Hans de Jong: ‘Ik liep rondjes door het huis, rookte twee pakjes per dag, draaide rondjes van mijn haar. Mijn oudste dochter begon mijn gedrag over te nemen’. Beeld Jörgen Caris
Hans de Jong: ‘Ik liep rondjes door het huis, rookte twee pakjes per dag, draaide rondjes van mijn haar. Mijn oudste dochter begon mijn gedrag over te nemen’.Beeld Jörgen Caris

Zin in het alledaagseHans de Jong

Eindelijk is Hans de Jong weer iemand. ‘Als ik maar weer werk word ik beter, dacht ik. Echt niet.’

Welk verhaal geeft uw leven zin? Trouw-lezers vertellen hun verhaal. In deze aflevering: Hans de Jong (1954). ‘Als ik maar weer werk word ik beter, dacht ik. Echt niet.’

Peter Henk Steenhuis

“Ik was nog een kleine jongen, toen ik op een middag in mijn vaders kamer stond. Waarom ik er naar binnen was gegaan, weet ik niet meer. Misschien omdat hij er vaak muziek zat te luisteren. Mijn vader had operazanger willen worden, maar door de oorlog was die wens in rook opgegaan. Hij heeft in Kamp Amersfoort en in een Duits werkkamp gezeten. Na de oorlog is hij onderwijzer geworden, een geliefd onderwijzer, die met tal van mensen warme contacten onderhield. Thuis was hij emotioneel afwezig. Ik moet die middag gehoopt hebben op contact. Het was donker en stil in zijn kamer. Ik ging zitten in een stoel. Plotseling bewoog er iets in de hoek van de kamer. Ik schrok me rot. Het was mijn vader.

Zoals mijn vader wilde ik niet worden. Toch werd ik zo: depressief, angstig, gestrest. Later heb ik begrepen dat hij aan de oorlog een posttraumatisch stresssyndroom had overgehouden. Een kenmerk daarvan is dat je de emotionele banden met je dierbaren doorsnijdt, maar de ring daarbuiten niet. Een PTSS heb ik niet gehad, een burn-out wel, twee zelfs. Door me te buigen over de oorzaken en de bijbehorende angsten ervan heb ik een nieuwe zingeving gevonden: ervaringsdeskundige GGZ.

Ik werkte bij een adviesbureau. Op een ochtend werd ik wakker met stress, terwijl er niets belangwekkends op mijn programma stond. Toen ik op een middag na een succesvolle acquisitie naar huis reed, kon ik bij Veenendaal ineens niet meer autorijden. Ik heb de auto stilgezet. Mijn vrouw is met de trein gekomen, heeft ons naar huis gereden.

Een burn-out op je werk is niet vernietigend, veel erger is het om daarna thuis te zitten. Ik had een vrouw, kinderen van acht en elf. Ik liep rondjes door het huis, rookte twee pakjes sigaretten per dag, draaide rondjes van mijn haar. En schaamde me. Mijn vrouw was beleidsmedewerker bij de gemeente Nijmegen. Vaak zat ik om vijf uur ’s middags op een bankje voor het stadhuis op haar te wachten.

‘U moet niet denken dat uw man beter wordt als hij wordt opgenomen’

Mijn oudste dochter begon mijn gedrag over te nemen, wij moesten bijna de kinderpsycholoog inschakelen. Omdat mijn vrouw mij wilde laten opnemen in een Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis (PAAZ) kregen we de crisisdienst op bezoek. Een psychiater zei tegen mijn vrouw: ‘U moet niet denken dat uw man beter wordt als hij wordt opgenomen. Hier heeft hij een huis, een gezin, hij kan het bos inlopen, naar de bakker gaan, pianospelen, boeken uit de boekenkast pakken.’ Ik werd niet opgenomen.

Het is goed gekomen. Het adviesbureau zorgde voor een tijdelijke baan bij een artiestenbureau – ik ben ook pianist en cabaretier. Na een jaar kon ik terugkeren op kantoor. Toch ben ik er weggegaan, ik was een stressfactor, zo ervoer ik dat zelf ook.

In 2004 ging ik aan de slag bij de gemeente Apeldoorn, ruilde het competitieve werk van het consultantbureau in voor cooperatief werk. Ik deed consulting, coaching, managementondersteuning, directieoverleg. Dit betekende geenszins dat ik minder hard werkte. Integendeel.

Op een ochtend ontdekte ik dat ik mijn vulpen, waar ik graag mee schrijf, kwijt was. Die pen kon overal liggen. Ik had meer dan twee uur gezocht, toen ik de pen uiteindelijk in mijn eigen tas terugvond. Alle sores vielen van me af, die pen had ik veel groter gemaakt dan een stressvolle presentatie. Dat was het begin. Daarna volgden slapeloosheid, dubbele afspraken, en ik werd achterdochtig omdat ik bang was ontslagen te worden vanwege gebrekkige prestaties.

‘Ik vind alles leuk, ik ben grenzeloos’

Ik heb de drie belangrijkste, algemeen erkende aspecten van een burn-out in mijn persoonlijkheidsprofiel zitten: hoge ambitie, niets uit handen kunnen geven, oog voor details – perfectionisme. Zelf noem ik altijd nog een vierde kenmerk: ik vind alles leuk, ik ben grenzeloos. Zo gaf ik bij de gemeente trainingen aan medewerkers, die ik allemaal belde om te vragen welk tijdstip ze het beste zou schikken. Werk voor een secretaresse, maar ik kon niets delegeren.

De tweede burn-out volgde. Er was geen vrouw meer, de kinderen waren groot. Ik viel opnieuw in een depressie. Nadat mijn broer en zus een tijdje voor mij gezorgd hadden, heb ik mij vrijwillig laten opnemen. Mijn ex bracht mij naar het ziekenhuis. Na het intakegesprek zat ik in de hal, mijn weekendtas naast me. Geen idee wat zou volgen. Ik wist alleen: ik kan niet meer thuiszitten, niet meer koken, ik dorst geen winkel meer in. We wachtten op de verpleging, die mij naar mijn kamer zou brengen.

Er liep een man op me af. ‘Ik ben Jan’, zei hij. ‘En jij komt straks op mijn kamer slapen. Zal ik je vast onze kamer laten zien?’

Tja, ik moest toch wachten. Iedereen in de inrichting weet hoe erg de eerste dag is. Nadat hij de slaapkamer had laten zien, vroeg Jan: ‘Zal ik je de gang laten zien?’ Er was nog steeds geen verpleging. Dus: ‘Goed’. Daarna liet hij me nog de keuken zien. ­

Ik had zo’n verbinding met die man, alsof hij mijn vader was. Ik kon wel huilen. Toen ik later op mijn slaapkamer kwam, zat Jan op mij te wachten. ‘Zullen we koffiedrinken?’

‘Door mijn ontslag begon ik vooruit te denken’

Ik ben twee keer opgenomen geweest, met tussenpozen heb ik gewerkt. Als ik maar weer werk word ik beter, dacht ik. Echt niet. Na twee jaar kreeg ik eervol ontslag. Ik heb vijf psychiaters gehad, acht soorten medicijnen. Zonder echt resultaat. Zolang ik terugging naar mijn oude werk dacht ik achteruit; door mijn ontslag begon ik vooruit te denken: ik kan niet meer werken, wat nu? Toen begon de genezing.

Na mijn ontslag uit de psychiatrische kliniek kwam ik in contact met een ervaringsdeskundige, die met mij opgenomen was geweest. Haar enthousiasme zette me ertoe aan cursussen te gaan volgen om mensen met een psychiatrische aandoening te begeleiden. Ik ontdekte dat ik nog best veel kon, waaronder lesgeven.

Tegelijkertijd werd ik gastheer bij het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem. ’s Ochtends stond ik in de hal van het ziekenhuis, ik begeleidde mensen van de deur naar de afdeling, of ik hielp ze een pasje te maken. Ik deed wat Jan bij mij deed. Ik kreeg een pasje waarmee ik alle afdelingen van het ziekenhuis in kon. Dat pasje was precies even groot als het pasje van de gemeente Apeldoorn, dat ik had moeten inleveren. Ik hoor er weer bij, dacht ik, ik ben weer iemand.

Maar ik ben wel een ander iemand, niet zoals mijn vader. Vroeger, op mijn werk, werd me vaak verweten dat ik te persoonlijk was. Ik moest me professioneler opstellen. Ik was een te open boek. Nu is een open boek zijn juist een pre om als ervaringsdeskundige verbinding met lotgenoten te leggen. En met deze nieuwe zingeving werk ik ook nog steeds aan mijn eigen herstelproces.”

In de verhalenreeks Zin in het alledaagse vertellen Trouw-lezers hoe ze zin geven aan hun bestaan. Eerdere afleveringen uit de reeks zijn hier terug te lezen. Bij de reeks hoort ook een podcast. Klik hier om de podcast te beluisteren.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden