Column
De ordening van elektronen als bewijs dat God bestaat
NRC schreef een essaywedstrijd uit over de vraag of er in de wetenschap ruimte is voor religie. Ik ging meteen aan de gang natuurlijk en zond een tekst in. Maar ik won niks.
Niet eens een eervolle vermelding. Wel een melding dat ze mijn tekst hadden ontvangen. Bah. Het winnende essay is van René van Woudenberg en het stond in de NRC van 13 oktober. Het vervelende is dat van Woudenberg’s essay inderdaad beter is dan het mijne. Omdat hij een oorspronkelijke gedachte ontwikkelt.
Hij komt met een overweging die ontleend is aan het werk van de Amerikaanse filosoof Alvin Plantinga, ja inderdaad, kleinzoon van Friese emigranten. Zijn grootvader vertrok in 1913 uit Garijp naar Amerika. Plantinga is uitdrukkelijk filosoof en overtuigd christen. In 2011 schreef hij ‘Where the Conflict Really Lies: Science, Religion, and Naturalism’. In dat boek beschrijft hij een probleem dat ik nooit eerder in de gaten had. Ook suggereert hij een oplossing, die uitermate ingenieus is.
Het probleem: wat wij weten van de wereld komt grotendeels overeen met wat de meeste hogere primaten van de wereld weten. Ik heb het over de alledaagse kennis die ons in staat stelt om door een dag heen te komen. Een mens kan een aanstormende leeuw ontwijken, bedorven voedsel weggooien, een klap afweren, rijpe vruchten van onrijpe onderscheiden, verdriet, agressie of genegenheid in een soortgenoot ontwaren enz. enz.
De andere hogere primaten kunnen dit ook en we begrijpen evolutionair gesproken heel goed waarom we deze zaken zo goed onderkennen. Want als wij over leeuwen, voedsel en de gemoedstoestand van soortgenoten geen kloppende informatie hadden dan zouden we om voor de hand liggende redenen reeds lang niet meer in leven zijn. Wat wij menen te weten over deze aspecten van de wereld om ons heen ‘klopt’ dus, het stemt overeen met wat er in de wereld is.
Tot zover niks aan de hand, maar er is iets vreemds aan de hand met de kennis van die ene primaat, de mens. Wij zijn geleidelijk beland in een wolk van kennis die niets meer te maken heeft met dat onmiddellijke kennen van een primaat (leeuw! wegwezen!). Denk bijvoorbeeld aan natuurkundige theorieën over elektronen, neutronen en protonen, allemaal rare ‘balletjes’ waar een chimpansee nooit op zou komen. Ook zoiets als de evolutietheorie voldoet hier. Dat deze theorieën kloppen blijkt uit het feit dat we de wereld ermee te lijf kunnen. Hoe kan het dat we ons bij het formuleren van hypothesen zo ver ‘voorbij’ het onmiddellijk waarneembare (leeuw) kunnen begeven en daar een zekere orde aantreffen?
Onverklaarbaarheid als bewijs
Is het niet absurd dat deze evolutionair gesproken volstrekt onnodige theorieën toch grip hebben op de wereld? In Woudenberg’s woorden: ‘… nu kan men, nog steeds gedreven door wetenschappelijke nieuwsgierigheid, de vraag stellen of er een verklaring is voor deze ordelijkheid van de fysische wereld’.
Wetenschap kan die vraag echter niet beantwoorden omdat zij die orde vooronderstelt en vervolgens hoopt te ontdekken. En nu zegt Woudenberg, met Plantinga: het bestaan van die orde is het bewijs van God. Het is geen wiskundig bewijs, maar uit de onverklaarbaarheid van de orde die we aantreffen zou je kunnen besluiten dat God die orde veroorzaakt. Het is God die ervoor zorgt dat er die passing is tussen deze menselijke geestesproducten en de wereld.
Ik vergeet wie zei dat je een mens nergens uit kunt redeneren waar hij niet al redenerend in terecht is gekomen. Zo geloof ik reeds lang niet meer in God, maar daar ben ik niet redenerend in beland. Eenmaal ongelovig heb ik allerlei redeneringen ontdekt die daarbij helpen. Zo zal deze redenering van Woudenberg mij niet terug naar God leiden.
Maar de raadselachtige onbegrijpelijkheid van de ordelijkheid die hij aanduidt treft mij als iets onvoorziens. Het is meer dan merkwaardig, het stelt onze eigen aard op een oorspronkelijke manier aan de orde. Overigens zou ik niet weten hoe je van deze God als ordebron iets kunt verwachten in termen van aandacht of bezorgdheid over wat mij hier op aarde overkomt. Ik weet niet wat voor geestelijke salto Plantinga of Woudenberg uitvoeren om zich geborgen te voelen bij deze God als ordebron.
Maar wacht, het was voor hen geen sprong, Plantinga en Woudenberg zijn gelovigen en hebben daar deze fascinerende redenering bij gevonden.
Bert Keizer is filosoof en arts bij de Levenseindekliniek. Voor Trouw schrijft hij wekelijks een column over zorg, filosofie, en de raakvlakken daartussen.
Lees ook:
Waar blijven de seculiere twijfelaars in het gesprek over leven en dood?
Het is zorgelijk dat een gesprek over ethische dilemma’s niet van de grond komt, omdat we blijven hangen in de veronderstelling dat de ene partij rationeel is en de andere in sprookjes gelooft, vindt Sophie Rutenfrans, redacteur bij De Balie.