De hele wereld lijkt wel op zoek naar een thuis
Hij wist niet dat hij ernaar verlangde. Enkele jaren geleden maakte schrijver Daniel Schreiber (1977) een crisis door, toen hij in Londen woonde. De lente was prachtig, maar hij liep rond met een verdriet zo intens dat het hemzelf verbaasde.
Een lange relatie was uitgegaan, maar dat was het niet alleen. Hij was altijd rusteloos geweest en had dat nooit als een probleem ervaren, een nomadenbestaan was zijn ideaal. Nu ontdekte hij een behoefte aan... een thuis.
Hij ging terug naar Berlijn. Daar had hij zijn eerste studiejaren doorgebracht, hij woonde er later af en toe, tussen verblijven in het buitenland door. Het liefst vertrok hij dan meteen weer. Berlijn stond hem tegen. Hij was er nooit echt geworteld, was altijd op doorreis geweest. Kennelijk volstond dat niet meer. Het zette hem aan het denken. Waar verlangde hij naar? Hoe belangrijk is het om een thuis te hebben en wat betekent dat? In het literair-filosofische essay 'Thuis' zoekt hij naar antwoorden.
Dat doet Schreiber niet puur voor zichzelf. Want niet alleen hij, de hele wereld lijkt wel op zoek naar een 'thuis', zegt hij. Het is het thema van deze tijd. "We leven in een tijd van collectieve ontworteling - zo wordt het door velen gevoeld. Politiek wordt dat gevoel op verschrikkelijke wijze uitgebuit door rechtspopulisten." Hij zit aan tafel in zijn zolderwoning, aan de lawaaierige Sonnenallee in de wijk Neukölln. Hier, in het achterhuis, is het stil.
Hij somt de redenen voor die gevoelde ontworteling op in zijn boek. De politieke wereldorde wankelt, nooit waren er zoveel mensen op drift of op de vlucht, de globalisering maakt velen onzeker over hun baan en toekomst. 'Heimat' is terug als politiek onderwerp.
Literaire vorm
Schreiber wilde aan het debat een bijdrage leveren, maar worstelde lang met de vraag hoe hij dat het beste kon doen. "Filosofisch is het een grote uitdaging om over thuis te spreken, omdat het zo individueel is. Eerst dacht ik aan een journalistieke aanpak, met reportages, mensen thuis opzoeken, etcetera. Of aan een klassiek filosofieboek. Gaandeweg werd me duidelijk dat alleen een literaire vorm paste. Ik moest mijn eigen zoektocht laten zien."
Dus balanceert hij tussen persoonlijke en beschouwende passages. Hij gebruikt zijn eigen ervaringen als opstapjes naar algemene overdenkingen, waarbij hij te rade gaat bij filosofen, schrijvers en psychologen. De meeste moderne denkers staan gereserveerd tegenover het idee van een 'thuis', ontdekt Schreiber. Hij haalt de Amerikaanse filosofe Susan Neiman aan, volgens wie de 'twijfel over het bestaan van een thuis een basisgegeven van de moderne tijd is, een van zijn onomkeerbare kenmerken'. Hij beschrijft hoe de Duitse filosoof Theodor Adorno ieder idee van een collectief thuis afwees als iets 'dogmatisch, als een gemeenschappelijk verzinsel en een dubieus voorschrift'.
Schreiber deelt die scepsis. "Natuurlijk kun je een thuis vinden in een regio of natie. Maar je kunt niet zeggen: dat geldt voor iedereen die hier woont. En ja, natuurlijk zijn er tradities, rituelen, een literaire geschiedenis en politieke erfenis. Een democratie komt niet uit de lucht vallen. Toch is het zeer belangrijk dat we beseffen dat er in elke samenleving mensen met verschillende culturen, seksuele identiteiten en politieke voorkeuren zijn. Het is onmogelijk dit met een gemeenschappelijke culturele identiteit uit te drukken. Thuis is niet objectief, je kunt voor een ander niet antwoorden wat het is. Je kunt wel een persoonlijk verhaal laten zien, dat een ander dwingt op zijn eigen leven te reflecteren."
Familiearchief
Amper terug in Berlijn kreeg Schreiber van zijn ouders een stapel papieren die een ver familielid had nagelaten. Het bleek een familiearchief, met documenten uit vervlogen tijden. Thuisloosheid zat in de familie, zo bleek. Niet alleen hij en zijn ouders groeiden op in een land dat niet meer bestaat, de DDR, zijn grootouders en overgrootouders deden dat ook. Uit Wolynië kwamen zijn voorouders, een naam die niemand meer kent. Het lag in het huidige Oekraïne en hoorde in de negentiende eeuw bij Rusland. Het was toen een soort 'multi-etnische en multi-religieuze idylle', ontdekt Schreiber als hij in zijn familiegeschiedenis duikt. Polen, Oekraïners, Tsjechen, Russen, Tataren en Wit-Russen, chassidische Joden, mennonieten: ze leefden er vreedzaam samen.
De eeuw erop begon de ellende. Schreibers voorouders vluchtten ergens rond de Eerste Wereldoorlog wegens anti-Duitse sentimenten naar Silezië, een streek in het huidige Polen en Tsjechië die ook al niet meer in de atlas staat. Na de Tweede Wereldoorlog moesten ze ook daar weg, omdat ze Duits waren. Schreibers overgrootmoeder overleefde het allemaal en stierf in Mecklenburg-Vorpommern, waar Schreiber opgroeide. Drie keer was ze huis en haard ontvlucht. Over haar geboortegrond Wylonië werden bij Daniel thuis verhalen verteld. Over alles wat daarna kwam, werd gezwegen.
Zoals in heel Duitsland gezwegen werd over de verdrijving van miljoenen Duitsers na de Tweede Wereldoorlog, de grootste vluchtelingengolf in Europa van de twintigste eeuw. "Er bestaat geen collectief beeld van dat zich in ons bewustzijn heeft gegrift, of daadwerkelijk een deel van onze herinneringscultuur is geworden", schrijft hij. Traumatische ervaringen worden doorgegeven aan latere generaties, leert hij bij de Amerikaanse psychoanalyticus Mark Wolynn. Maar hoe de trauma's van zijn voorouders precies op hem doorwerken, vindt hij moeilijk te zeggen.
Bij zijn eigen jeugd is dat makkelijker na te gaan. Is de wereld van de kinderjaren voor velen iets waarnaar ze terugverlangen, voor hem niet. Hij voelde zich buitengesloten en gestigmatiseerd, als homo was hij anders dan zijn klasgenoten. Hun afranselingen waren hem nog liever dan de wreedheid van zijn leraressen, die probeerden hem 'normaal te maken'. Kom bij hem niet aan met 'ostalgie', nostalgie naar DDR-tijden. "In de kern berustte het systeem op de gerichte verspreiding van angst: de angst om op te vallen, niet zo te zijn als de anderen."
Als beginnend twintiger vertrok hij met een studiebeurs naar New York. Hij voelde zich bevrijd. De anonimiteit van New York gaf een paradoxale vorm van geborgenheid. Grote steden kunnen dat, schrijft hij: positieve eenzaamheid bieden. Hij schrijft over de verschillende soorten 'thuis' die hij vond. In een nieuwe taal, het Engels, met zijn mooie, vloeiende klanken, in een relatie. Toch: het waren jaren met verslavingen aan drank en drugs. Het 'thuisloze thuis' dat hij in New York vond, deed niets tegen zijn zelfhaat, de behoefte zichzelf te wissen. Een thuis, schrijft hij, is een 'plek om bij jezelf aan te komen'.
Proteststemmers
Nadat zijn boek was verschenen, toerde hij in Duitsland rond en gaf tientallen lezingen. "Ik kwam in kleine steden, in de provincie, in de zaal zaten ook stemmers op de rechtspopulistische partij Alternative für Deutschland. Ik spoorde ze aan de vraag naar een thuis persoonlijk te houden, zich in hun eigen geschiedenis te verdiepen."
Begrip voor proteststemmers heeft Schreiber niet. "Sommigen zeggen: mensen voelen zich ontworteld omdat de verzorgingsstaat er niet meer voor hen is. Dat is inderdaad een groot probleem en ik strijd ook voor meer solidariteit. Maar het antwoord is niet: op de rechtspopulisten stemmen. Die misbruiken het verlangen naar een thuis voor hun eigen honger naar macht. De AfD doet niets tegen ongelijkheid. Wil je daar iets tegen doen, dan zijn er betere manieren om politiek actief te worden."
Veel artikelen die over zijn boek werden geschreven, vertelt Schreiber, namen als hoofdvraag: 'Wat is thuis?' "Maar dat is precies niet de goede vraag. Mijn boek is een poging dat duidelijk te maken. Ik wil mensen leren de vraag anders te stellen: hoe kan ik mijn leven zo inrichten dat het als een thuis aanvoelt? Het enige antwoord op een collectieve ontworteling is een individuele verworteling. Je moet zelf een leven bouwen."
Geheimzinnig proces
Het was het begin van de winter. Het begin van het einde van zijn crisis. Waar het precies aan lag, weet hij niet. Het blijft een geheimzinnig proces, hoe een willekeurige plek zich transformeert tot een 'thuis'. Eén ding is er vooral voor nodig, leerde hij, en dat in ruime hoeveelheden: tijd. Hij reisde minder vaak, bleef maandenlang in Berlijn. Hij maakte lange wandelingen en verzoende zich beetje bij beetje met de stad, met zijn leven in de stad. "Als Berlijn een minnaar zou zijn, dan was het er een die ik nooit had gewild - ietwat uitputtend en een beetje beschadigd, niet bijzonder empathisch, knap of betrouwbaar", schrijft hij. "Maar realistisch gezien, alles wat ik had."
Bij filosofen als Vilém Flusser en Gaston Bachelard leerde Schreiber het belang van je huis, de concrete ruimte waar je woont. Misschien was dat wel het begin: toen hij besloot rolgordijnen op te hangen in zijn slaapkamer. Het maakte een opknapwoede in hem los. Hij kocht nieuwe meubels, ruimde de berging op, werd vaste klant bij de bouwmarkt. En terwijl hij de woning opknapte, veranderde er iets in hem, 'iets wat aanvankelijk onbenullig leek maar uiteindelijk verrassend goed voelde'. Langzaam kwam hij tot rust.
Behulpzaam was een boek van de Britse psycholoog Donald Winnicott, die in de opvoeding het idee van 'goed genoeg' introduceerde. Ouders die vastliepen in alle eisen die ze aan zichzelf stelden, hield hij voor dat ze het al goed deden als ze hun kinderen een basis van veiligheid gaven. Schreiber paste het toe op zijn zoektocht. "Een thuis kan goed genoeg zijn, zelfs wanneer het niet beantwoordt aan de voorstellingen die we ooit van ons leven gemaakt hebben", schrijft hij. Fantasieën over betere plekken zul je blijven houden. Dat is niet erg.
Hij kijkt uit het raam, tegen de bonte kruin aan van een boom die op de binnenhof staat. Het voelt alsof zijn flat door die bladeren wordt gedragen. "Mijn boomhut", glimlacht hij. Niet perfect. Niet het beste leven dat hij had kunnen leiden, misschien. Maar goed genoeg.
Daniel Schreiber. Thuis - de zoektocht naar de plek waar we willen leven, uitgeverij AmboAnthos, 173 blz., € 18,99
Lees ook:
Filosofe Beate Rössler: 'We denken allen dat we autonoom zijn, maar er lijkt altijd iets in de weg te zitten'
Je eigen leven leiden, dat willen we allemaal. Weg met alles dat ons in de weg staat! Maar volgens filosofe Beate Rössler berust die macho-opvatting over autonomie op een groot misverstand. 'Autonomie vindt altijd plaats binnen relaties.'