J.J. Voskuil. Beeld
J.J. Voskuil.

RecensieDagboek

Waarom is Voskuils menshatende en monotone proza toch zo verslavend?

Het tweede deel van de dagboeken van J.J. Voskuil, Capitulatie, is net verschenen. Zijn werk blijft de vraag oproepen waarom er toch zoveel mensen aan verslingerd zijn.

Rob Schouten

Het lezen van het werk van J.J. Voskuil heeft iets weg van het wrijven over een wrat of het luisteren naar Engelse psalmen: je kunt niet goed zeggen wat er prettig of mooi aan is, maar je kunt er ook niet mee ophouden. Een redeloze verslaving die zowel geldt voor zijn romans, met name Het Bureau, als voor zijn dagboeken, werken die trouwens sterk aan elkaar verwant zijn en elkaar voor een deel zelfs overlappen. Voor lezers die zo verslingerd zijn aan Voskuil verdampt de vraag of we hier te maken hebben met literatuur of hooggestemd geleuter, ze nemen gewoonweg alles voor lief. Ik zelf behoor tot de liefhebbers, maar vraag me wel geregeld af waarom eigenlijk. Want het proza van Voskuil is uitgesproken grijs, wars van iedere literaire opsmuk en het gaat meestal ook nog eens over futiliteiten.

Het zojuist verschenen deel Capitulatie, een kleine achthonderd pagina’s dik, bevat deel twee van de dagboeken van Voskuil, en bestrijkt de jaren 1955-1965, misschien wel het meest bewogen segment uit zijn leven. Hij schreef in die periode Bij nader inzien, een sterk autobiografische sleutelroman over een stel naoorlogse Amsterdamse studenten, maar hij kwam ook te werken op het Meertens Instituut, ervaringen waarvan hij later de zevendelige kantoorsoap Het Bureau fabriceerde. Voor beide boeken verschaffen deze dagboekaantekeningen een schat aan aantekeningen en onthullingen, zodat de Voskuil-fan eigenlijk niet om Capitulatie heen kan.

Voortdurend verantwoording afleggen

Wat van dit boek toch het meest blijft hangen is het zelfportret dat Voskuil schildert: een krampachtige, strenge en misantropische man, die zijn omgeving genadeloos onder de loep legt en de maat neemt, maar die ook zichzelf analyseert en op z’n tijd fileert. Het eerste doet vaak onsympathiek aan omdat hij de mensen om hem heen, voorop directeur Meertens (voor wie ik al lezende onbedoeld steeds meer sympathie kreeg), maar ook voormalige vrienden als Jaap Oversteegen, eigenlijk geen kans geeft. Het tweede komt juist sympathiek over: hier is iemand die voortdurend nadenkt over zijn eigen gedrag, aan zichzelf verantwoording aflegt, bijvoorbeeld in het volgende geval na het driftig stukslaan van een glas melk:

‘Het vertoon van gevoelens heeft bij mij altijd twee kanten. Ik kan ze niet helemaal baas en buit ze dan meteen uit, wat hun waarde aanzienlijk vermindert. De dosering van deze beide factoren bepaalt de oprechtheid. Ik sneed met de scherven van het glas mijn hand stuk. Aan de ene kant voel ik de behoefte dat te verbergen (als critiek op de rol van martelaar meer dan om de stille martelaar te spelen, want voor dat laatste heb je, denk ik, wel een krachtig geloof nodig), aan de andere kant zou ik het zonde vinden als L. [Voskuils vrouw Lousje] het niet zag. Zo was ook de apathie na het stukslaan van het glas gedeeltelijk gespeeld, wat ik me onmiddellijk bewust ben. Die bewustheid worstelt wat rond, tot ik resoluut afkap en juist zeer werkzaam wordt.’

Soms gaan zulke zelfreflecterende passages pagina’s lang door, je moet er als lezer maar tegen bestand zijn.

Door de gehaktmolen

Een vrolijk boek is Capitulatie niet, of je moet juist in dat eindeloos ontleden van eigen en andermans daden en gevoelens iets humoristisch zien: Han Voskuil en zijn vrouw Lousje maken, blijkens deze dagboeken, eigenlijk voortdurend ruzie en ook collega’s en zelfs intieme vrienden, zoals Henk Romijn Meijer plus vrouw, Frida en Kees Vogels, Geert van Oorschot, blijven niet gespaard. Waar in de fictionele versie van deze dagboeken, de zeven delen van Het Bureau, nog een zekere, weliswaar scherpe maar ook soms barmhartige objectiviteit wordt geëtaleerd, gaan hier de diverse collega’s en kennissen genadeloos door de gehaktmolen. Het typeert de schrijver van zowel Bij nader inzien als Het Bureau, twee boeken waarin hoofdpersoon Maarten, alter ego van Voskuil, zwaar teleurgesteld raakt in en zich bedrogen voelt door zijn omgeving, waarvan hij volkomen solidariteit en vriendschap verwacht, maar die hem keer op keer in de steek laat (zonder dat de ‘verraders’ dat zelf door lijken te hebben, krijg ik de indruk).

Het gaat in zijn wereld om vrienden en vijanden. In een brief aan Jaap Oversteegen, onder de naam Paul de kwaaie pier in Bij nader inzien, schrijft hij: ‘Vriendschap is voor mij, en was voor jou, dacht ik, in de eerste plaats verzet tegen de anderen. En omdat een vriend daarmee je meest kwetsbare plaats is, is hij bijna een vijand.’ Het is van een onleefbaar absolutisme, ook en vooral voor de schrijver zelf die in deze dagboeken naar voren komt als een ongelukkig man, die nauwelijks van iets kan genieten: ‘Hoe ik het leven ook draai en omdraai, ik zie er niet veel in. En toch heb ik alles wat mijn hart begeren kan en daarnaast nog een diepe minachting voor wat ik niet begeer. Alleen als ik schrijf heb ik soms lol, een beetje grimmige lol, maar lol.’

Een verkeerd gekookt ei

Trouwens ook echtgenote Lousje kan er wat van, op de achtergrond. Het gekibbel houdt niet op en bij het minste of geringste lijkt ze in huilen uit te barsten, of het nu gaat om een verkeerd gekookt ei of over een vermeende kwetsuur. Tja, als je zulke hoge eisen aan het leven en je vrienden stelt als de Voskuiltjes valt er weinig te genieten, denkt de lezer die zichzelf gelukkig prijst niet tot Voskuils kennissenkring te behoren.

Zoals de wereld bestaat uit vrienden en vijanden, zo bestaan de gebeurtenissen uit dingen die ‘mieters’ zijn of ‘rot’. Het zijn woorden die zo vaak vallen, op iedere pagina, dat je op den duur immuun wordt voor hun betekenis: ‘Goes is een mieters stadje’, ‘’s Avonds in bed vonden we het rot dat we oud werden en dood zouden gaan’.

Het meeste geluk voor het echtpaar Voskuil lijkt nog te zijn weggelegd als ze door Nederland fietsen, van plaats naar plaats, ­genietend van de natuur of van dorpjes en kleine stadjes. Maar daarover schrijft Voskuil dan weer een stuk minder uitgebreid; kennelijk gaat het euforische hem een stuk slechter af dan zijn weerzin tegen het kantoor­leven en de onmin met vriend en vijand. Opvallend trouwens dat je hem zo weinig hoort over politieke en maatschappelijke gebeurtenissen van zijn tijd, toch niet de minst enerverende epoche. Het lijkt wel of hij met de rug naar de gemeenschap staat en het liefst in z’n eentje opereert. Ook tref je niet veel historisch besef bij hem aan: het is gewoon een egocentrische man met veel oog voor zichzelf en zijn directe omgeving.

Hoog soapgehalte

Intussen kun je je afvragen wat er nu eigenlijk zo aantrekkelijk is aan dit vaak mensenhatende monotone proza. Waarom lezen zoveel mensen, mijzelf incluis, Voskuil graag? Ik denk dat, naast het hoge soap­gehalte (maar dat geldt voor deze dagboeken veel minder) toch vooral het persoonlijke karakter van Voskuils geschriften, of ze nu de realiteit beschrijven of zijn gefictionaliseerd, lezers aantrekt. Als geen andere schrijver laat juist Voskuil, de wereldafzijdige eenling, je genadeloos met hem kennismaken, in een paradoxale zelfexpressie, een onbedwingbare behoefte om zichzelf, bij alle zelfverkozen kluizenaarschap, te laten zien.

Op een bepaalde manier is dit hyper-realistische proza heel kwetsbaar, het laat de mens op z’n principieelst én gedisciplineerdst maar ook op z’n kinderachtigst en primitiefst zien, in een soort hedendaagse oerstaat: ‘Ik wil mijn vijanden vermorzelen, meer niet’. Kan het duidelijker?

Het is misschien saai maar beslist niet zouteloos, en dat het velen onder ons zo meesleept zegt iets over onze behoefte aan alledaagsheid, aan kleinheid, aan eenvoudige standpunten, aan overzicht en helderheid misschien wel. In zekere zin is dit minimalistisch proza, ondanks de 1200 pagina’s Bij nader inzien, de 5500 pagina’s Het Bureau, en de fikse hoeveelheid pagina’s aan dagboeken die ons te wachten staan, de literaire pendant van Simeon ten Holts Canto Ostinato, ook zo’n bestseller waarop je kunt neerkijken maar die je ook kunt omarmen.

null Beeld

J.J. Voskuil
Capitulatie. Dagboek 1955-1965,
Van Oorschot; 782 blz. € 39,95

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden