null Beeld Tjarko van der Pol
Beeld Tjarko van der Pol

BoekrecensieRoman

Vechten tegen armoe, mannen en onwetendheid in een broeierig Suriname

Bea Vianen (1935-2019) raakte als schrijver nog tijdens haar leven in vergetelheid. Haar nu heruitgegeven debuut is koortsig sensueel en prachtig.

Yolanda Entius

Nederlanders weten weinig van hun eigen geschiedenis, hoorde ik historicus Mathieu Segers onlangs in VPRO’s Marathoninterview beweren. Hij zou zomaar eens gelijk kunnen hebben. Daags daarvoor was mij opgevallen dat vrijwel niemand uit mijn omgeving wist hoe Hindoestanen nou eigenlijk in Suriname terecht zijn gekomen. Ook ik moest het opzoeken: Hindoestanen zijn (de nazaten van) contractarbeiders, zogenoemde ‘centslaven’ die na de afschaffing van de slavernij uit Brits-Indië (en Java) werden gehaald om op de plantages voor een hongerloon te komen werken.

De opa van Sita, de heldin uit Suriname, ik ben, de debuutroman van Bea Vianen, was zo’n contractant. Na de zelfmoord van zijn vrouw ging hij terug naar Indië en liet zijn dochter (Sita’s moeder) achter in Suriname.

De gekte ligt op de loer, maar dan wel van het gezonde soort

Net zestien is Sita aan het begin van de roman. Haar moeder is aan tbc overleden; zij en haar broertje zijn achtergebleven bij een vader die niet naar hen omkijkt. Op haar verjaardag gaat ze in een krottenwijk op zoek naar ene Ajodiadei, de vrouw die destijds voor haar verweesde moeder heeft gezorgd. Wat is er nou eigenlijk gebeurd? En wat bezielde opa? Vol vragen zit Sita, maar in plaats van te antwoorden bijt Ajodiadei haar toe dat ze op haar opa lijkt; een aantijging dan wel mythische (lots)voorspelling, die de hele roman zal blijven naklinken.

Twaalf jaar voor haar debuut uit 1969 vertrok Bea Vianen (1935-2019) zelf uit Suriname en ging naar Nederland. Jarenlang zou ze tussen de landen heen en weer blijven pendelen, en haar roman werd in beide landen een succes. Ook haar tweede roman Strafhok oogstte waardering, maar in de loop van haar leven zou ze ‘verdwaald’ zijn geraakt waarna ze van het grote publiek vervreemde.

Hoe verward Vianen al dan niet geweest is, valt moeilijk te zeggen uiteraard, maar bij Sita ligt gekte op de loer. Maar dan wel van het gezonde, existentiële, soort. De gekte waarmee ook bijvoorbeeld Lila uit De geniale vriendin van Elena Ferrante kampt: de gekte van iemand die zich niet klein laat krijgen.

Meer dan eens moest ik aan de broeierige sfeer van Ferrantes Napolitaanse romans denken. Sita is minstens zo koppig en weerbarstig als Lila en Lenu samen. En hoewel de wijk waaruit zij moet zien te ontsnappen niet in Napels maar in Suriname ligt, zijn haar helpers goeddeels dezelfden (een enkele vriendin) net als haar tegenstanders: armoe, tradities, mannen en onwetendheid. Voeg daarbij de problematiek van een gesegregeerde samenleving (hindoes schelden moslims uit voor koeienvreters, andersom voor varkensvreters) waar creolen en de nazaten van tot slaaf gemaakten en van contractanten op elkaar neerkijken, en je begrijpt dat Sita die graag de Tachtigers leest, een lange weg te gaan heeft.

Een weg bovendien die duister is en overwoekerd wordt door ‘de natuur’ – die van buiten (muskieten, modder, vuiligheid, regenbuien, loslopende honden, het licht van een bloeddoorlopen maan) maar ook van binnenin: van ontluikend verlangen, conflictueuze driften en plotselinge maandelijkse bloedingen. De roman is koortsig sensueel.

Ze laat zich in een verboden verhouding rommelen

‘De natuur volgt haar eigen tempo’, schrijft Vianen. ‘Ze verandert naar willekeur en bedriegt door haar grilligheid, haar weelderige schoonheid, haar overvloed aan beloften. Verwachtingen. De natuur is een avontuurlijk, meeslepend bedrog. Ze is nog altijd wat ze bijna vier eeuwen geleden was, toen de Spaanse dieven onder de bekoring kwamen van haar groene glimlach, het schateren van witte vogels boven de modderoevers. Maar in werkelijkheid is zij kolder. Een samenstel van onmogelijkheden. Verveling voor wie niet alleen maar willen eten, slapen en kinderen verwekken. Angst is ze voor een vrouw die geen werktuig wenst te zijn.’ Prachtig!

Als Sita aan het eind van het schooljaar haar vriendinnen kwijt is slaat de eenzaamheid toe. Ze laat zich in een geheime en verboden – hij is moslim – verhouding met Islam rommelen en vlucht het huis uit. Tot haar verbazing ontdekt ze dat ze, ondanks Islams voorzorgsmaatregelen, zwanger is. Hem daarentegen verbaast het niets.

‘Hij [Islam] doet het lichtje in de auto aan en heft haar kin omhoog. Zijn ogen gloeien. Om zijn lippen speelt een tevreden glimlach. Ze bijt op haar tanden. Ze zou in zijn gezicht willen spugen.

“Waar zijn je tranen? Weet je niet dat ze me opwinden?”

Hij laat haar kin zakken, doet het lampje uit en steekt een hand in haar blouse.

“Ja,” stelt hij vast. “Ze is zwanger. Islam zal met haar trouwen. Wat zegt ze ervan?”’

Wat een vlucht leek, blijkt een val. Een val die genadeloos dichtklapt.

Of het Sita gaat lukken zich daaruit te bevrijden moet u zelf maar lezen.

Dankzij de heruitgave van deze sensitieve roman worden niet alleen Vianen en haar werk, maar ook de gevolgen van ‘ons’ koloniaal verleden aan de vergetelheid onttrokken – én terecht.

null Beeld

Bea Vianen
Suriname, ik ben
Cossee;
192 blz. € 22,99

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden