InterviewFilosofie
Denker des Vaderlands Paul van Tongeren: ‘In een crisis heb je niets aan optimisme’
Paul van Tongeren is halverwege zijn termijn als Denker des Vaderlands. Tijdens zijn denkerschap spelen drie crises op: corona, Oekraïne en klimaatverandering. Hoe houden we het daarin uit?
Hij was hoogleraar wijsgerige ethiek in Nijmegen, maar hij heeft het na zijn pensionering nog druk. Paul van Tongeren (1950) is sinds vorig jaar de Denker des Vaderlands. April is extra druk, het is de Maand van de Filosofie en de Denker moet overal opdraven.
De helft van zijn Denker-termijn zit erop, tijd om terug te kijken op de drie crises die zijn denkerschap markeren. De eerste is de coronacrisis. Die begon onder Van Tongerens directe voorganger en lijkt nu uit te doven. Nummer twee is nog maar twee maanden oud: de oorlog in Oekraïne. Die woedt volop en kan zomaar escaleren. De derde en langste crisis dateert al van vóór het aantreden van de allereerste Denker des Vaderlands in 2011: de uitdijende klimaatcrisis.
Van Tongeren heeft een rustig uur gevonden om zich te buigen over de vraag hoe we het uithouden in een crisis. “De ene crisis is de andere niet”, begint hij. “Wat betreft corona: Ik vraag me af of dat wel een crisis is geweest. Een echte crisis beschouw ik als een omkeermoment. Maar corona wás geen keerpunt, we zijn er niet door veranderd, daarvoor greep de pandemie niet diep genoeg in in ons bestaan. Ja, in het allereerste begin, toen waren we even verlamd van schrik en gehoorzaamden we braaf de overheid die ons de lockdown oplegde. Maar dat duurde niet lang, daarna waren we vooral ongeduldig: op welke datum gaat de maatschappij weer open? We stonden voor het stoplicht en eisten zo’n klokje ernaast. Nou, dat is geen uithouden, maar aftellen.”
De Oekraïnecrisis kan volgens Van Tongeren wel eens een echte crisis voor ons worden. “Zeker als het verder escaleert. Je ziet de spanning oplopen: wat gaat die grote slag om de Donbas betekenen, zal de Navo in het conflict betrokken raken?”
Tegelijk, zegt de Denker, zie je bij ons ook de gewenning opkomen. “President Zelensky had gelijk toen hij het Nederlandse parlement toesprak en waarschuwde: na een tijdje wordt zo’n oorlog gewoon, je raakt eraan gewend.”
Waarom baart dat u zorgen?
“Er sluipt in ons een optimisme. Dat klinkt positief en aardig: het komt wel goed, uiteindelijk tekenen ze de vrede. Maar het is, hoe begrijpelijk ook, een lakse houding die neigt naar berusting.”
Met optimisme heeft Van Tongeren dus weinig op. Het is hem te gemakkelijk, te oppervlakkig. “Optimisme miskent de ernst van de situatie. En in een echte crisis heb je er niets aan. Daarin sta je op een kruispunt, zoals bij een existentiële crisis: je moet onder grote druk handelen. Of je bevriest, alsof je bij een patiënt in kritieke toestand staat en alleen nog maar gestresst kunt wachten op wat komen gaat.”
“Neem de grootste crisis van de drie: de aarde warmt onverbiddelijk op. Gebieden worden onbewoonbaar, bewoners van rampgebieden slaan op de vlucht. Optimisten zeggen: het valt hier nog wel mee. Of: het is altijd goed gekomen, dus nu zal het ook wel weer met een sisser aflopen. Of: de techniek is zo geavanceerd, ze vinden er vast wel wat op. Of: het zal mijn tijd wel duren.”
Wat is het alternatief, als optimisme afvalt?
“Wie de crisis onder ogen ziet, heeft hoop en geduld nodig. Hoop is heel iets anders dan optimisme. Hij kan niet bestaan zonder de wanhoop, die gaat eraan vooraf. Het klimaat valt eigenlijk al niet meer te redden, of misschien nog net als we radicaal zouden veranderen – wat onwaarschijnlijk is. De situatie is, als ik het IPPC mag geloven, tamelijk hopeloos. In zo’n situatie is hoop de kracht waarmee iemand ondanks alles blijft vertrouwen dat de eigen inzet niet vergeefs zal zijn. Zonder het gemakzuchtig-zonnige van het optimisme.”
Kun je hoop leren, kun je je erin oefenen?
“Ik twijfel of dat wel kan. Eerst moet je erkennen hoe beroerd, eigenlijk uitzichtloos, de toestand is. En dan is hoop nog geen vanzelfsprekende reactie. Er zit iets irrationeels in dat ‘ondanks alles’. Het is de moed der wanhoop. Hoop kun je niet maken, die krijg je – of niet. Net als bij genade.”
Dat laatste is toch een theologisch fenomeen?
“Ja, en de hoop geldt ook als een christelijke deugd, maar het christendom heeft er geen alleenrecht op. Dat zie je aan mensen die zich inzetten voor de vluchtelingen uit Oekraïne, of voor een grondige verandering van onze omgang met de aarde. Ook al weten ze dat ze daarmee het probleem niet oplossen, want daarvoor zou iedereen mee moeten doen, zeker in de klimaatcrisis. De effectiviteit van wat we zelf doen hangt af van het handelen van anderen over wie we geen controle hebben.
“Behalve hoop hebben we daarvoor ook een overheid nodig, die ons de ernst van de situatie voorhoudt. En dat is iets anders dan het optimisme van premier Rutte, als hij zegt: ‘Het moet wel haalbaar en betaalbaar blijven’. Alsof we voldoende hebben aan voorzichtige stapjes. Rutte zou moeten vertellen dat het eigenlijk al te laat is en dat we drastische maatregelen moeten gaan treffen, die we echt gaan voelen.”
U noemde ook geduld. Is dat niet het tegendeel van in actie komen?
“Nee, geduld is iets heel anders dan berusting of rustig afwachten. En er schuilt een grote kracht in, die van de woede waarmee je verandering nastreeft. Je houdt het vol, maar blijft kwaad.”
Van Tongeren, die zichzelf een ‘ongeduldig mens’ noemt, zoekt het midden tussen twee extremen: berusting en fanatisme. “Bij wie berust is de woede geblust en de hang naar verandering verdwenen. Fanatiekelingen zijn furieus en willen de verandering meteen afdwingen. Klimaatfanaten, die directe actie eisen, lopen het gevaar dat ze in cynisme vervallen als ze hun zin niet krijgen. Het andere uiterste is de berusting. Dat is mindfulness, in het nu zijn zonder verlangen naar waar je nog niet bent, en de boel op zijn beloop laten. Geduld is juist je richten op verandering en tegelijk verdragen dat je die niet kunt afdwingen.”
Kun je dat wél leren?
“Ik denk dat oefenen in geduld eerder mogelijk is dan je bekwamen in hoop. In het klein kun je geduld oefenen, bij de kassa, in de wachtkamer van de huisarts. Overal waar je moet wachten. De kunst is je niet te ergeren en de wachttijd optimaal te benutten. Maar dat is niet gemakkelijk, en onze samenleving leert geduld eerder af en moedigt ongeduld aan: alles kan efficiënter en sneller.”
Hoe wanhopig bent u zelf?
“Ik neem het nieuws tot me, informeer me over de klimaatcrisis. Ik wéét dat het nu of nooit is, dat het niet draait om haalbaar en betaalbaar, maar om wel of niet overleven voor veel bewoners van onze planeet. Maar ik betrap mezelf er tegelijk op dat ik net als de meeste mensen niet zo doordrongen ben van het gevaar dat ik radicaal anders ga leven. En dat baart me zorgen. Hoe kan dat?”
U klinkt niet erg hoopvol.
“Nee. Dat klopt. Hoe lang hoor je al niet dat het vijf voor twaalf is? In China schijnt nog elke dag een nieuwe kolencentrale gebouwd te worden, en wij staan ietsje korter te douchen. Waarom dringt de nietigheid daarvan, en de hopeloosheid van de klimaatverandering niet sterker bij me door? Voor hoop ben ik te weinig geraakt. Is het oppervlakkigheid, optimisme?”
Als de Denker des Vaderlands het al niet weet…
“Ik probeer onszelf een spiegel voor te houden. Laten we ons niet verliezen in illusoir optimisme, maar ons ertoe zetten ons nog beter te informeren over de ernst van de zaak. Hoe dieper je daarvan doordrongen wordt, des te moeilijker het wordt om te beweren dat jouw bijdrage er niet toe doet. Want het alternatief is dat je zéker weet dat het mis gaat. Elke poging is beter dan niksdoen.”
Lees ook:
Denker des Vaderlands Paul van Tongeren analyseerde eerder de betekenis van de coronacrisis.
‘We kunnen slecht omgaan met onzekerheid, geduld en doodsangst.’