ColumnMarli Huijer
Al ligt oorlog altijd op de loer, kernwapens zijn niet het antwoord
Het is de Maand van de Filosofie. Het coronavirus is niet langer de vijand en dus komen filosofieliefhebbers van Groningen tot Gent ongemaskerd bijeen om in Nachten van de Filosofie naar lezingen te luisteren of het debat aan te gaan.
Tijdens zo’n nacht hoor ik wat Arnold Heumakers vertelt over de Duitse jurist Carl Schmitt (1888-1985). Hij is een van de denkers die Heumakers bespreekt in Langs de afgrond. Het nut van foute denkers.
Zijn uitdagende boek verscheen in het eerste coronajaar, toen publieke bijeenkomsten verboden waren. Maar nu kan het weer. Heumakers straalt. Hij vertelt dat Schmitt, die in de jaren dertig nationaalsocialist werd, vooral bekend is vanwege zijn onderscheid tussen vriend en vijand. Dat onderscheid zou het belangrijkste kenmerk zijn van wat hij het politieke noemt: we moeten er altijd op voorbereid zijn dat groepen of staten op oorlog uit zijn. Denk niet, zegt Schmitt, dat je het kwaad dat in de menselijke natuur zit, via handel of onderhandelingen kunt temmen of beteugelen. Zie onder ogen dat oorlog en geweld permanent mogelijk zijn. Doe je dat niet, dan word je onder de voet gelopen, of gedood.
Dom Europa
“Kijk maar naar wat er in Oekraïne gebeurt”, beëindigt Heumakers zijn knap opgebouwde verhaal: “Europa was zo dom te denken dat Rusland niet werkelijk tot oorlog zou overgaan”.
Het nut van het vriend-vijand-denken lijkt met die uitsmijter beklonken. Maar de zaal gaat daar niet in mee. De vragenstellers buitelen over elkaar heen. Wat betekent dat wij-zij-denken voor de huidige politiek? Hadden we na de Koude Oorlog niet tot wederzijdse ontwapening moeten over gaan? Hadden IKV, Pax Christi of Vrouwen voor Vrede het bij het verkeerde eind toen ze in de jaren tachtig opriepen om tegen kernraketten te demonstreren?
Heumakers geeft toe dat dit de consequentie van Schmitts vriend-vijand-denken is. Hij vindt het onverstandig dat Europa de afgelopen decennia op defensie heeft bezuinigd. “Bent u dan voor kernwapens?”, vraagt een jongeman in de zaal.
Een terechte vraag, lijkt mij, omdat Schmitt niet zag dat geweld zijn eigen dynamiek heeft, die de gebruikers ervan tot steeds excessiever geweld brengt. Dat zien we nu in de oorlog tegen Oekraïne gebeuren. Het gevaar van die dynamiek is tegenwoordig ook veel groter dan in 1927, toen Schmitt zijn vriend-vijand-onderscheid op papier zette. Kernwapens, die bij gebruik ervan een verwoestend effect hebben op alles wat op aarde leeft, bestonden toen nog niet.
Obsoleet
Juist vanwege die nucleaire dreiging verklaarde Hannah Arendt al in de jaren vijftig het hele voorafgaande politieke denken over oorlog en de rechtvaardiging daarvan ‘obsoleet’. Het voorwendsel dat een wapenwedloop nodig is om de vrede te bewaren, is volgens haar net zo oud als de uitvinding van de oorlogspropaganda.
Heumakers knikt ongemakkelijk bij de vraag naar kernwapens. Het is alsof ook hij niet terug wil naar de jaren tachtig toen er veel meer kernwapens waren dan nu, maar dat niet kan rijmen met zijn theorie.
Thuis lees ik een persbericht van de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie/Artsen voor Vrede. Een oproep tot de wereldwijde afbouw van kernwapens, om te voorkomen dat Poetin ermee kan blijven dreigen: ‘Er is geen grotere acute bedreiging van onze aarde dan het voortbestaan van kernwapens’.
Ook de corona-epidemie is er niets bij. Een filosofische onderbouwing geven ze niet, maar toch geef ik hier nu de medici, en niet de vriend-vijand-denkers, het laatste woord.
Marli Huijer (1955) was arts, maar maakte de overstap naar de filosofie. Ze is emeritus hoogleraar publieksfilosofie. In 2015 en 2016 was ze Denker des Vaderlands. Lees haar columns hier terug.