Een kwarteeuw bogen ze zich over de Latijnse preken van Augustinus. Nu gaan de vertalers ‘met pensioen’. Hun laatste bundel handelt over Pasen. ‘De boodschap blijft even uitdagend als altijd: je eigen egoïsme en vijandigheid bestrijden.’
‘God kan veel, maar niet alles. Zo kan Hij niet sterven, zich niet vergissen en niet ongelukkig worden.’ Het is een prikkelende passage uit een preek van Augustinus. Prikkelend omdat het lijkt alsof de kerkvader (354-430) ons op het verkeerde been wil zetten. Immers, als zelfs God niet alles vermag, hoe zit het dan met zijn almacht?
De preek maakt deel uit van de bundel Als een wachtwoord, uitgegeven door het Augustijns Instituut te Utrecht. Het is de laatste prekenbundel, want het instituut houdt ermee op. Vergrijzing en inkrimping van de Orde der Augustijnen, in 1989 oprichter van het instituut, is de reden. Met het instituut verdwijnen ook de drie vertaalgroepen die afgelopen decennia honderden preken uit het Latijn omzetten in begrijpelijk Nederlands.
Vier vaste vertalers
Eén van die groepen bestaat al vijfentwintig jaar in dezelfde samenstelling. Het is een vlijtig clubje dat inmiddels bijna tweehonderd vertalingen op hun naam mag zetten, inclusief de laatste. We spreken met twee van de vier vaste vertalers: classicus en docent Latijn aan de Radbouduniversiteit Vincent Hunink (1962), en Annemarie Six-Wienen (1968), neerlandica en protestants predikant in Benschop.
Om het meteen maar over die almacht van God te hebben, hoe redt Augustinus zich daaruit? Hunink: “Augustinus plaatst het niet-kunnen van God juist binnen Zijn almacht. Hij kan alles wat Hij wil, en daarom kan Hij niet zijn wat Hij niet wil. Augustinus was er een meester in om moeilijke theologische kwesties kloppend te krijgen. Er was niets waar hij niet uitkwam.”
Six-Wienen: “Augustinus brengt God op die manier wel dichter bij de moderne mens, die vaak moeilijk uit de voeten kan met het begrip almacht. Hij heeft zelf een lange weg afgelegd, onder meer met een losbandige jeugd. Ook hij twijfelde lange tijd aan God. Dat zal veel mensen van nu aanspreken.”
De nieuwe bundel gaat over de christelijke geloofsbelijdenissen. In vier preken legt Augustinus die geschriften uit aan katholieken die zich in de Paasnacht willen laten dopen. Volgens de kerkvader zijn belijdenissen een herkenningsteken voor gelovigen onderling. Vandaar de keuze van de vertalers voor ‘wachtwoord’.
Taalkunstenaar
Six-Wienen: “Het is een begrip waarmee we de tekst in het computertijdperk toegankelijk proberen te maken. Als neerlandica zie ik het als mijn taak om te kijken of de vertalingen begrijpelijk overkomen. Een begrip als ‘echtbreuk plegen’ gebruiken we bijvoorbeeld niet meer. Daar maken we ‘vreemdgaan’ van.”
Hunink: “Augustinus was een groot taalkunstenaar, professor in de retorica aan het keizerlijk hof. Maar in zijn preken gaat hij op de hurken. Wat dat betreft heeft hij het ons als vertalers niet vaak moeilijk gemaakt.”
In het prekengroepje, waar verder classica Joke Gehlen-Springorum en theoloog Hans van Reisen (zie kader onderaan) deel van uitmaakten, ontstond een hechte onderlinge band. “Een soort viereenheid”, noemt Hunink het, “waarbij het resultaat meer was dan de som der delen. Een mysterieus proces.”
Zijn verhouding met Augustinus omschrijft hij als ‘ingewikkeld’. “Geen tekst laat mij koud, maar ik ben het vaak niet met hem eens. Hij is naar mijn idee te intellectualistisch, spreekt te weinig uit zijn hart. Bijvoorbeeld: hij buigt zich over een theologische kwestie en ziet dan een haas voorbij rennen. Dan is zijn commentaar: dit leidt mij af bij het peinzen over God. Terwijl hij ook had kunnen zeggen: wat een prachtig diertje, het doet me denken aan God.”
Aanstekelijk verlangen naar God
Six-Wienen, die Augustinus door haar gelovige vader met de paplepel kreeg ingegoten, heeft een andere visie. “Door al zijn woorden heen proef je de liefde tot God”, en ze citeert een passage uit Augustinus’ Confessiones. “Veel te laat heb ik U lief gekregen, U was binnen in mij, ik was buiten.”
Als predikant van haar Utrechtse gemeente laat ze zich regelmatig door de kerkvader inspireren. “Augustinus’ verlangen naar God is aanstekelijk. Bijvoorbeeld in zijn preek over het Huis van God, die wij als preekgroepje hebben vertaald. Augustinus zegt dan dat het Huis van God ook ons omvat, omdat Hij in ons wil wonen. En dat je aan dat huis bouwt wanneer je in liefde leeft.”
Hunink erkent dat Augustinus in zijn preken dikwijls zachtmoedig is, maar in andere geschriften trekt hij fel van leer. “Hij had altijd wel een boek in bewerking tegen die en die. Zijn leven lang heeft Augustinus gestreden tegen andersdenkenden, waarvan de donatisten, die een uiterste zuiverheid in het geloof nastreefden, de bekendste waren.” Lachend: “Wel, ikzelf ben voor ketterijen.”
Taal van het volk
Six-Wienen: “Het ging Augustinus om de waarheid: God en Zijn liefde. Daarvan wilde hij mensen bewust maken.” Hunink: “Hij wilde ketters overtuigen voor hun eigen bestwil. Dat kun je dan weer zachtaardig noemen. Interessante contradictie.”
Als classicus heeft hij grote bewondering voor de hoogstaande literaire kwaliteiten van de latinist Augustinus. “Hij zou poëzie kunnen bedrijven zoals Vergilius in zijn Aeneis. Aan de andere kant schakelde hij benijdenswaardig soepel over op de taal van het volk. Die flexibiliteit was uniek in de Oudheid. Als je zijn Psalm tegen de donatisten leest, klinkt dat bijna als een Sinterklaasgedicht.” En Hunink citeert: “De grote overdaad aan zonden brengt de broeders in de war.”
De vertaalde prekenbundels van het Augustinus Instituut vonden volgens het tweetal aftrek onder enkele duizenden lezers in Nederland en Vlaanderen, ook wel onder ‘ongelovigen’. Nu het Pasen wordt en de dood en verrijzenis van Jezus worden herdacht, kun je je afvragen hoe de moderne mens zo’n verhaal nog kan bevatten. In Als een wachtwoord heeft Augustinus het over Jezus’ sterven voor zijn vijanden. Voor zijn vrienden zouden we met heel veel moeite nog kunnen begrijpen, maar voor zijn vijanden?
Hunink: “Het staat inderdaad haaks op het moderne levensgevoel, maar in de klassieke Oudheid wist men er evenmin raad mee. De gedachte om iets goeds te doen voor je vijand, was en is absurd.” Six-Wienen: “En tegelijkertijd: als je dorst hebt en je vijand geeft je een glas water, dan begrijp je het ineens allemaal wél.” Hunink: “De boodschap blijft even uitdagend als altijd: je eigen egoïsme en vijandigheid bestrijden. Het christendom als radicaal ander idee. Een actueel verhaal.” Six-Wienen: “Een idee waar, als het erop aankomt, iedereen behoefte aan heeft.”
Mooi slot
Na vijfentwintig jaar vertalen gaat de pen in het etui en het woordenboek in de kast. Wat nu? Six-Wienen: “Heel jammer. Een paar jaar geleden is een aantal nieuwe preken van Augustinus ontdekt. Dan gaat het wel kriebelen, hoor. Gelukkig hebben we er nog wel een paar van kunnen vertalen.”
Hunink: “De verkoopcijfers liepen de laatste jaren wat terug. Ik had graag meegedacht over een andere vorm, bijvoorbeeld een podcast of scheurkalender. Helaas zat dat er niet in. Ook spijtig dat onze vruchtbare samenwerking ophoudt. We hebben met zijn vieren een boeiende reis afgelegd. Dit boekje over de christelijke geloofsbelijdenissen is wel een mooi slot. Augustinus laat ons hierin iets van het mysterie van het geloof voelen. Het is geen wetboek van artikelen waar je je vinkje bij zet.”
Als een kerkorgel
Hans van Reisen (1957), studiesecretaris en vertaler van het Augustijns Instituut vindt de grootste verdienste van de kerkvader dat hij erin slaagde preken precies af te stemmen op zijn gehoor. “Gelovigen en heidenen, katholieken en andere gelovigen, hoog-intellectuelen en laaggeletterden, hij wist als een kerkorgel verschillende registers aan te spreken.”
Vertaler Joke Gehlen-Springorum (1940) roemt Augustinus’ vermogen om geestelijke zaken te verklaren aan de hand van beelden uit het dagelijks leven. “Zo illustreert hij de gelijkheid van God de Vader en God de Zoon met een tak die boven het water hangt. Tak en spiegelbeeld zijn gelijk, maar niet hetzelfde.”
Lees ook:
Historicus Wim Jurg beschrijft de tachtigjarige vrede bij de Romeinen
Hij ontving er de Homerusprijs 2021 voor: Onder dezelfde sterren. In dat boek reconstrueert historicus Wim Jurg de korte periode dat godsdiensten in het Romeinse Rijk vredig naast elkaar bestonden. Totdat het christendom staatsgodsdienst werd.