aan het begin van de pandemie hebben gehandeld. Dat is terecht. Toch moeten we niet vergeten hoe onvoorstelbaar deze crisis was, voor zowel het publiek als de politici. Dat is met het klimaat ook zo. Het is moeilijk voor te stellen dat grote delen van Nederland écht onder water zullen verdwijnen als we niet drastisch ingrijpen. En dat zelfs als we dat doen, waarschijnlijk niet alles droog blijft.”
Zee nu is haar laatste roman. In 2019 verscheen De grenzen van mijn taal, een filosofische verhandeling over depressie, dat in verschillende talen vertaald zal worden.
Adriaan van Dis schreef vorig jaar de dystopische roman Klifi, waarin Nederland een vergelijkbaar rampscenario te wachten staat als in uw boek. Doemdenken hangt in de lucht, lijkt het.
“Ik en schrijvers als Van Dis vertolken een onrust die veel mensen voelen. Er is steeds meer alarmerend nieuws, zoals nu weer het nieuwste IPCC-rapport, waaruit blijkt dat klimaatverandering nog sneller gaat dan verwacht en dat we ook minder goed in staat zullen zijn ons erop aan te passen dan we dachten. Vooral jongeren zijn somber over de toekomst. Die begrijpen dat er echt iets op het spel staat.
“Tegelijk, en dat is het dubbele, leven Nederlanders in zalige onwetendheid. Hoewel Nederland behoorlijk kwetsbaar is, met al dat land onder de zeespiegel, wanen de meeste Nederlanders zich veilig. We leven in een kunstmatig land. Een land met mooie dijken, een gematigde temperatuur, geen grote roofdieren en overal internet. Dat gevoel van veiligheid is niet realistisch.
“En het is een obstakel voor verandering: wie zich veilig voelt, wil de status quo bewaren. Terwijl klimaatverandering laat zien dat juist die status quo bedreigend is voor de natuur en op lange termijn ook voor ons. We moeten onze manier van denken en leven veranderen. Hoe gaan we met de wereld om? Met andere dieren, met biodiversiteit en ecosystemen? De roman heeft daarom ook een andere, meer existentiële laag. Het is niet alleen een klimaatroman. Het gaat ook om de vraag: wat is een goed leven? Hoe moet je leven en handelen?”
Ze is even stil. “Mijn vader is vorig jaar, tijdens het schrijven van dit boek, overleden. Die ervaring doordrong er mij weer van dat de dood altijd dichtbij is. Ik stond opnieuw stil bij de vraag hoe ik zin geef aan mijn leven. Daar gaat Zee nu ook over: hoe geven we betekenis aan ons bestaan?”
De zee is in de roman ook een metafoor voor de dood.
“De zee heeft in de roman een dubbele functie. Ze is angstaanjagend: een verwoestende natuurkracht. Inderdaad een zinnebeeld van dood en vernietiging. Tegelijk heeft ze iets troostends. Ze laat zien hoe nietig wij zijn, hoe alles ontstaat en vergaat en wij onderdeel van dat ritme zijn.”
Wat is daar troostend aan?
“Dat vind ik moeilijk onder woorden te brengen, maar ik ervaar het als troostrijk. Het besef dat er iets groters is dan wij, een ritme dat doorgaat ook als wijzelf er niet meer zijn. Dat er altijd dag en nacht is, eb en vloed. Dat er bergen en bossen om ons heen zijn die er al veel langer zijn. Maar ook het besef dat ieder individu er het beste van probeert te maken, andere mensen, maar ook andere dieren. Dat er vogels in de tuin zijn die in de lente een nest bouwen en denken: we gaan er weer voor.
“Het is zo makkelijk om verstrikt te raken in je eigen kleine menselijke leventje, met zijn verplichtingen, afspraken, vriendschappen, relaties, dingen die zo belangrijk lijken dat ze je opslokken. Dan vergeet je hoe beperkt en eindig je leven is. Het is ons maar tijdelijk gegeven. Ik vind dat een fijn besef. Dat je op zeker moment weer vergaat. Heerlijk.”
Ze wendt haar blik af van het Zoom-scherm, haar woonkamer in. Ze is aan het begin van de pandemie verhuisd naar een dorp boven Amsterdam. Meer rust, dichter bij het groen van natuurgebied ‘t Twiske. “Ik heb hier in de woonkamer twee hokken waarin laboratoriummuizen wonen. In een ervan had ik tien muizen, daarvan zijn er al negen dood.
“In de andere kooi heb ik er nog negen. De muizen leven hooguit twee jaar. Als ze doodgaan vind ik het heel erg, en het is ook zielig dat ze zoveel ziektes krijgen door de wetenschappelijke experimenten die ze soms hebben ondergaan. Tegelijk denk ik als er weer eentje sterft: zij heeft haar leven geleefd, dit is voor hen de natuurlijke gang van het leven. Ik maak bij die muizen telkens de hele levenscyclus in een veel korter bestek mee. Dat is vreemd om te zien, maar ook leerzaam. In Zee nu zit dat besef van die cyclus ook.”
In uw essay De soldaat was een dolfijn uit 2017 betoogde u dat dieren niet alleen rechten moeten krijgen, maar ook een politieke stem. Hoe zit dat met andere natuurfenomenen, zoals de zee?
“Die vraag houdt me erg bezig. Ik schreef een essay over in gesprek gaan met de Noordzee voor het project ‘De ambassade van de Noordzee’, waarin wetenschappers, schrijvers en kunstenaars onderzoeken of en hoe de Noordzee een stem kan hebben in onze politiek. Er zijn wereldwijd initiatieven die zich richten op rechten voor rivieren. Over dat soort constructies zou je ook kunnen denken in relatie tot de zee.
“Ik denk dat de vraag naar niet-menselijke politiek verschillend werkt voor verschillende soorten wezens of entiteiten. Er zijn dieren die zichzelf prima kunnen vertegenwoordigen, anderen kunnen dat niet. Ons politieke systeem – wetten, instituties, gebruiken en verkiezingen – zou de belangen van dieren beter kunnen vertegenwoordigen dan het nu doet. Tegelijk is dat systeem onvoldoende om hen en andere fenomenen in de natuurpolitiek serieus te nemen. Onze politiek is gemaakt door en voor mensen.
“En dat is problematisch. Al sinds Aristoteles zien we alleen de mens als politiek dier. Maar ook andere dieren horen bij ons leven, gaan relaties met ons en anderen aan, hebben bewustzijn, gedachten en gevoelens, sociale codes, zijn in aanleg politieke dieren. En zij wonen net zo goed in ons land. We moeten dus nadenken over nieuwe politieke vormen voor de dieren, de natuur en ecosystemen. Maar dat vereist wel een andere kijk op de wereld en op onszelf.”
Wat is er mis met ons beeld van onszelf?
“We zien onszelf nu als los van de rest van de natuur. En we hebben een soort eigendomsillusie. We denken dat alles van ons is. De bossen, de dieren, de zee. Dat is helemaal niet zo. Dat is een recht dat we onszelf als mensen hier gegeven hebben. Een menselijke hebberigheid die gestimuleerd wordt door het kapitalisme.”
Ze denkt na. “Ik merk dat de filosoof in mij het langzamerhand overneemt in dit interview. Terwijl we het toch over mijn werk als romancier hadden. Dat merk ik vaker in interviews. Dan is het net alsof mijn romans een illustratie zijn van mijn filosofische standpunten.”
Dat is niet zo?
“Nee. Het is een andere manier van schrijven, ze ontstaan anders en hebben een ander doel. Romans zijn minder eenduidig dan filosofische essays, ze problematiseren juist standpunten. In een essay verhelder je iets, betoog je iets. In een roman zeg je: het is moeilijk.”
‘Het’?
“Het leven. Alles. Haha. Rechtvaardig samenleven met anderen.”
En als filosoof los je die moeilijkheden vervolgens weer op?
“Nu ja, als filosoof heb ik misschien iets meer vertrouwen in de mens.”
Hoe bedoelt u dat?
“Laat ik zeggen dat ik als filosoof meer van de mens vraag. Kom op jongens, denk ik dan, we kunnen zulke geweldige dingen als mensen, maar op dit moment vernietigen we zoveel. Ik doe een appèl op het creatieve en zorgzame van de mens. Als filosoof vertel je een overkoepelend verhaal, je houdt je bezig met grotere verbanden, met concepten. Concepten zijn handig, je categoriseert de wereld en brengt hiërarchie aan. Maar je verliest de veelheid van het bestaan.
“Als romancier richt ik me op het specifieke, op concrete mensen, concrete levens. In Zee nu kon ik de taal van de bureaucraten verkennen, die van burgers, activisten, journalisten, dieren. Ik kon allerlei perspectieven laten zien.”
En het land ondertussen in de zee laten wegzinken.
“Het klinkt als een zwaar boek, maar er zit ook hoop in, vind ik. Zee nu gaat niet alleen over het einde van Nederland zoals wij dat nu kennen. Het is ook een boek over nieuw begin, over burgers die zich elders vestigen en loskomen van oude patronen, zichzelf opnieuw uitvinden. Het gaat ook over menselijke weerbaarheid – trouwens, het gaat niet alleen over mensen.”
Ze lacht. “De haringen zijn maar wat blij mee met de oprukkende zee. Net als veel andere vissen. Die hebben opeens meer leefgebied. Voor de kwallen is het ook goed nieuws.”
Het is niet alleen een somber boek?
“Inderdaad. Er zit ook een soort lichtheid in, en zelfs absurdisme. Dat maakte het voor mij tot nu toe een van de fijnste boeken om te schrijven.”
Wat voor absurdisme dan?
“Er gebeuren heel erge dingen, maar mensen gaan er op een idiote, absurde manier mee om. De manier waarop ministers hun broodje kroket eten en tegen elkaar zeggen dat het allemaal wel meevalt. De manier waarop... Wacht. Dit wordt een beetje als een grap uitleggen. Mensen moeten het zelf maar lezen.” Lachend: “Als ze daar nog zin in hebben na dit interview.”
Eva Meijer
Zee nu
Cossee; 240 blz. € 22,99
Lees ook:
Ook dieren horen in het regeerakkoord, ons aller gezondheid en voortbestaan hangt ervan af
De manier waarop mensen momenteel dieren gebruiken is moreel ontoelaatbaar. Maar dit inzicht is nauwelijks terug te vinden in politiek beleid, constateren filosoof Eva Meijer en bioloog Frans de Waal met tal van andere wetenschappers* uit verschillende disciplines.