De zin vanDirk Duijzer
De zin van jurist en filosoof Dirk Duijzer: Ik moet obediëren in der gerechtigheid
Meer en minder bekende Nederlanders lichten hun persoonlijke leefregel of inspirerende zin toe. Vandaag jurist, filosoof en bedrijfskundige Dirk Duijzer (1958), bankdirecteur Rabo en ‘boegbeeld’ van Topsector Agro en Food.
‘Het Wilhelmus, daar heb ik me in verdiept. De slotregels zijn mijn favoriete zin: dat ik ‘God de Here / de hoogste majesteit / heb moeten obediëren / in der gerechtigheid.’
Voor mij betekent dat: wat vraagt God van mij, hier en nu? Dat klinkt heel vroom, maar het gaat over ieders geweten, ook van wie niet in God gelooft. Iedereen heeft zo’n vrije ruimte in het hoofd.
Dat geweten valt niet samen met wat anderen van je vinden, en kan je ook brengen buiten wat de wet je voorschrijft. Ons eigen volkslied roept me op om, als m’n geweten me dat opdraagt, te ‘obediëren’, gehoorzamen aan wat rechtvaardig is.
Daar zit een kiem van revolutie in, en dat is voor een oppassende man als ik – voormalig voorman van LTO, bankier – best gek. Maar de spanning die het oproept heeft me in al mijn functies geïnspireerd.
Rebels
Veel ellende in de wereld is veroorzaakt doordat mensen die vrijplaats van het geweten hebben afgesloten, ze lopen als makke schapen mee in de massa. Terwijl je altijd kunt opstaan en zeggen: zo doen we dat wel altijd, maar deugen doet het niet.
Ik ben een voorstander van die rebelse kern in het Wilhelmus. En dus zeg ik als plattelander tegen protesterende boeren: heeft de stad niet óók een beetje gelijk? Toen ze met hun trekkers naar Den Haag gingen, in 2020, zei ik: jullie beweren wel dat je het landschap mooi maakt, maar onderweg naar het dorp verderop kom ik twintig weilanden tegen die er niet uitzien. Wat mais, niks groen. En jullie zeggen dat je zorgt voor een mooi landschap?
Bij de Rabobank zei ik tijdens de financiële crisis van 2008: eigenlijk zijn we een nutsbedrijf voor het algemeen belang. Dat vonden de bankiers maar niks: we zijn een gewoon bedrijf dat winst wil maken.
Vliegen
Ik ben me gaan realiseren dat we op te grote voet leven, laten we dus versoberen. Dat zeg ik als boegbeeld van de Topsector Rabo’s Agri & Food.
Tien jaar geleden heb ik besloten dat ik niet meer ga vliegen. Ik kan niet boeren bekritiseren om hun uitstoot en dan in de file naar Schiphol voor een vliegvakantie. Zelfs niet voor m’n werk. Dat is voor mij ‘obediëren aan de gerechtigheid’. Vrijblijvend is dat niet, het Wilhelmus noemt het zelfs een ‘moeten’.
Met de veehouderij heb ik me jaren beleidsmatig beziggehouden, maar nu ik thuis een paar koeien houd, is dat toch anders.
Zo blijven mijn kalveren een maand of acht bij de koe. Toen laatst een kalfje was doodgegaan – hartinfarct, zei de veearts – verplaatste ik het met de shovel. De koe bleef er maar achteraan lopen. Noem het moederzorg, of rouw, woorden waar je niet aan denkt bij dieren, maar ik zag het zelf. Het dééd wat met me. Dat hebben koeien óók, dacht ik. De intrinsieke waarde van dieren, die zag ik. Daar heb ik rekening mee te houden, zelfs als de wet er niets over zegt.
Diep van binnen vind ik dat dat de norm voor de hele melkveehouderij zou moeten zijn. Maar dat ligt moeilijk. ‘Wij houden van dieren’, staat er op spandoeken van boeren. Hoe kun je van 3000 mestvarkens in je schuur houden, of van 100.000 stuks pluimvee? Dan zit je als boer in een mechanisch systeem, niet meer in het goede leven.”