ColumnStijn Fens
Een leven dat begint in kwetsbaarheid en verwoesting hoeft niet verloren te zijn
Het was alsof het ingestorte flatgebouw als gigantische moeder het kind had gebaard. Maandagmiddag haalde een reddingswerker in het Syrische stadje Jindires een net geboren baby vanonder het puin vandaan. Het meisje zat nog met de navelstreng vast aan haar echte moeder, maar die was dood.
De moeder heet Afraa Abu Hadiya en moet van haar dochter bevallen zijn terwijl ze onder het puin lag. Haar lichaam en dat van de vader, vier broers en zussen en een tante werden gevonden onder het ingestorte gebouw dat vier verdiepingen telde.
Het meisje werd naar het ziekenhuis gebracht, waar ze in een couveuse werd gelegd. Haar lichaamstemperatuur was nog maar 35 graden. Haar voorhoofd en vingers waren blauw van de kou. Ze bleek daarnaast een kneuzing in de rug te hebben, maar haar toestand was voor de rest stabiel. Volgens de artsen moet ze vier uur onder het puin van het gebouw gelegen hebben.
Hoe gaan ze haar noemen?
Ik kan er niks aan doen, maar ik zie haar nu al een paar dagen liggen, in het donker, naast haar moeder of misschien wel boven op haar buik als een te vroege piëta. Je zou er zachtjes van gaan huilen. In plaats van haar blije vader, stond nu de praktisch de hele wereld bij haar wieg. Zo gaat dat bij grote rampen.
Wat voor toekomst wacht de baby van het puin na zo’n verwoestende start? En, hoe gaan ze haar noemen? Een vernoeming naar haar moeder ligt voor de hand.
Over namen gesproken. Deze week verdiepte ik mij in het leven van de Giuseppina Bakhita, de beschermheilige van Soedan en Zuid-Soedan. Op 8 februari, de dag waarop ze stierf, viert de rooms-katholieke kerk haar feestdag. Vandaar dat ze mij opviel. Bakhita betekent ‘gelukkig’ of ‘fortuinlijk’ in het Arabisch.
Dat is niet de naam die ze van haar ouders kreeg. Geboren in de regio Darfur werd Giuseppina Bakhita als meisje van 7 of 8 gekidnapt door Arabische slavenhandelaren, net als eerder al haar twee jaar oudere zus. De slavenhandelaren noemden haar ‘bakhita’ als een soort van cynische grap. De naam die haar ouders haar hadden gegeven, was ze vergeten na haar traumatische ontvoering. Uiteindelijk werd ze gekocht door een Turkse generaal. Zij moest werken voor zijn schoonmoeder en haar vrouw, die haar verschrikkelijk behandelden.
Op de Engelstalige Wikipedia las ik het volgende over deze heilige die ooit een slaafgemaakte was: ‘Terwijl haar meesteres haar gadesloeg met een zweep in de hand, werden een schaal wit meel, een schaal zout en een scheermes gebracht door een vrouw. Met de bloem tekende ze patronen op haar huid en vervolgens sneed ze diep langs de lijnen alvorens de wonden te vullen met zout om te zorgen voor blijvende littekens. In totaal werden 114 ingewikkelde patronen gesneden in haar borsten, buik en in haar rechterarm.’
Nog zo jong en dan al een verwoest lichaam.
Verdwenen in de schaduw
Uiteindelijk komt ze in Italië terecht waar ze haar vrijheid verkrijgt. Dan is ze inmiddels gedoopt en kreeg daarbij de namen Giuseppina Margherita Fortunata (de Latijnse vertaling van ‘bakhita’). Ze treedt in bij de congregatie van de Canossianerinnen, die haar hadden opgevangen. In 1896 legt ze haar geloften af. “Die heilige moeders onderwezen me met heldhaftig geduld en stelden me voor aan die God die ik van kinds af aan in mijn hart had gevoeld zonder te weten wie Hij was.”
In 1947 sterft ze in de geur van heiligheid. In 1992 wordt ze zaligverklaard, de eerste stap op weg naar een heiligverklaring. Ze moet de eer op die zondag delen met Josemaria Escrivá de Balaguer, de stichter van het toen zeer invloedrijke Opus Dei. Tienduizenden volgelingen van deze Spaanse priester komen naar Rome voor de zaligverklaring. Bakitha verdwijnt in de schaduw. Nauwelijks meer zichtbaar.
Maar zie: het kwam helemaal goed met haar. De nagedachtenis van Giuseppina Bakhita bleef groeien. In 2000 werd ze heiligverklaard en 8 februari is tegenwoordig de Internationale Gebedsdag tegen Mensenhandel. Zondag noemde paus Franciscus haar nog tijdens zijn bezoek aan Zuid-Soedan “een geweldige vrouw, die met de genade van God het geleden lijden in hoop veranderde”.
Ik denk aan dat meisje in die couveuse in Syrië. Ik laat het heilige en God er nu buiten, maar het leven van dat andere meisje, uit Soedan laat zien dat een leven dat in kwetsbaarheid en verwoesting begint, niet verloren hoeft te zijn.
Trouw-redacteur Stijn Fens volgt de katholieke kerk al decennia op de voet en schrijft columns over het geloof en zijn persoonlijk leven. Lees ze hier terug.