null Beeld

ColumnMarli Huijer

De dodelijke vijand is nu een ziekte van onszelf

Marli Huijer

Covid-19 is vorige week van een zelfstandig naamwoord een adjectief geworden. Van een zelfstandige eenheid die het hele volk bedreigde (pandemie, pan-demos), is het veranderd in een endemisch − want continu in het volk aanwezig − bijvoeglijk naamwoord. Die verandering geeft de infectieziekte een andere betekenis. De dodelijke vijand, die van buiten kwam, is nu een ziekte van onszelf. Het Outbreak Management Team, een belangrijke macht achter deze taalverandering, slecht zo het taboe om covid met een gewone griep te vergelijken.

Protest tegen deze taalomslag bleef uit. Opmerkelijk, want snelle veranderingen in de taal geven vrijwel altijd gedoe. Zie de ophef over de aanpassingen in het werk van Roald Dahl. In dat soort taalconflicten staan vaak twee groepen tegenover elkaar. Aan de ene kant mensen die zich vanuit een maatschappelijke achterstand emanciperen, zoals vrouwen, queers of mensen met een migratieachtergrond. Zij eisen gelijkheid, maar ook erkenning en reparatie van de historische achterstelling. Aan de andere kant mensen die zich comfortabel voelen bij de status quo, inclusief de taal zoals die nu is. Zij voelen zich in hun vrijheid beknot als andere taalgebruikers voorschrijven welke woorden zij moeten gebruiken.

Taal kan in- of uitsluiten

Taal doet ertoe, leerde ik van Michel Foucault, Judith Butler en andere zogenoemd postmoderne filosofen. Zij lieten zien hoe de taal sprekers vloeiend in zich op kan nemen, hen kan omwikkelen, waardoor ze zich thuis voelen in de taal. Maar deze filosofen toonden tegelijk aan dat de taal gewelddadig kan zijn en mensen kan in- of uitsluiten. Volwassen vrouwen staan als serieuze gesprekspartner buiten spel wanneer ze als ‘heks’ of ‘meisje’ worden aangesproken. Andersom kunnen we door te spreken van ‘slaafgemaakten’ de geschiedenis van de slavernij insluiten in onze kijk op het koloniale verleden.

Er zijn filosofen bij wie die roep om erkenning en reparatie van eerdere misstanden wrevel opwekt. Met nieuwe termen als woke, canceling of ‘politieke correctheid’ verzetten ze zich tegen de gevraagde taalveranderingen. Ze verwijten de postmoderne denkers dat hun theorieën vrouwen, queers en andere (voorheen) achtergestelden ertoe aanzetten om zich als slachtoffers op te stellen, daar erkenning voor af te dwingen en vervolgens opschoning van de taal te eisen. Dat botst met degenen die de taal zoals die is, willen behouden, wat volgens filosoof Gijs van Oenen in zijn recente boek Culturele veldslagen tot ‘kleine burgeroorlogen in de taal’ leidt.

Ondergesneeuwd onder twitterstormen

Het risico van deze oorlogen is, denk ik, dat de zoektocht uit beeld verdwijnt om iedereen in de taal recht te doen en groepen niet bij voorbaat van de taal en het gesprek uit te sluiten. De zo noodzakelijke ruimte voor ontsporingen in deze zoektocht wordt gereduceerd tot nul. En het gesprek over hoe de taal te laten aansluiten bij maatschappelijke veranderingen als de emancipatie van specifieke groepen, raakt ondergesneeuwd onder twitterstormen.

Het kan ook anders. Afgelopen zaterdag berichtte het NOS Journaal dat er grote vraag is naar dialoogtafels, waarin zwarte en witte mensen één-op-één over hun ervaringen spreken. Door te luisteren naar wat de taal met een ander doet, gaan mensen vanzelf andere woorden gebruiken.

Zo bezien heeft het OMT de sfeer in Nederland goed aangevoeld: het is tijd voor een woord dat beter past bij hoe we covid nu ervaren. Toch zullen er mensen zijn die zich daardoor benadeeld voelen. Gelukkig maar, want die onvrede is de motor van de taalevolutie.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden