null Beeld

BoekrecensieGeschiedenis

Hoe Russische émigrés probeerden te aarden in Parijs (al vond Lenin het er smerig en lawaaiig)

Ze moesten hun plek bevechten, de vele Russen die na de revolutie van 1917 hun land ontvluchtten. Dat lukte de een beter dan de ander, laat Helen Rappaport zien.

Marijke Laurense

Een boek over Zaroebezjnaja Roes, oftewel Rusland buiten de grenzen? Toen de Engelse historica ­Helen Rappaport (1947) in 2021 haar boek naar de drukker stuurde, zal ze niet bevroed hebben dat die uitdrukking een jaar later oorlogszuchtige beelden oproept. Maar een dikke eeuw geleden waren het toch heus Russen die met tienduizenden tegelijk hun land uit vluchtten. Ze kwamen veelal terecht in Parijs, waar ze in het begin van harte welkom waren.

Waarom Frankrijk? Nu, dat lag voor de hand. De Franssprekende Russische aristocratie kwam er sinds het eind van de negentiende eeuw al graag om er legendarisch los te gaan. De grootvorsten smeten in het erotische nachtleven van Parijs met edelstenen ter waarde van slagschepen, en de prinsessen sloegen dagelijks groot in bij beroemde juweliers, couturiers en kunsthandelaren om zichzelf en hun paleizen zo smaakvol mogelijk te behangen.

Salons, bals en diners

Ook betoverden de Russen, zoals de jongste broer van de tsaar en zijn elegante vrouw, de Franse culturele elite met salons, bals en voortreffelijke diners, plus de financiering van het Russische balletensemble van Sergej Diaghilev, waarin Vaslav Nijinsky met ongekend opwindende sprongen het Franse publiek in extase bracht.

Daarnaast verkoos ook menig Russisch kunstenaar met grootse ideeën de armoede als bohemien in Parijs boven de tsaristische repressie en dat betrof voorwaar niet de kleinste namen: Ilja Ehrenburg, Marc Chagall, Osip Zadkine, Anna Achmatova, Igor Strawinsky… Nee, Rusland was zeer en vogue tijdens de belle époque, al vond Lenin (hij zat er van 1912 tot 1914) Parijs maar niks: smerig en lawaaiig en er werd veel te veel gekibbeld.

Voor het eerst op zoek naar werk

De grote intocht kwam evenwel pas na de Russische Revolutie van 1917 op gang, toen iedereen die iets van de bolsjewieken te vrezen had, en dat waren er velen, naar het buitenland probeerde te ontkomen en dan veelal in Frankrijk belandde. Vooral de keizerlijke Romanovs en hun entourage hadden goede redenen om de benen te nemen voor de wraakzuchtige bolsjewieken. Een enkeling had voldoende bezit in West-Europa gestald om daar op oude, grote voet verder te leven, maar de meesten waren al blij dat ze het vege lijf hadden gered en nog wat kostbaarheden mee hadden kunnen grissen, die door het enorme aanbod al snel enorm in waarde kelderden.

Prins Felix hield het maar een paar jaar uit op de opbrengst van twee meegesmokkelde Rembrandts, hoewel dat ook lag aan zijn ­onverminderd vorstelijke levensstijl. Grootvorst en playboy Dmitri daarentegen had niet veel meer dan zijn charmante verschijning en verfijnde manieren in te brengen en ging op jacht naar een rijke echtgenote om de rekeningen van het Ritz te kunnen betalen, al trapte Coco Chanel daar uiteindelijk niet in.

Tijdgeest, het weekendmagazine van Trouw, bespreekt iedere week romans, geschiedenisboeken, kinderliteratuur en nog veel meer. U leest onze boekrecensies hier.

De meeste émigrés moesten dus, soms voor het eerst van hun leven, op zoek naar werk en dat kwam goed uit, want de Wereldoorlog had honderdduizenden Fransen het leven of de gezondheid gekost. Het land zat te springen om werkwillige mensen die voor een schijntje aan de slag konden in de land- en mijnbouw of de fabrieken van Renault.

Ook scharrelden er, tot ontroering en/of leedvermaak van Amerikaanse toeristen, heel wat gewezen generaals en prinsen in vol ornaat hun fooien bij elkaar als taxichauffeur, ober, portier of Kozakkendanser. De Russische dames waren zelfs opvallend ondernemend: grootvorstin Maria Pavlovna had nooit een vak geleerd, maar had als adellijke joffer wel prachtig leren borduren en voor borduursters bleek in de Parijse mode-industrie veel emplooi te zijn.

Lethargische heimwee naar het Heilige Rusland

Men verwachtte, hoopte aanvankelijk dat het gauw gedaan zou zijn met de bolsjewieken, maar dat viel vies tegen. Koetepov, een generaal van de verslagen witte legers, probeerde vanuit Parijs nog ondergronds verzet te organiseren, er werden plannen gesmeed voor coups, er werd gespioneerd en tegengespioneerd, geprovoceerd en geïnfiltreerd, vermomd en met bommen gegooid, ontvoerd en verdwenen, maar de geheime dienst van de Sovjets was steevast het sluwste. Tegen die passages uit Rappaports boek kan geen Ludlum op.

Wat niet hielp was dat de Romanovs in ­Parijs ruzie kregen over wie van hen de wettige nieuwe tsaar was, aangenomen dat Nicolas II inderdaad niet meer leefde, want daar wilde nog lang niet iedereen aan. En toen ook Frankrijk (hoe verraderlijk!) het Sovjetregime in 1924 erkende, verzonk een groot deel van de Russische gemeenschap in een lethargische heimwee naar het Heilige Rusland.

De economische crisis maakt het er evenmin beter op: de taxichauffeur met dat charmante accent en die goede manieren was plots ‘zo’n vuile Rus’ en banendief geworden en het borduurwerk was opeens uit de mode. Toen een politiek doorgetripte Rus in 1932 de Franse president Paul Doumer vermoordde en Stalin in 1939 een pact met de Franse aartsvijand Duitsland sloot, kon je als Rus maar beter je heil in Amerika zoeken. Of, zoals ook voorkwam, teruggaan naar Rusland om tenminste thuis te sterven, soms veel eerder dan je had gehoopt.

Een universeel en pijnlijk eeuwig verhaal

Rappaport schetst een veelzijdig beeld van hoe een aantal generaties Russische émigrés – klinkt toch meteen een stuk chiquer dan vluchteling of asielzoeker – met wisselend succes probeerde te aarden in Frankrijk: adel, pogromvervolgden, kunstenaars, politieke activisten van alle denkbare matigheid en ­extremiteit. Helemaal compleet is dat beeld ook tot haar spijt niet: de lotgevallen van de armste, minder geletterde vluchtelingen zijn helaas mager gedocumenteerd; die schreven geen brieven, gedichten en verhalen over hoe ze de totale chaos van de eerste helft van de vorige eeuw in de diaspora doorkwamen.

De Romanovs na de val gaat vooral over vergane glorie en een gelukkig voorbij verleden. Maar er schemert ook een universeel en pijnlijk eeuwig verhaal in door over hoe het is om te moeten vluchten, een plekje te moeten bevechten op een overbeladen schip, niets meer te hebben dan je lijfgoed en je lichaam, dat te moeten belenen om aan een hap eten te komen. Over overlevingsdrift, wilskracht en elkaar erdoorheen slepen, over alcohol, wegkwijnen, depressie en zelfmoord, wat heus niet altijd op de vermeende ‘natuurlijke melancholie’ van de Russen terug te voeren is.

En dat is leerzaam, veel leerzamer dan je zou willen.

null Beeld

Helen Rappaport
De Romanovs na de val. Ballingschap in het Parijs van de Belle Époque ten tijde van revolutie en oorlog.
Vert. Paul Janse en Rob de Ridder
Spectrum; 368 blz. € 29,99

Lees ook:

Geen wonder dat de Russen rust willen

Deze week is het honderd jaar geleden dat de Russen de straat op gingen en de tsaar tot aftreden dwongen. De Britse historica Helen Rappaport schreef een boek aan de hand van ooggetuigenverslagen over de revolutie van 1917, die de basis legde voor de Sovjet-Unie.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden