null Beeld
Beeld

BoekrecensieMens-dier

Leven met Vos in Montana

Zoöloog Catherine Raven beschrijft haar vriendschap met Vos: zij kijkt naar hem, hij kijkt naar haar.

Yolanda Entius

Vriendschappen tussen mens en dier spreken tot de verbeelding, zeker als dat wilde dieren zijn. Ik ben opgegroeid met Flipper – Wat een dolfijn, om trots op te zijn! – en Skippy, de boskangoeroe, helden die als het nodig is hun mensenvrienden te hulp schieten; fictie. Fascinerender wordt het als het echt is. Of dat nou de vriendschap is tussen Len Howard en haar koolmezen, beschreven in Vogels als huisgenoten, of het minder lieflijke Grizzly Man van Werner Herzog waarin de ‘vriendschap’ tussen Timothy Treadwell en ‘zijn’ beren werd gedocumenteerd.

Feit of fictie; er hangt vrijwel altijd iets romantisch rondom dat intieme contact tussen mens en dier. Het is die romantiek waar biologen en zoölogen van gruwen. En je hoeft, begrijp ik, geen purist te zijn om je neus op te halen voor een dierenvriend die zich schuldig maakt aan antropomorfisme (het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens). Er rust in wetenschappelijke kringen een heus taboe op de vriendschap tussen mens en dier. En het is dat taboe waardoor Catherine Raven, gepromoveerd bioloog, haar vriendschap met Vos (met hoofdletter dus) lange tijd verborgen hield: ze schaamde zich. Pas als de omstandigheden haar ertoe dwingen en er bovendien geen houwen meer aan is, komt ze uit de kast.

Een en ander legt ze vast in het boek Vos en ik waarin ze beschrijft hoe haar verhouding met Vos ontstond, vanaf de eerste keer dat hij achter het vergeetmenietje bij haar huis bleef zitten om haar te observeren (hij haar ja, en ja: zij ook hem), tot het moment waarop hij haar gestalte leerde herkennen en zelfs haar stem, en zij hem voorlas uit De kleine prins.

En ja dus, Raven maakt zich schuldig aan antropomorfismen. Niet alleen dieren kijken als mensen, ook wolken doen dat: als ze even uiteenwijken dan is dat om de vissers te misleiden door ze uit hun tent te lokken met de belofte van goed weer. En toegegeven: als Vos zich met een reuzensprong over een ijskorst een ‘breedgevleugelde havik’ voelt gaat dat mij ook te ver, maar door het consequent op één niveau stellen van mens en dier creëert ze wel een wereld waarin alles met alles verbonden is, of (in de woorden van de door haar geciteerde natuurbeschermer John Muir): “Als je één ding eruit probeert te pikken, merk je algauw dat het vastgehaakt zit aan al het andere in het universum.”

Catherine Raven Beeld
Catherine RavenBeeld

Kindvijandelijk nest

Raven zet het in als stijlmiddel. We kijken niet alleen vanuit Catherine naar Vos (en de andere aanwezigen op en rond haar erf – ook de bomen en de eksters krijgen eigennamen), maar ook vanuit Vos naar haar: in zijn ogen is zij ‘Orkaanhanden’. Haar blik op hem komt zo op gelijk niveau te staan met zijn blik op haar, en omdat dat in beide gevallen zo evident subjectief is en dus om verbeelding gaat – fictie dus in feite – pik je het, van zowel hem als haar. En voor wie er, zoals Raven, achterkomt dat het er niet om gaat wie je bent maar wat je doet, verdwijnt het onderscheid tussen mens en dier. “Ik hoor liever van iemand dat hij zingt dan dat hij zanger is,” schrijft ze. Het boek grossiert in dit soort uitspraken, waardoor ook ik anders naar mijn eigen diersoort ging kijken.

Maar waar zit Raven, bezijden Vos, zelf aan vastgehaakt? Deze vraag wordt gaandeweg de motor van haar boek. En hoewel ze daar (prettig) weinig woorden aan vuil maakt, moet het toch genoemd: Raven komt uit een ronduit kindvijandelijk nest. “Ik wou geen kinderen,” zegt haar vader als ze twaalf is, en: “als je ooit kinderen krijgt hoef ik het niet te weten en hoe het verder met je gaat zal me ook worst wezen.” Het drukte een enorme stempel op haar emotionele staat en ‘al mijn relaties en alles wat ik sindsdien had ondernomen.’ Het zal niemand verbazen. De positieve keerzijde ervan is dat ze al jong zelfstandig is en het ook in barre omstandigheden weet te rooien. Ze trekt in haar uppie met een tentje door de bergen en gaat zoölogie studeren. Lang pendelt ze tussen de academische wereld en de wildernis. Als boswachter van nationale natuurparken waaronder Yellowstone doet ze veel praktijkervaring op en raakt verstrikt in de discussie over wild versus gekist of getemd, en de vraag wat normaal dan wel natuurlijk gedrag is. Een door (tamme) honden half doodgebeten kalf bijvoorbeeld zou je niet uit zijn lijden mogen verlossen omdat je de natuur haar gang zou moeten laten gaan. Raven doet het stiekem toch: ze voert hem (giftige) taxusbessen. Mijn natuur, zo redeneert ze, is empathie.

Vossenwelpjes

Op een dag koopt ze een stuk grond in een bergachtige gebied in Montana, ver van de bewoonde wereld, en bouwt er het huis (door de ogen van Vos en de eksters:) ‘met het blauwe dak’. Ze plant er boompjes, kruiden, maar het is er droog en de grond is arm; veel wil er niet groeien. Lampenpoetsers wil ze zaaien, voor wat kleur en variatie, en de woelmuizen moeten het zaad voor haar verzamelen. Een woud van onkruid, het zogenoemde woelmuizenbos, moet de muizen beschermen. Maar het loopt allemaal anders en uiteindelijk is daar Vos. Ze raakt zó aan hem gehecht dat het haar moeite kost hem alleen te laten als ze naar de stad moet om les te geven.

Er komen kindjes, vossenwelpjes waarnaar Raven in het maanlicht kijkt: “Gefascineerd focuste ik mijn blik om hun gestoei in het maanlicht te volgen; mijn andere zintuigen werden doffer, alsof ik langzaam onder water zakte. Ik nam een teug lucht, hield mijn adem in en dook de nacht in met vosjes die vrijelijk om me heen zwommen. Twintig, misschien wel veertig minuten heb ik zo gestaan. De schaduwen kwamen al van een andere kant toen ik het veld voor mijn huis in liep. Graskolken wervelden her en der, en uit elke kolk piepte een vossenkopje. Het maanlicht of een brede baan glinsterende rivier belichtte hun spitse kopjes van achteren.”

Vos heeft, zo weet Raven maar al te goed, niet het eeuwige leven. Er moeten keuzes worden gemaakt, vragen worden beantwoord. Door te kijken, met Vos te spelen, te filosoferen en in boeken als Moby Dick zielsverwanten te ontdekken, komt ze tot inzichten en tot het schrijven van subliem proza dat mij zo nu en dan de adem benam.

null Beeld

Catherine Raven
Vos en ik
Vert. Henny Corver. Atlas Contact; 320 blz. € 24,99

Lees ook:
Dara McAnulty is een natuurjongen met een missie

De 14-jarige autistische Dara McAnulty komt in zijn natuurdagboek vanuit de schaduw steeds meer in het licht te staan.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden