FilmrecensieTout s’est bien passé
‘Tout s’est bien passé’ is een omzichtige film over een zelfverkozen dood
Tout s’est bien passé
Regie: François Ozon
Met Sophie Marceau, André Dussollier, Géraldine Pailhas
★★★
Haar vader vroeg hem te helpen sterven. Emmanuelle Bernheim beschreef het in haar memoires Tout s’est bien passé (2013). Achtentachtig was hij, na een beroerte vond hij het genoeg geweest. Als Fransman moest hij voor hulp naar Zwitserland.
Bernheim schreef mee aan de scenario’s van François Ozons Swimming Pool en Ricky. Nu, enkele jaren na haar dood, bewerkt Ozon haar autobiografische boek.
Sophie Marceau speelt de schrijfster wier leven abrupt in het teken komt te staan van een bedlegerige vader die een zwaar appèl op zijn dochter doet. Het gewicht van andermans naderende levenseinde is een stevig onderwerp dat al mooi filmdrama heeft opgeleverd, zoals de moderne klassieker Amour of het recente Supernova. Ozon gaat in zijn film daarentegen wat omzichtig te werk.
Gehannes met droge ogen en prozacgebruik
Marceau, steevast in chic-sportief blauw, is een Parisienne die gedwee ziekenhuis in, verpleeghuis uit holt. Geduldig haar depressieve, artistieke moeder (Charlotte Rampling) opzoekt. Contact zoekt met een Zwitserse organisatie. Naar een Richard Long-kunstwerk staart. Maar over haar binnenwereld, ongetwijfeld vol woede, onmacht, twijfels, dilemma’s, komen we weinig te weten. Misschien moeten we die zoeken achter haar gehannes met droge ogen en prozacgebruik. En dan te bedenken dat uit flashbacks een moeizame vader-dochterrelatie blijkt.
Met een gevoelige sonate van Brahms op de soundtrack en prima acteerzwaargewichten – Hanna Schygulla is even te zien als de Zwitserse bemiddelaar – is het wonderlijk hoe Ozons film eerder de technische, dan de emotionele stappen volgt naar een zelfverkozen dood.