null Beeld
Beeld

BoekrecensieBiografie

Theo van Doesburg was een invloedrijk kunstenaar en een nare man

Theo van Doesburg had een niet te overschatten invloed op de Europese avant-garde én was een ongelooflijke opschepper, zo vertelt de eerste grote biografie over hem.

Henny de Lange

Een haantje-de-voorste dat altijd de baas wil spelen en met iedereen onenigheid krijgt. Dit beeld van Theo van Doesburg dringt zich onweerstaanbaar op bij het lezen van de biografie die Sjoerd van Faassen en Hans Renders over hem schreven. Theo van Doesburg (1883-1931) was schilder, vormgever, (interieur)architect, kunst- en architectuurcriticus, dichter en schrijver. Maar bovenal was deze ‘alleskunner’ de drijvende kracht achter De Stijl, het tijdschrift dat hij in 1917 met onder meer schilder Piet Mondriaan en architect J.J.P. Oud oprichtte als spreekbuis van het Nederlandse modernisme.

Hij heeft een ‘niet te overschatten invloed op de Europese avant-garde’ gehad, concluderen de auteurs in hun voorwoord. Met een enorme gedrevenheid en doorzettingsvermogen bouwde hij een immens internationaal netwerk op. Maar in de navolgende hoofdstukken maken ze aan de hand van tal van citaten van Van Doesburg over zichzelf en zijn werk duidelijk dat hij ook een ongelooflijke opschepper was. Tegenspraak duldde hij niet. Met iedereen kreeg hij ruzie om vervolgens te klagen: ‘Ik sta ook voor alles alleen’. Onwaarheden schuwde hij niet om zijn eigen reputatie op te vijzelen. En met de huwelijkstrouw nam hij het ook niet al te nauw.

Tal van publicaties verschenen er over het oeuvre van Van Doesburg en zijn rol in de Europese avant-garde in het interbellum. Zijn werk wordt nog altijd over de hele wereld in toonaangevende musea geëxposeerd. Maar een allesomvattende biografie was er nog niet. ‘Het was voor ons belangrijk hem ook te vermenselijken’, schrijven de auteurs. Daarom kregen de drie vrouwen met wie hij getrouwd was ieder een hoofdstuk. Die onderbreken soms hinderlijk de chronologie, maar onthullen veel over de persoonlijkheid van Van Doesburg, die nogal bekrompen opvattingen had over vrouwelijke kunstenaars. Vrouwen kunnen niet in de ‘diepte’ dalen, schreef hij in 1928 in een dagboek. Ze kunnen nooit ‘oorsprong’ of ‘begin’ zijn, zijn altijd ‘afgeleide’ of ‘einde’. Ze waren in zijn ogen alleen geschikt voor uitvoerende kunsten zoals toneel of dans.

Theo van Doesburg, zelfportret, 1928. Beeld Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Theo van Doesburg, zelfportret, 1928.Beeld Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Autodidact

Van Doesburg heette eigenlijk Emile Küpper. Hij was de zoon van een Nederlandse moeder en Duitse vader, die zijn gezin verliet. Zijn kunstenaarsnaam koos hij als eerbetoon aan zijn stiefvader Theodorus Doesburg. De auteurs zijn verder weinig te weten gekomen over zijn jeugd en opleiding. Het lijkt erop dat hij alle sporen heeft vernietigd. Zelfs van zijn familie bewaarde hij niet één foto of document. Op 15-jarige leeftijd begon hij als autodidact te tekenen en schilderen (aanvankelijk in de stijl van Vincent van Gogh), te lezen en schrijven, omdat hij een ‘geestelijk leven’ wilde leiden.

‘Door de nauwe poort der kunst’ hoopte hij tot God te mogen gaan. De Nederlands hervormd gedoopte Van Doesburg verloor zijn geloof toen hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog als soldaat werd gemobiliseerd in Tilburg. Daar maakte hij nieuwe kunstenaarsvrienden, onder wie Antony Kok die hem zijn hele leven zou steunen (ook financieel) en verdiepte hij zich in de moderne kunst van Kandinsky en Mondriaan. Het leidde tot een opmerkelijk omslag in zijn schilderstijl en kunstkritieken, waarin hij aanvankelijk niets moest hebben van abstracte kunst. Volgens de auteurs voelde hij de tijdgeest perfect aan.

Ook voor zijn liefdesleven was Tilburg een keerpunt. Van Doesburg – in 1910 getrouwd met Agnita Feis, beeldend kunstenaar en dichter – werd verliefd op boekhouder Lena Milius. Zijn overspel liep uit op een vechtscheiding in mei 1917. Een halfjaar later verscheen de eerste aflevering van De Stijl, waarmee hij ‘den modernen mensch ontvankelijk (wilde) maken voor het nieuwe in de Beeldende Kunst’. Het tijdschrift kreeg niet de internationale uitstraling die hij ambieerde. Dat kwam vooral doordat hij met Mondriaan, Oud en zijn andere kompanen conflicten kreeg. Uiteindelijk vormde hij een eenmansredactie van het blad, dat in 1929 voor het laatst verscheen.

Nelly en Theo van Doesburg in het atelier van Mondriaan, Parijs, 1921. Beeld Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis
Nelly en Theo van Doesburg in het atelier van Mondriaan, Parijs, 1921.Beeld Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis

Ook het huwelijk met Lena Milius liep stuk. Van Doesburg was in 1920 als een blok gevallen voor de 21-jarige pianiste Nelly van Moorsel, zestien jaar jonger dan hij. Zij liet zich anders dan haar voorgangsters door haar geliefde in alle opzichten vormen. Ze liet haar haar knippen in een jongensachtig bobkapsel, rookte sigaretten uit een lang pijpje en droeg opvallende kleding om zo in alles het beeld van de moderne vrouw uit te stralen. Haar hele leven speelde ze de rol van ‘de vrouw van’, ook na de dood van haar ‘Doesjenel’. Met hulp van de Amerikaanse kunstverzamelaar Peggy Guggenheim heeft zij ervoor gezorgd dat Van Doesburg postuum de wereldfaam kreeg die hij zo begeerde.

Hoe belangrijk Nelly ook is geweest, de ontmoeting met Lena was volgens de biografen een keerpunt in zijn artistieke leven. Met haar kantoorbaan zorgde ze voor een regelmatig inkomen. Ook deed ze zijn administratie en die van De Stijl, zodat hij zich kon wijden aan de kunst. Zo ‘onaards loyaal’ was ze dat ze hem zelfs zijn nieuwe liefde gunde. Financieel steunde ze hem tot zijn dood en daarna bleef ze bevriend met Nelly. Dat weerhield Van Doesburg er niet van om de schuld van de scheiding bij Lena te leggen. In een brief aan een vriend schreef hij: ‘Ze had geen moed met mij de wereld in te gaan. Zoo kwam ik vrijwel alleen te staan, totdat ik mej. v. Moorsel leerde kennen.’

Lena in interieur, 1917. Beeld Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Lena in interieur, 1917.Beeld Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Bedelbrieven

Met Nelly trok hij door Europa. Eerst naar Weimar – waar hij tevergeefs probeerde docent te worden van het beroemde Bauhaus, hogeschool voor kunst en vormgeving – later naar Parijs. Als propagandist van de abstracte kunst bouwde hij een enorm netwerk op, maar zijn eigen internationale doorbraak bleef uit. Vaak moest hij bedelbrieven sturen naar Antony Kok en Lena. Pas in 1926 kreeg hij een grote opdracht waarin hij zijn ideeën over moderne schilderkunst en architectuur kon uitvoeren. Kleur was daarbij een belangrijk middel. Samen met Hans Arp en diens vrouw Sophie Taeuber gaf hij het achttiende-eeuwse theater De Aubette in Straatsburg een modernistisch interieur. Verder zou hij nog zijn eigen atelierwoning in Meudon bij Parijs ontwerpen. Hij wilde het huis de aanblik van een Stijl-schilderij geven, maar het resultaat viel tegen door een beperkt budget en fysieke problemen. Hij had amper het half ingerichte huis betrokken of hij moest opgenomen worden in een sanatorium in Davos, waar hij op 7 maart 1931 overleed.

Met deze biografie heeft de persoon achter de kunstenaar Van Doesburg nu een ‘gezicht’ gekregen, zij het met nare trekken. De schrijvers verbloemen hun antipathie niet. Maar de citaten van Van Doesburg spreken zo voor zich dat de lezer heus wel snapt dat hij vre­selijk kon pochen en overdrijven. Het gaat storen dat de auteurs dat toch voortdurend benadrukken, tot aan hun slotzin toe. ‘Aan zijn beste vriend Antony Kok schreef hij: ‘Ik sta helemaal alleen’. Zoals altijd in het geval van Van Doesburg was dat schromelijk overdreven.’

null Beeld

Sjoerd van Faassen en Hans Renders
Ik sta helemaal alleen
Theo van Doesburg 1883-1931
De Bezige Bij; 742 blz. € 59,99

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden